gingen le doen houden. Hij zou dit te meer verlangd hebben, omdat liet toch de wensch van de Regering niet kan zijn, dal dit ontwerp zal worden afgehandeld met een klein getal aanwezige leden. Hij vreest echter, dat dit nu het geval zal wezen. De lieer Backer gelooft, dat er mogelijkheid zou bestaan om aan de beide gevoelens te gemoct te komen. De beraadslagingen konden vastgesteld worden op morgen. Mogt het den Minister, na de lezing van het verslag, blijken, dat eene nadere overweging van het onlweip noodzakelijk was, dan konden de beraadslagingen tot Vrijdag worden uitgesteld. De Minister is zeer geneigd aan den wensch der Vergadering te voldoen, maar zon hel toch minder eigenaardig vinden, om morgen de beraadslagingen weder uit te stellen. Indien hij dit morgen mogt verlangen, dan hoopt hij, dat men het hem niet euvel zal duiden; want werkelijk, de tijd om over mogelijke wijzigingen te oordeelen, is te kort. De Heer Gevers van Endegccst herinnert, dat onlangs voor het eerst een reglement van orde voor de vcreenigdc vergadering is vastgesteld. Bij art. 44 van dat reglement wordt bepaald, dat de verslagen ten minste 24 uren vóór den aanvang der beraadslaging aan de leden worde rondgezonden. Er bestaat inderdaad geen grond, om dadelijk van het reglement van orde af te wijken. Bij stemming wordt met 51 tegen 17 stemmen besloten, de beraadslagin gen te bepalen op Vrijdag morgen, ten elf ure. Tegen, de IleerenTaets van Amerongenvan Hall, Hengst, Backer, 't Hooft, van Heemstra, Dommer, I.uyben, Hugenholtz, Winlgens, Smit Dirks, Fokker, Lolsy, Leelercq, van Dam en YVesterhoff. Waarna de Vergadering lot Vrijdag- wordt geseheiden. Tiveede Mattier der Staten-GA ener aal. Zitting van Woensdag 17 Jul ij. In deze zitting heeft de Commissie, in welker handen gesteld zijn de Sta ten der verkochte domeinen, bij monde van den Heer van Doorn, verslag ge daan. Wordt besloten die Staten ter griffie neder te leggen en het rapport te doen drukken en ronddeelen. Ka eenige woordenwisseling wordt, op voorstel van den Heer van Ryckevorsel, besloten het rapport te verzenden aan den Minister van Finantiënop grond dat in dat rapport eenige aanmerkin gen en eenige vragen gedaan worden, die wclligt door den Minister zullen kunnen worden opgelost. De Commissie tot de verzoekschriften heeft, bij monde van de Heeren Leelercq en van Hasselt verslag gedaan op eenige in hare handen gestelde stukken als: 1°. F. W. R. Horstman, Med. Dr.ingezeten en grondeigenaar te Suriname, thans te Amsterdam, die op de aholitie der Surinaamsclie ne gerslaven aandringt en beschouwingen daaromtrent voordraagt. Orde van den dag. 2°. Do Quay, te Velp, die over het volksonderwijs en andere onderwerpen uitweidt. Orde van den dag. 3". H. Litlooy Hznste Lage Zwaluwe (Noordbrabant), die aanmerkin gen voordraagt omtrent de accijnswetten op de zeep en het gedistilleerd, Ter griffie. 4°. P. Clébon suikerfabrikant te Amsterdamdie klagten voordraagt we gens niet bekomen antwoord op rekesten aan den Koning. Orde van den dag. Aan de orde van den dag zijn de beraadslagingen over het ontwerp van wet wegens de waterschappenenz. Is ontvangen eene missive van den Minister van Binnenl. Zaken, van 16 dezer, houdende, dat, naar het schijnt, zijn brief van eergisteren niet juist is begrepenen dat hij gewenscht had dat de dag der beraadslagingen niet ware bepaald, maar verschoven. Hij verzoekt dit alsnog. De President antwoordt, dat, aangezien de Minister noch eergisteren, noch gisteren, in de vergadering kon verschijnen, gelijk in de ministeriele missive te kennen gegeven werd, en daar het 't helang der vergadering medebragt zoo