»ln de bestaande koloniale tarieven der reglen van in-, uit- en doorvoer wordt geene verandering gebragt dan bij de wet. «Alleen in dringende omstandigheden, is de Gouverneur-Generaal bevoegd die tarieven tijdelijk te wijzigen. »Van zoodanige wijziging wordt aan de beide Kamers der Staten-Generaal onverwijld kennis gegeven." De Heer Bachiene heelt dit amendement niet volstrekt noodig, doch ook niet verwerpelijk geacht. De Heer Backer heeft het bestreden, zoowel omdat het onbepaald is en aan leiding tot uiteenloopende uitleggingen kan geven; doch vooral, omdat men vooruit loopt de vaststelling der regelen, die nopens de aangelegenheid der ta rieven zal moeten plaats hehhen bij bet daarstellen van bet regerings-reglc- ment voor Indië. De Ileer van Dam van Issclt is het, wat de hoofdzaak betreft, met de voorstellers eens, doch vond geen noodzakelijkheid lot vaststelling van de beide laatste zinsneden van bel artikel, omdat die tot verkeerde uitlegging zouden kunnen leiden. Hij stelt alzoo voor de eerste zinsnede te behouden, doch de twee laatste te doen vervallen. De Heer van Hoëvell heeft dat gevoelen van den Heer van Dam bestreden. De Heer Poortman heeft voorgesteld het artikel aldus te doen luiden: De bestaande koloniale tarieven blijven voorloopig in stand, behoudens al leen de bevoegdheid van den Gouverneur-Generaal, om dezelve in dringende omstandigheden tijdelijk te wijzigen." De Heer Verwey Mejan heeft, haar aanleiding van de geschiedenis van art. 59 der Grondwetzijne stem doen afhangen van de vraag, of de regering zich met het amendement vereenigde. De voorstellers hebben de noodzakelijkheid der bepaling, in verband tot bet verhandelde in de zitting van Vrijdag jl., meermalen uiteengezet. Zij merk ten op, dat de regering in hare antwoorden zich bereid verklaard heeft geene veranderingen in de koloniale tarieven te brengen, zonder medewerking der wetgeving. Hun amendement is geheel overeenkomstig die toezegging. De Ministers van Finantiën en Koloniën hebben het amendement nadrukke lijk bestreden en gezegd, dat de regering de belofte gedaan had, dat in die tarieven geene verandering zou worden gebragt dan bij de wet en dat dus het zich niet te vrede stellen met die belofte, cene soort van wantrouwen te kennen gaf. Van den kant der Voorstellers is daarop geantwoord, dat bet bier geen quaestie van wantrouwen gold, maar dat personen voorhij gaan en instellin gen blijven en dat, daar de regering bel in deze zaak toch met de Kamer eens is, er waarlijk geene reden kan bestaan, om niet in eene wet te laten opnemen, wat men in de gewisselde stukken en in de beraadslaging toege zegd beeft. De Minister van Koloniën heeft te minder noodzakelijkheid gevonden tot opname dier bepaling in deze wet, omdat het tijdstip tot vaststelling van het regerings-reglementniet zoo verre meer verwijderd is. I. Het amendement van den Heer Poortman heeft geene genoegzame onder steuning gevonden en is alzoo komen te vervallen. II. Dat van den lieer van Dam van Isselt is verworpen met G2 tegen 2 stemmen. (De Heeren van Dam en van Doorn). III. Dat der vijf Heeren is onveranderd, zoo als het hierboven is medege deeld aangenomen met 38 tegen 2G stemmen. Tegen de Heeren Mejan, Backer, de MonchyWintgcns, van Byckevorsel, Heemskerk, van Voorst, Fokker, van Hall, Walcheren, Donker Curtius, van Hasselt, van Naamcn Villers de Pité, Anemact, de Lom de Berg, van Bandwyck Engelen, van Heiden Reinestein Wichers, Borret, SchoonevcldLeclercq, Costerus, Lotsy en van Goltstein. Het tweede artikel, door de vijf Heeren voorgesteld, is