LEYDSCHE
COURANT
1850.
N°. 75.
De Courant wordt MaandagWoensdag
Vrijdag uitgegeven.
vit Zaturdag Avond.
WOEiNSDAG, 19 JÜIVIJ.
ri i
to
De Prijs der Courant is f 12 in het jaar;
de afzonderlijke nommers werden tegen 10
Centen afgegeven.
Wij herinneren onze Lezers aan de inwisseling der Gouden
Tien- en Vijf Guldens lult Jtendie met den 23sten dezer
ophouden wettig betaalmiddel te zijn, maar onderling naar den Koers
kunnen worden gebezigdterwijl zij echter nog gedurende de maand
Julij in alle betalingen aan het Kijk zullen worden aangenomen.
tiL>>EJNL4JM)SCHE ISEttlGTK.Y
LEY DEN 18 Junij.
Gisteren is al hier de 32ste verjaardag van H. M. de Koningin, en lieden
de gedenkdag der overwinning bij Waterloo, door het uitsteken der vlaggen
en het houden eener parade door liet garnizoen gevierd.
De Couranten die het berigt der Maskerade bevatten uitverkocht zijnde, is
er thans een afzonderlijke overdruk van te bekomen tevens nemen wij deze
gelegenheid waar om hier nog de volgende regelen te plaatsen die hij den her
druk aan dat berigt zijn toegevoegd
De orde liet ook niets te wenschen overig. Zij werd door de onvermoeide
en naauwleltendc zorg der Stedelijke Policie, onder toezigt van den Heer Di
recteur Verhulst en de beide Commissarissen Visscher Moulin en Kemna, voor
treffelijk gehandhaafd; welke autoriteit door de van 's Gravenhage gezondene
Dragonders, onder bevel van den eersten Luitenant Mceuwe en door de Infan
terie alhier, onder bevel van den eersten Luitenant Bretz, krachtdadig en te
vens met loffelijke gematigdheid werd ondersteund."
Wij vernemen nog ten opzigte van den afloop van het Landbouwkundig
Congres, dat door den Heer Burgemeester onzer Stad aan de Directie van
het Congres II. Zaturdag een Diner is gegevenwaartoe ook verscheidene
autoriteiten en een paar leden uit de Commissie van HH. Studenten ter rege
ling der Maskerade waren genoodigd.
Wij meenden in dit Nommer aanprijzende melding te maken van de
tiilnoodiging van wege elf notabele ingezetenen dezer stad, zijnde de Heercn:
H. Cock. C. I'. L. Driessen, Ab. Hartevelt, Jz., C. W. MubrechtA. C. Leem
bruggen, S. A. Meerburg, A. O. E. Grave van Limburg Sliruin, fl. P. Stof
fels, J. de Wal en de Wendt, (de lieer J. G. Kist, die oorspronkelijk bij
de Commissie had behoord, is door bijzondere omstandigheden verhinderd,
verder deel te nemen), tot deelneming aan een feestte geven op den 25'len
dezer, ter cere van 1111. Studenten uit erkentenis voor de genoegens en de
beleefdheid door die Heercn aan de Ingezetenen bewezen toen ons onderstaand
stuk werd aangeboden met dringend verzoek om het, vooral dewijl dit de
uitdrukking was van verscheidene personen, toch in dit noinmer te willen
opnemen, en daar wij ons met den inhoud daarvan zoo volkomen konden
vereenigen, hebben wij volgaarne, onze eigene aankondiging voor dit stuk
doen plaats maken ons omtrent den aaid van het feest nadere mededeeling
voorbehoudende.
Eenige ingezetenen dezer Stad nog dagelijks sprekende over de eer en
het uitstekend genoegen hun en velen anderen ter gelegenheid der afgelonpene
feesten, door HH. Studenten der Leydsche Hoogeschool aangedaan, zoo be
treffende de juiste en ordelijke inrigting door 1111. Commissarissen, als de gc-
heele uitvoering van het deelnemend Corps der 11H. Studentenbij den leestelij-
ken en allerprachtigste!! gecostuineerden Optogt, als over de allervriendelijkste,
beleefdste en alleroplettendste ontvangst van Notabelen en Buigers op Zomer-
zorgen aan de Vink hij Leyden en op Hunne Sociëteit Minerva; ontvingen
bovengenoemden in zoodanige stemming eene zeer gewenschte doch onverwachte
uitnoodiging door Elf Notabelen dezer Stad onderteekendom tot een bewijs
van levendige erkentelijkheid, deel te willen nemen aan een feestelijk voor
nemen, door Commissarissen dezer Vereeniging nader te bepalen.
Zelden kwam iets gepaster en meer welkom dan dit. Wie toch vindt zich
niet aangenaam verrast orn door zoodanige aanbieding in de gelegenheid te
worden gesteld, een bewijs te kunnen leveren der hartelijkste en opregtste er
kentelijkheid van Leydens Ingezetenen, aan het corps van (111. Studenten der
Leydsche Academie, die den meesten lof op hunne aangewende en juist ge
lakte pogingen zoo ruimschoots verdienen. Gretig en als om strijd namen zij
deze aanbieding tot deelneming aan, en durven zich met de meeste gronden
vleijen, dat die Commissie door eene ruime deelneming haar gelukkig en wel
gekozen plan op eene buitengewone wijze trn uitvoer zal kunnen leggen ten
einde daardoor aan het Corps der HH. Studenten onzer Leydsche Academie te
bewijzen hoe regt aangenaam het den l.eydschen Burger is, hun voor alle
hunne loffelijke pogingen een hartelijk blijk van erkentenis te kunnen geven.
