Het doelmatig ingcrigt locaal is in goeden staat, doch vordert meer en
aacer uitbreiding voor eene behoorlijke plaatsing van boeken, welke echter,
ttit hoofde der aanzienlijke daartoe vereischte kosten, tot dusver niet kon
worden bewerkstelligd.
Het Academisch Gasthuis is wederom voor de studie der genees-, heel- en
verloskunde ten dienste geweest. In het afgeloopen Academiejaar zijn daarin
181 mannelijke en vrouwelijke lijders aan inwendige ziekten en heelkundige
gebreken- behandeld, en tevens 73 kraamvrouwen opgenomen.
Ten behoeve van het genees- en heelkundig onderwijs zijn uit het Acade
misch fonds aangeschaft een microscoop van Plöschl te Wceneneen naar
Clarkie vervaardigd magnetisch-electrisch toestel en een kunstcadaver van
Auzoux. Uit hetzelfde fonds is aangekocht eene door den Hooglecraar Broers
nagclatene, door hem bijeengebragte, belangrijke verzameling van anatomisch-
pathologisch® voorwerpen.
Het Rijks-Museum van Natuurlijke Historie, hoe rijk in voorwerpen en als
zoodanig een belangrijk hnlpmiddel voor tie studie dezer wetenschap, mist
nog eene verzameling voor vergelijkende Anatomie, als hulpmiddel voor de
Studenten om zich daarin practisch te oefenen.
Het Anatomisch Kabinet wordt voortdurend verrijkt. Het locaal ook van
het theatrum anatomicum, is doelmatig.
De verzameling van heelkundige en verloskundige instrumenten wordt met
zorg onderhouden. Zij zijn in het Academisch Gasthuis geplaatst en worden
door aankoop aangevuld.
Het Kabinet van Chemische Werktuigen bevat eene zeer rijke verzameling.
Het Chemische Laboratorium is doelmatig ingerigt en dient ook voor het
onderwijs ten behoeve der industrie. Uit hoofde van het aantal dagelijks in
het Laboratorium werkende Studenten zoude eene uitbreiding wenschclijk zijn.
Het Kabinet van Physische instrumenten bevat onderscheidene hulpmid
delen en houdt door aankoop met de vorderingen der wetenschap gelijken
tred. Het locaal is onlangs verbeterd, waardoor het Andilorium veel in doel
matigheid heeft gewonnen als behoorlijk Laboratorium voor de natuurkunde
laat liet nogtans veel te wenschen over.
De Academietuin wint steeds in rijkdom van zeldzame en kostbare plan
ten. Eene afzonderlijke afdeeliog voor de medicinale planten is daarin aan
gelegd. Met ctiquetteren der planten op den open grond is volbragt. Het
Acadeiniseh Herbarium van Splilgerbcr heeft eene belangrijke aanwinst ge
daan door den afstand van de rijke verzameling van Javasche en Surnatrasclie
planten door Dr. Junghuhn, tegen vergoeding der transportkosten, aangeboden.
Het Observatorium is van de noodige instrumenten tot het doen van sterre-
kundige waarnemingen voorzien.
Behalve deze voor het onderwijs onmisbare verzamelingen en inrigtingen,
benevens het Rijks-Herbariumis aan de Hoogeschool nog verbonden het
archaeologisch kabinet, een kabinet van medailles en munten, en eene ver
zameling van pleisterbeelden en platendie voor de studie der antiquiteiten
en de geschiedenis der beeldende kunsten belangrijk zijn.
De faculteit der geneeskunde heeft er zich voornamelijk op toegelegd om
baar onderwijs zooveel mogelijk aanschoowelijk te maken en met voorbeelden
toe te lichten.
De toestand der Academische gebouwen is gunstig. Zij kunnen met de som
van 'sRijks wege jaarlijks toegestaan, worden onderhonden; terwijl de regering
der stad Leyden steeds voor het onderhoud zorgt van het locaal voor het on
derwijs in de operative heelkunde bestemd en van dat voor het Kabinet van
Chemische werktuigen en Laboratorium gebruiktwelke stads eigendom zijn.
Opgaaf der aan de Iloogescholen bij de verschillende Faculteiten
ingeschreven Studentenop den 3lst,'D December 1848.
LEYDEN.
UTRECHT.
GRONINGEN.
FACULTEITEN.
aid aar
J elders
aldaar j elders
aldaar
elders
rt
C9
75
Studerende.
Studerendp.
Studerende.
69
27
111
2
22
B
231
176
44
158
11
84
B
473
Geneeskunde
65
29
38
2
41
V
175
Wis- en Natuurkunde.
11
3
7
14
1
36
Rosp. Wijsbegeerte en Letteren
38
8
13
B
66
B
125
359
111
327
15
227
1
Te zamen
470
342
228
1040
Op den 31,len December 1847
was het getal Studenten
437
348
240
1025
Het getal der plaats gehad
hebbende promotiën in 1848
69
39
26
134
Dit getal was in 1843
103
61
54
218
d 1844
107
39
62
208
1845
103
58
45
206
D 1846
111
31
25
167
B 1847
104
32
42
178
Tweede Kamer der Stafen-Oeneraai*
Zitting van Zaturdag 22 Junij,
In deze zitting zijn de art. 128 tot en met 133 van het ontwerp der Pro
vinciale wet zonder beraadslaging aangenomen. Art. 134 is, met goedvinden;
van den Minister, eenigzins gewijzigd, even als art. 138. De verdere art.
tot en met art. 149 zijn onveranderd aangenomen. Op art. 136 had de Heer
van Nispen, bij wijze van amendement, eene wijziging voorgedragen, ten
einde het meer aan art. 193 der Grondwet te doen beantwoorden. Zij is
echter, met 32 tegen 29 stemmen, verworpen.