alsnu in beraadsla ging gebragt en aangenomen met 49 tegen 15 stemmen. Tegen de Heeren Mejan, Heemskerk, van Voorst, Fokker, van Hall, Donker Curtius, van Hasselt, van NaamenVillers de Pile, Anemaet, van Dam, van Bandwyck, Groen van Prinsterer, van Heiden Reinestein en Wichers. De Minister van Koloniën heeft verklaard dat na de aanneming van het eerste artikel de Regering geen overwegend bezwaar tegen het tweede had. Dit nieuw aangenomen tweede artikel luidt als volgt: »De vlaggen van zoodanige Staten, die voldoen aan de voorwaarden in art. 1 dezer wel gesteld worden door Ons in de koloniën en bezittingen van het Rijk in andere werelddcelen met de Nederlandsche vlag gelijk gesteld. Deze gelijkstelling strekt zich niet uit tot de kustvaart in Nederlandsch Oost-Indië. «Alleen de Nederlandsche schepen, de schepen in Nederlandsch Oost-Indië te huis behoorende en de inlandsche vaartuigen, aan deze schepen gelijk ge steld zijn gcregtigd tot de kustvaart in Nederlandsch Oost-Indië, zoo als die, volgens de bestaande verordeningen, mag worden uitgeoefend." Art. 5 (nu art. 7) wordt zonder beraadslaging en zonder stemming aan genomen. Op art. G (nu art. 8) is door den Heer van Byckevorsel als amendement voorgesteld, om achter het slot van dit artikel te laten volgen: De genomen maatregelen van wedervergelding worden aan de Staten-Ge- ncrnal medegedeeld onmiddelijkzoo zij vergaderd zijnof wel dadelijk na de opening hunner eerstvolgende zitting." De Alinistcr van Finantiën heeft zich met dat amendement vcreenigd en in antwoord op de door den lieer van Byckevorsel gedane vragen, te kennen gpgevcn1°. dat hij zoo veel mogelijk zorg zal dragen, dat er in het buiten land aan deze wetten de vereischte publiciteit zal worden gegeven; 2°. dat bij ook trachten zalnan bet verlangen tot eene behoorlijke uitgave van een zamengevat Tarief van het jaar 1845, met de daarin nu gebraglc wijzigin gen, Ie voldoen; en 3". dat hij waken zal voor een behoorlijk toezigl op den invoer van thee, ter voorkoming van den sluikhandel. Daarna is art. 8 met de wijziging van den Heer van Byckevorsel zonder stemming aangenomen. Art. 7 (nu 9) werd zonder discussie goedgekeurd. Toen hebben de vijf Heeren, hiervoren vermeld, voorgesteld, om in de overwegingen van het ontwerp deze bijvoeging op te neinenEn eindelijk, dat er in verband met dit een en ander behoefte bestaat aan eenige wettelijke bepalingen betreffende den handel cn dc scheepvaart in de koloniën en de be zittingen van het Rijk in andere werelddeelen. Dat voorstel, waarmede de Minister zich vereenigt, wordt aangenomen. Daarna is het ontwerp in zijn geheel in omvrage gebragt en aangenomen met 50 legen 14 stemmen. Tegen de Heeren van Hall, van Hasselt, van Dam van Isselt, Zylker, van Bandwyck, van Doorn, Groen van Prinsterer, van Heiden Reinestein, Hengst, Luybcn Verwey Mejan, Bots, van Nispen en Westerhoff. Wordt besloten morgen te beraadslagen over hel ontwerp lot uitvoering van art. 7 der Grondweten Woensdag en volgende dagen achtervolgens te be handelen 1». de voordragt wegens de enquête2°. die nopens de kosten van het Regentschap; 3". betrekkelijk de waterschappen, en 4°. de interpellatie van den Heer van Hoëvell, wegens het Oost-Indisch muntstelsel. Daarna is de zitting opgeheven. 