vee] mogelijk alles af te doen, vóór dat zij uiteenging, hij voorgesteld en de Kamer besloten had den dag der beraadslagingen op heden te bepalen. De Minister van Binnenl. Zaken geeft thans de redenen op, die hem op het verzoek, tot het uitstellen van de behandeling van dit wetsontwerp, hebben geleid. Bij de veelvuldige werkzaamheden van dringenden aard, die hij te verrigtcn heeft, kwam het hem voor, dat de behandeling van dit wetsont werp niet tot de dringendste zaken behoorde. Hij meent te rneer, hier een uitstel te moeten vragen, omdat het ontwerp tot zeer uilcenloopende beschou wingen heeft aanleiding gegeven, waarvan de behandeling eenigen tijd zal vorderen. Op die gronden meent hij andermaal te moeten voorstellen den dag der beraadslagingen vooreerst, zonder bepaling van den dag, te willen verschuiven. De vergadering heeft zich met dit voorstel vereenigd, zoodat de beraad slagingen voor onbepaalden tijd worden uitgesteld. De Heer Dommer van Poldersveldt vraagt het woord en herinnert dat er in deze zitting nog eene zaak onafgedaan is gebleven, welke hem na ter harte gaat. Hij bedoelt de zaak der tienden. Toen onlangs bij de behandeling van een adres deze zaak in de Kamer weder ter sprake is gebragtwas hij door ongesteldheid verhinderd daar tegenwoordig te zijnanders had hij toen verlof willen verzoeken om aan den Minister van Binnenl. Zaken eenige vra gen te rigten ten einde ingelicht te worden nopens het tegenwoordig stand punt dezer aangelegenheid; hij maakt nu van de tegenwoordigheid des Minis ters gebruik oin Z. Exc. te vragenof hij er niets tegen heeft dat deze vra gen op dit oogenblik reeds door spreker zullen worden gedaan, in welk geval hij reeds dadelijk bet verlof er toe vraagt. De Heer Duymaer van Twist meentdat vooraf noodig is (e welen of de Minister dadelijk gereed zal zijn tc antwoorden. De Minister verklaarde niets te hebben tegen het dadelijk doen der vra gen, en ook niet tegen de beantwoording, voor zoo veel mogelijk, waartoe het verlof wordt verleend. Dn Heer Dommer van Poldersveldt vraagt alsnu of de tegenwoordige Re gering van hetzelfde gevoelen is als de vorige, dat de zaak der tienden niet door eene wet, van wege de Regering voorgesteld, maar wel door eene voor- dragt uit den boezem der Kamer moet worden geregeld, en of, naar gelang van die opinie, de Minister óf de zaak der tienden hij zijn departement wil aanhangig maken, dan wel of hij oordeelt dat de in het vorige zittingjaar benoemde commissie uit de Kamer, waarvan de Minister lid is, voorlwerke, zoodat die commissie dan diende voltallig gemaakt te worden. De Minister van Binnenlaridsche zegt dat hij welligt voldoen kan aan het hem gevraagde door den grachten spreker. Ten aanzien van eene wettelijke regeling van de afkoopbaarheid der tiendenis de Minister nog steeds van het- zelide gevoelen als toen hij lid der iri de vorige zitting benoemde commissie was. Hij heeft toen gezegd dat deze wettelijke regeling met waarschijnlijk rneer uitzigt op goed gevolg kan worden beproefd en uitgewerkt door de Regering dan door deze Kamer. Hij miskent evenwel hel hoog belang dezer zaak niet, en hij zou gaarne wenschen mede te werkeu tot de regeling dier aangelegenheid. Hij moet evenwel opmerken, dat de vergadering zich deze zaak heeft aangetrokken; dat er vroeger eene commissie is benoemd en dat sedert een paar verzoekschriften aan hem Minister van wege de Kamer zijn verzonden. Maar, daaruit alleen kon nog niet juist worden afgeleid, wat de Kamer eigenlijk verlangde. Wilde zij daarmede te kennen geven dat zij verlangde af te slappen van hel vroeger genomen besluit en de taak der opstelling van de wet