LEYDSCHE
COURANT.
V/A
1850.
MAANDAG, 22 .1! LIJ.
N\ 89.^
BINSE1NLAJNDSCHE BERitiTEJN.
De Courant wordt Maandag, Woensdag cn
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
uit Zaturdag Avond.
X
De Prijs der Courant is f 13 in het jaar;
de afzonderlijke nornmers werden tegen 10
Centen afgegeven.
LEYDEN 20 Juljj.
Het Examen van de Leerlingen van het Stedelijk Gymnasium lireft plaats
gehad op den 13, 15, 16 en 17 dezer, ten overstaan van IIII. Curatoren,
die zich zoowel door eigen onderzoek als door de ondervraging van de Onder
wijzers in de verschillende vakken overtuigd hebben van den voortdurenden
goeden gang van het Onderwijs aan deze meer en meer in bloei toenemende
Inrigting. Na den afloop zijn de meeste Leerlingen lot hoogerc Klassen be
vorderd; terwijl ook nog aan sommigen van dezelve, die gedurende den gan-
schen Cursus het meest in vlijt en oppassendheid hadden uitgemunt, Prijzen
zijn toegekend, die bij gelegenheid der openbare Promotie, te houden op
Maandag den 2lleo September, zullen worden uitgereikt..
De lijst der hoogstaangeslagenen in de Provincie Zuid-Holland welke
tot leden der Eerste Kamer van de Slalen-Gcneraal kunnen benoemd worden,
bevat 187 namen. De hoogste aanslag is ƒ14,426 (Z. K. II. Prins Frederik
der Nederlanden), de naast daarbij komenden ƒ4,260 (de Heer L F. de Bruyn
te Rotterdam) en ƒ4,160 (C. L. Baron van Wykersloot van Schalkwijk te
Oegstgeest); de laagstaangeslagene 791.
Die in Noordbrabant bevat 132 namen. De hoogste aanslag is 1,964
(de II. P. Dries) en de laagste ƒ290.
Die in Ncordholland hevat 153 namen. De hoogste aanslag is ƒ4,215 (de
lieer W. P. Barnaart van Bergen) cn de laagste ƒ858.
Die in Zeeland bevat 53 namen. De hoogste aanslag is ƒ1543 (de Heer
A. Vader) en de laagste 483.
Die in Utrecht bevat 50 nainen. De hoogste aanslag is ƒ2,564 (de Heer
IV. 11. de Ileus) en de laagste ƒ654.
Die in Friesland bevat 81 namen. De hoogste aanslag is ƒ6,070 (Jonkli.
G. R. G. van Swinderen) en de laagste 642.
Die in Overijssel bevat 71 namen. De hoogste aanslag is ƒ9,236 (Mr.
J. D. C. Baron van Heeckeren van Wassenaer) en de laagste ƒ396.
Die in Groningen 62 namen. De hoogste aanslag is ƒ1,569 (de Heer
J. F. Yiëtor) cn de laagste 494.
Die in Drenthe bevat 28 namen. De hoogste aanslag is ƒ1,126 (Jonkh.
A. W. van Holthe) en de laagste ƒ220.
Van Gelderland en Limburg zijn nog geene opgaven bekend gemaakt.
's GRAVENHAGE, 20 Julij.
Het verslag der Commissie van Rapporteurs der Vcreenigde Kamers, be
treffende de wet, bij welke de Voogdij wordt geregeld van 's Kouings Troonop
volger, blijkt dal een groot aantal leden met nadruk zijn teruggekomen op het
vroeger geuit gevoelen, dat, door de voorgestelde regeling der Voogdij, aan
de Koningin niet zoodanig standpunt is aangewezen als waarop Zij uit
hoofde van hare verhevene waardigheid, en vooral als moeder, aanspraak
kan maken. Zij bleven volhouden, dat de bepaling van het gerneene regt,
volgens welke de voogdij der mindeijarige kinderen van regtswege aan de
langstlevende der ouders behoort, niet in die male als hier het geval is, alleen
voor de hoogst geplaatste vrouw in den lande krachteloos kan worden ge
maakt. Verder gewaagde men van de moeijelijkheid dat de Regent tevens
Lid van den Raad van Voogdij was. De Koningin-Moeder zou dan in dien
Raad niet meer de eerste plaats, kunnen beklecden.
Voorts is weder het bezwaar behandeld, dat het aantal personen, aan wie
ihans het Lidmaatschap van dien Raad zou worden opgedragen, te groot is.
De Regering rekent op uitsterving. Maar juist tegen dit beginsel meent men
zich ten krachtigste te moeten verklaren.
Zoo als de wet thans ligt, zouden juist die voogden, van wier doorzigt,
bekwaamheid en vaderlandsliefde de beste diensten te verwachten zijn, aan
den Raad kunnen ontvallen, zonder dat er anderen in hunne plaats wierden
gesteld. lVat nog erger ware, de Raad zou zoodanige verliezen kunnen lijden
dat zijne zamenslelling in 't geheel niet meer aan het voorschrift der Grond
wet beantwoordde. Het geval is bijv. denkbaar, dat de leden van hel Ko
ninklijk Huis daaraan ontvielen, terwijl de aanzienlijke Nederlanders nog allen
in leven waren. Geheid de bepaling omtrent het uitsterven der voogden leidt
dus tot ongerijmde gevolgen.