Ingezonden
Tot narigt van belanghebbenden melden wij nogmaals dat de Schuiten van
hier op Utrechtop Maandag, Woensdag en Vrijdag des morgens ten negen
ure afvaren en die van Utrecht naar Leyden des Dingsdags, Donderdags en
Zaturdags 's morgens ten zeven ure; de avondschuitcn blijven bepaald op 's avonds
9 ure van hier en 8 ure van Utrecht.
Als eene bijzonderheid in de Nederl. Letterkundige wereld, kan men
melden, dat van liet werkje, getiteld: des Christens ontvangst en uitgaaf
eenige bladzijden uit het dagboek van eenen Proponent, bijeen verzameld
door J. de Liefde, en waarvan bij den Boekhandelaar J. II. Zitman, alhier,
dezer dagen de 2"16 druk uitkwam, te Dusselthal eene Hoogduitsche verta-
ing is verschenen.
Het Handelsblad heeft een zeer uitvoerig stuk in de Fransche taal over
de Spaanscbe schuld medegedeeld, hetwelk door verscheidene houders van
Spaansche fondsen aan de Junta of Commissie voor de openbare schuld te
Madrid, dezer dagen uit 's Gravenhage is opgezonden.
In dit merkwaardig stuk wordt onder anderen gezegd dat de openbare
schuld in Spanje, al de verschillende soorten naar een billijken maatstaf be
rekend, bij vergelijking met die der overige Staten van Europa, tnalig mag
worden genoemd, het zij men het cijfer der bevolking, of den rijkdom des
lands, zoo onroerend als roerend, of het bedrag der openbare inkomsten, of
de betrekkelijke waarde vari het geld, tot grondslag neemt.
Dat inzonderheid de zoogenaamde vlottende schuld, die naar keuze van den
scholdeischer opzegbaar, zoo bezwarend en gevaarlijk is, en in verscheidene
andere staten, zulk eene groote uitbreiding heeft gekregen, in Spanje uiterst
gering is.
Dat de regering, zonder eenig crediet-middelnieuwe belasting, of in
krimping van uitgaven, reeds dit jaar eene som van 160 tot 180 millioen
realen (ruim twintig millioen gulden) voor de openbare schuld kan afzonderen.
Dat cr nog dc aanzienlijke som van 1200 millioen realen (150 mill, gul
dens) overblijft, incest in schuld van 4 en 5 ten honderd, om in vijfjaren
van de koopers van nationale goederen te ontvangen.
Dat er in weerwil van de aanzienlijke verkoopen van domeinen sedert vele
jaren, de overschietende, als pand voor de schuld, nog veel meer waarde heb
ben dan die in andere rijken.
Dat er bijna de zekerheid bestaat, dat de inkomsten der schatkist gaande
weg kunnen vermeerderd worden en de uitgavendie ten gevolge van de
doorgeworstelde burgeroorlogen, cn gedurige veranderingen in hel beheer des
lands, nog deels in onregelmaligen toestand verkeerenvoor vermindering
vatbaar zijn.
Voorts wordt in dit slok duidelijk en krachtig het plan van den Minister
Bravo Murillo weerlegd, waarbij de schuldeischers met eene armzalige tege
moetkoming worden gepaaid, en aangewezen hoe naaiiwgczet men in andere
landen zelfs in de moeijelijkste tijden het crediet heeft zoeken te handhaven
en welke schandelijke misbruiken in het beheer der geldmiddelen in Spanje
tot hiertoe werden geduld, waardoor een aanzienlijk deel der openbare in
komsten in de beurzen van hoogc-re en lagere ambtenaren verdwaalde.
Verder toont men aan inet welke verregaande miskenning van alle regtvaar-
digheidhet plan des Ministers de binneiilandsche boven de vreemde schuld
eischers bevoordeelt, en dat er, als men den knoop zoo wil doorhakken, geen
schuld zoo zwaar zou zijn, die men niet van zijn hals zou kunnen schuiven;
cn gaat na hoe sedert vele jaren het crediet van Spanje in een hedriegelijken
cirkel ronddraaijende, is verlaagd, vernield en te gronde gegaan.
Na nog verder den oorsprong en verdere lotgevallen der verschillende
Spaansche leeningen hier te lande te hebben nagegaan eindigt dit be
loog: dat dc Junta, behoudens eenige wijzigingen, zeer wel zou kunnen tre
den in een plan dat nu een jaar geleden aan de vroegere Commissie door de
afgevaardigden van Londen, Parijs, Amsterdam, Antwerpen en Berlijn was
aangeboden.
In een bij dc IV. Rolt. Cour. ingezonden stuk wordt men opmerkzaam
gemaakt, dat inen zich niet behoeft te bekommeren over de vermindering