9 Julij. Heden morgen hebben de afdeelingen van de Tweede Kamer zich bezig ge houden met bet onderzoek van het ontwerp van wet nopens de provinciale belastingen in Groningen. Gisteren avond beeft in het Venduhuis der Notarissen de Publieke Vei ling plaats gehad van verscheidene percelen van wijlen Z. M. Willem II, alle gelegen op den Loosduinschen weg, te zamen voor ƒ1 19,250cn van het lluis in het Westeinde voor ƒ16,700; hel Huis in het Noordeinde voor 8,800 en hel Paviljoen of Klein Zorgvliet op den Scheveningschen weg voor 1,375. Zitting van Dingsdag 9 Julij. In deze zitting heeft er cene langdurige discussie plaats gehad, naar aan leiding van een adres van afgescheidenen, houdende klagten over weigering, om hen te erkennen als Christelijke afgescheidene gemeente. Een aantal sprekers hebben het woord gevoerd over de conclusie van de Commissie, die strekte om het request Ie verzenden naar den Minister voor de Hervormde Eeredienst, met te konnengeving van den wenscli, dal. voldaan zal worden aan het verzoek der adressanten om vrijstelling van het bepaalde bij litt. c en d van het bekende besluit van 9 .lanuarij 1841. De gevoelens der sprekers waren daaromtrent zeer verdeeld; niemand kon, betgeen met de afgescheidenen gebeurd was, goedkeuren, maar er bestond verschil alléén daarover of een besluit, dat wettige kracht heeft, niet ge handhaafd moet wordan tot dat het is ingetrokken. De meeste der sprekers moenderi ja; anderen waren van oordeel, dat een besluit of verordening strijdig met de Grondwet, in zich zelve nietig en van onwaarde was. Het woord hebben gevoerd de Heeren: Engelen, van Steenstravan Voorst, Wintgcns, van Eek de Fremery, Groen van Prinsterer, van Dam van Isselt cn van Hoëvell. De Minister van Justitie beeft verklaard, dat de Regering stellig voornemens is dat besluit van 1841 af te schaffen, zoo mede art. 291 van de Code Pénal hij de eerstdaags aan te bieden wet op bet rrgt van Verceniging. De Minister van Binncnlandsche Zaken heeft die verklaring bevestigd, cn er nog bijgevoegd, dat hij, moest hij zoodanig besluit uitvoeren, vóór dat die wet er was, de Koning de intrekking zou vragen van de bepalingen sub litt. c en d in dat besluit opgenomen. Er zijn nog verschillende voorstellen gedaan tot wijziging der conclusie van de Commissie. Ten slotte is besloten 1°. nederlegging ter griffie met 51 tegen 5 stemmen; 2°. verzending naar den Minister met uitdrukking van den wensch boven reeds aangeduid, verworpen met 44 tegen 12 stemmen; 3". hloote verzending naar den Minister aangenomen met 30 tegen 2G stem men. Vervolgens zijn dc algeincene discussion geopend over de wet tot nitvoering van art. 7 der Grondwet. ROTTERDAM, 8 Julij. In de branderij van den Heer de R. alhier, begaf zich beden een arbeider in het grondvat om het schoon te maken; hij werd echter door de dampen die er uit opstegen, bedwelmd en liep gevaar van te zullen stikken; twee kameraden die hem hulp wilden bieden werden bijna het slagtoffer hunner hulpvaardigheid en w erden zei ven met moeite gered. Toen eindelijk de arbei der uit bot vat getogen was, gaf hij geene teekenen van leven meer, terwijl alle aangewende pogingen om hem in liet leven terug te roepen vruchteloos bleven. De ongelukkige was gestikt, bij laat cene vrouw met acht kinderen achter. AMSTERDAM, 8 Julij. De Beijersche Regering heeft de volle schadevergoeding toegestaan, voor liet verlies dat Nederl. kooplieden geleden hebben bij het vernielen van goederen in bet entrepot te Ludwigshalen den 15deD Junij des vorigen jaarsdoor de opstandelingen aangcrigt. Men beeft dit vooral te danken aan de tussclien- komst van den Nederl. Minister te Munchen Jhr. Gevers. Heden zijn weder voor bijna 2 mill, guldens aan 10-gulden stukken, door dc Nederl. Bank a 13) pCt. agio verkocht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1850 | | pagina 2