Art. 150 is, op voorstel van den Heer Poortman en met goedvinden des
Ministers, eenigzins gewijzigd. De verdere artt. tot en met art. 157 zijn aan
genomen, nadat een amendement van den Heer v. Eek op art. 155, met 52
tegen 12 stemmen, was verworpen, en een amendement van den Heer van
Randwyck op art. 156 was ingetrokken.
Art. 158 houdende, dat de keuren of politic verordeningen der waterschap
pen de goedkeuring behoeven van Gedeputeerde Staten, heeft aanleiding gege
ven tot zeer langdurige beraadslagingen. Sommige leden verklaarden hunne
stem aan dergelijk opstel niet te kunnen veleenen. Anderen verlangden ge
heel het artikel weg te laten. Op voorstel des Ministers is beslotenom de
beraadslagingen daarover op heden avond te vervolgen.
In die Avondzilting is na het verwerpen van een amendement van den
Heer Donker Cnrtius, het art. met 38 legen 25 stemmen aangenomen. Ook
zijn in die Zitting artt. 159—162het laatste na lange beraadslagingen
met 33 tegen 28 stemmen goedgekeurd.
Zitting van Maandag 24 Junij.
In deze zitting is eerst pen wetsontwerp ingekomen tot verdaging der ge
wone op den 2dcn Julij dezes jaars te houden vergaderingen der Prov. Staten.
Verzending naar de Afdeelingen.
Voorts is na het uitbrengen van verslagen over cetiigc petitiën, de behan
deling der prov. wet voortgezet.
Art. 163, 164 en 165, besluitende het Ve Hoofdstuk: van de dagelijksche
leiding en uitvoering van zakenworden aangenomen.
Hoofdstuk VI, houdende: van het schorsen en vernietigen der hesluiten
van de Staten en Gedeputeerde Staten, komt in beraadslaging, en wel met
art. 166, het grondwettig beginsel der schorsing en vernietiging omschrijvende.
De Heer Schooneveld betoogt, dat die bepalingen omtrent de schorsing en
vernietiging der besluiten van de Staten niet voldoende zijn om alle moeijc-
lijkheden en botsingen, die over vele onderwerpen kunnen ontstaan, uit den
weg te ruimen, hetgeen spr. tot de conclusie brengt, dat er op eene andcra
wijze ten dezen aanzien voorziening moet worden aangebragt. He Grondwet
zegt dat de wet de gevolgen regelt der schorsing of vernietiging, maar nu
kan hij zich toch moeijelijk voor oogen stellen eene wet die al die gevolgen
voor alle mogelijke gevallen zal moeten regelen, met dat gevolg, dal werke
lijk de daarbij betrokken geschilpunten lot een einde zullen komen. Vooraf
moet hij vragen of de wel bij art. 133 Grondwet bedoeldde wet is thans in
disenssie, dan wel of er nog eene andere wet moet komen, die meer bepaald
al de gevolgen zou regelen maar ook dan merkt bij opdat men in de
praktijk zien zal, dat het schier onmogelijk is, om éénen regel te stellen
omtrent de gevolgen van een vernietigd besluit der Staten. Hij schrijft dit
toe daaraan, dat wij nog geene administrative regtsmagt bezitten, waardoor
op de meest voldoende wijze een einde kan worden gemaakt aan botsingen en
moeijelijklieden. Spr. wijst hier op de conflicten. De slotsom is dat eene wet
op de administrative regtsmagt noodig is, die uitkomst geeft aan adminis
trative geschillen over de uitvoering van zoo vele wetten, als militie, belas
tingen, schutterij, armwezen en nog zoo vele onderwerpen meer.
De Minister van Binncnl. Zaken heeft inet genoegen het betoog gehoord,
omtrent de noodzakelijkheid ecner administrative regtsmagt; maar die rege
ling kon hij deze wet geen plaats hebben in zoo ver deze wet dus min vol
doende inogt wezen, ter wegneming van alle moeijelijklieden, ligt de schuld
daarvan dus niet aan de Regering, maar aan den natnnrlijken grens binnen
welken deze provinciale wet beperkt is. Nu moge men zeggen, dut de bepa
lingen hiervoor gesteld, onvoldoende zullen zijn, maar gaarne had de Mi
nister gezien, dat ecnig lid der Kamer meer voldoende voorschriften had
gegeven. En rnen verlieze ook niet uit het oog, en dit is Z. Exc. bijzonder
gevoelendat men hier te doen heeftmet een gebrekkig artikel der Grondw.
(133). Weet iemand dat gebrekkige door deze wet aan te vullen, Z. Exc.
zal daarvoor dankbaar zijn.
Z. Exc. merkt wijders opdat bij de in discussie zijnde wet de algemeens
regels nopens de gevolgen der schorsing en vernietiging van besluiten der Sta
ten zijn gesteld, en dit dus dienaangaande gcene nadere wet, meerdere regels
zal stellen. Wat nu de gevolgen betreft, ontstaan uit moeijelijklieden betref
fende de uitvoering van andere door den Spr. opgenoemde wetten, de regering
hoopt nieuwe weiten aan te bieden op militie, schutterij, armwezen en be
lastingen, cn daarin zullen dan weder regels worden gesteld omtrent de gevol
gen der schorsing of vernietiging van aan de uitvoering daarvan verbonden
hesluiten. Indien er een opperste regter voor de administrative regtsmagt be
stond, dan zou in alle mocijelijkheden kunnen worden voorzien. Wel nu het
zal van de wetgev. magt afhangen, daartoe mede te werken, bij gelegenheid
van de aanbieding door de regering van de wet op dc zauaenstclling van den
Raad van State.
Art. 166 wordt vervolgens aangenomen.