op de Regering over dragen Zoo dat de bedoeling is geweest of mogt worden, dan verklaart de Minister dat hij gaarne die taak op zich zal nemen, maar onder deze noodza kelijke voorwaarde, dat men niet verwachte dat, bij de veelvuldige werk zaamheden, die laak zeer spoedig zal kunnen afgewerkt zijn. YY'elligt zou dit spoediger door eene speciale commisie uit de Kamers kunne geschieden, dan door de Regering, maar, mogt de Kamer thans van meening zijn dat het beter is dat de Regering dat werk onderneemt, en zij dus afziet van de taak van verleden jaar, de Minister is dan bereid alles te doen wat hij maar kan of zoo goed en zoo spoedig slechts doenlijk, gevolg te geven aan het verlan gen der Kamer, indien dit geopenbaard worde. De Heer Dommer van Poldersvelt herneemt, dat het van het grootste be lang is, dat het initiatief in deze gewiglige zaak niet van de Kamer maar van de Regering uitga, en daarom stelt hij dus nu vcor tot ontbinding der in de vorige zitting benoemde commissie. Na eenige beraadslaging wordt het voorste] van den Heer Dommer van Pol dersveldt aangenomen met algemecne stemmen. Er waren 51 leden tegen woordig. Mitsdien wordt de commissie, in de vorige zitting benoemd, nopens het onderwerp der Tienden, verklaard tc zijn ontbonden. (Er zijn bij de Kamer nu slechts twee ontwerpen aanhangig gebleven, dat is: 1°. dat van de waterschappen, cn 2°, dal nopens de provinciale belastin gen in Groningen.) Eerste Mattier der Staêeu-fieiteriiaS. Zitting van Woensdag 17 Julij. In deze zitting zijn ingekomen twee missives van den Staatsraad-Directeur van het Kabinet des Konings, daarbij kennis gevende van Z.r. Ms. bekrachti ging van door de Staten-Gencraal aangenomen wetsontwerpen. Voorts zijn nog ingekomen 5 ontwerpen van wet bij de Tweede Kamer aangenomen. Voorts is besloten, dat op aanst. Maandag ten 11 ure, zal plaats hebben de vroeger aangekondigde interpellatie door den Heer Lightenvelt aan den Mi nister van Binnenl. Zaken. Daarna is de zitting opgeheven. ROTTERDAM, 17 Julij. Den 4Jca April had een vader alhier des morgens een zakpistool met een kogel geladen. Hij neemt het 's middags in zijne hand en gaal er zoo ori- voorzigtig mede om, dat het afgaat en zijn' zoon in den buik treft, zoodat deze na een lijden van 20 dagen, bezweek. De vader is in de afgeluopen week ter zake van dezen onwilligen manslag tot 3 maanden gevangenis cn 25 boete verwezen. AMSTERDAM, 17 Julij. Uit de door het Stedelijk Bestuur alhier uitgegeven lijst der Kiezers in onze hoofdstad, ter benoeming van afgevaardigden voor de Tweede Kamer, blijkt, dat het getal dier kiezers bedraagt 3,450. De eergisteren avond plaats gehad hebbende algemeene vergadering van het Zoölogisch Genootschap Natura Artis Magistra werd door den Heer J. W. H. Werlemann, als Voorzitter, geopend met eene aanspraak waarin hij meldde dat de stormen, die deze schoone inrigling bedreigden, op de krachtdadige bescherming der leden cn op den onbezweken ijver van het be- Stunr gebroken zijn en een nieuw tijdperk van bloei en uitbreiding voor haar geopend werd. De rekening en verantwoording van het afgeloopen boekjaar leveren de bewijzen, dat de aanzienlijke en uit ontelbare hoofden voortvloei- jende uitgaven binnen de grenzen, door de begrooting voorgeschrevenzijn bepaald en alzoo met een batig saldo afgesloten. Het mogt aan beslnurderen gelukken de noodige terreinen aan te koopen en den afstand der wegen, welke de verbinding van deze in den weg lagen, te verkrijgen; de kapitalen tot deze aankoopen werden door bestuurderen geleverd en eene geregelde afbeta-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1850 | | pagina 2