Vele leden volharden bij hunne mecning, dat er leemten en gebreken in
bel opstel der wet worden gevonden. De gevoelens waren echter in dit opzigt
verdeeld. Een deel dezer leden beweerde, dat bij de Grondwet alleen de po
litieke of slaats-regtelijke voogdij kon zijn bedoeld. De overigen begrepen
daarentegen, dat de voogdij in haren geheelen omvang bij de wet behoorde
te worden geregeld.
ST1TEÏ-CENERAAL.
VEREENIGDE ZITTING DER BEIDE KAMERS.
Zitting van Vrijdag 19 Julij.
In deze zitting, waarvan het voorzitteischap werd waargenomen door den
Graaf van Limburg Stirum, is ontvangen eene missive van den Heer Groeninx
van Zoelen houdende kennisgeving, dat bij ten gevolge van ongesteld beid
verhinderd wordt de vergadering bij te wonen.
Is ontvangen eene missive van den Minister van Justitie, waarbij naar aan
leiding van liet algemeen verslag over liet ontwerp van wet tot regeling der
voogdijschap, aan de vergadering nog eenige nadere wijzigingen in dat ont
werp worden voorgedragen. Die wijzigingen zijn de volgende: 1°. in de over
wegingen zijn de woorden Onzen Troonopvolger veranderd in Onzen be
minden zoon en vermoedelijken Troonopvolger Z. k. II. Willem, Nico-
laasAlexander, FrederikKareiHendrik, Prins van Oranje.
2". Art. 15 nopens de jaatlijksche veranlivoording van de inkomsten
der Kroondomeinen wordt uit bel ontwerp gelaten; en
3°. Art. 17 nu 16, wordt veranderd als volgt: Alle regtsvordering be
trekkelijk de verrigtingen dezer voogdij verjaart met 10 jarente re
kenen van den dag der meerderjarigheid of van het overlijden des min
derjarigen Konings vóór de bereiking der meerderjariglieid.
De Voorzitter geeft in overweging, of ten gevolge van deze wijzigingen, ook
eenig lid eene nadere overweging van liet ontwerp in de afdeclingen verlangt,
dan wel of men de beraadslagingen onmiddelijk wil bonden.
Daar niemand een nailer onderzoek verlangtworden de beraadslagiugen
over het ontwerp van wet tot regeling van het voogdijschap geopend.
Geen der leden vraagt liet woord.
De Minister van Justitie moet bekennen, dat bij dergelijk stilzwijgen niet
had verwacht. Hij bad zieli voorbereid oin op de bedenkingen te antwoor
den. Thans wordt hem daartoe geene gelegenheid gegeven. Wat slaat hem te
doen? In de memorie lot toelichting heeft hij de leidende regelen, bij
het zamenstellcn van dit ontwerp blootgelegd en bij de aanbieding die rege
len in eene uitvoerige rede uiteengezet en in eene breede memorie van beant
woording de hoofdbeginselen van bet wetsontwerp andermaal ontwikkeld. Hij
gelooft echter, dat zijn pligt medebrengt, om nog eenige hoofdbedenkingen
op te nemen, die blijkens bet algemeen veislag bij velen nog overgebleven zijn.
Hij doet dit met weinig bemoediging, omdat bom liet stilzwijgen, dat men
in acht neemt, doodend toeschijnt. Maar bij durft met vertrouwen het woord
voeren, omdat hij, ook na op nieuw in stilte het onderwerp aandachtig te
hebben overwogen, steeds de overtuiging is blijven koesteren, dat liet stelsel
der Regering dat der waarheid is en dat liet dan ook daaraan zal zijn toe to
schrijven, dat er bij het ontwerpen van deze voordiagt tusschen al die ge;ce-
pen waren, daarover een oordeel te vellen, wat de hoofdbeginselen betreft,
de meest mogelijke eenstemmigheid lieelY gchccrscht. Er waien blijkens het
algemeen verslag voornamelijk iliie punten, die nog tot vele beschouw ingen
aanleiding gaven.
In de eerste plaats heeft men aangemerkt, dat de Regering bij de vaststel
ling van dit ontwerp van een verkeerd standpunt was uitgegaan en dat zij de
artt. 36 en 37 der Grondwet verkeerd bad opgevat; dat de Grondwet alleen
eene politische voogdij zou bedoeld hebben en voor liet overige de bepalingen
van het Burgerlijk regt behoorden te gelden volgens welke de voogdij der
minderjarige kinderen van regtswege aan de langstlevende der ouders behoort
enz. Daarna bestrijdt de Minister het bezwaar, dat de regten der moeder mis
kend zouden zijn, en beweert dat het de uitvoering cencr stellige bepaling
der Grondwet geldt.
Verder verdedigt de Minister het groot getal voogden en zegt ten slotte,
dat hij met de meeste oiivooringenomenhciil de drie hoofdbezwaren heeft na
gegaan. Gevoel van pligt heelt hem daartoe geleid; de behandeling van dit
wetsontwerp was vo ir hein eene hoogst moeijelijke taak. Vele personen en
tecdero belangen zijn iri de zaak betrokken. Het is uiterst inoeijelijk alles te
wikken en te wegen, aller belangen en wensclien te vercenigen door geen
woord te hinderen of te kwetsen. Welke ook de uitslag »ij dezer bcraadsla-