LEYDSCHE
COU
m-
m r
1850.
De Courant wordt MaandagWoensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
uit Zaturdag Avond.
YRIJDAG, 24 MEI.
sA
S', i
De Prijs der Courant is f 12 in het jaar;
de afzonderlijke nommers werden tegen 10
Centen afgegeven
BIRNE]\LA]NDSCHE BERIGTEJN.
LEYDEN, 23 Mei.
Dc wedstrijd vati schapenscheerders gisleren alhier gehouden, is naar
wensch afgeloopen. De ecrsle prijs toegekend aan F. Rietkerken; de tweede
aan J. Nieuwenboom; en het Getuigschrift aan J. Blceshout; alle wonende te
I.eyderdorp, en nog een extra bclnoning van 3 aan D. Spierenburg, wo
nende te Katwijk, die wanneer hij inwoner van deze afdeeling geweest was,
zeker de 2de prijs zoude verkregen hebben.
IIIt. Studenten zijn voornemens bij gelegenheid van bet aanstaande feest
in Jnnij, en wel den 13dcn dier maand, aan het Room-en KolBjbuis de Vink
nabij deze stad, een vuurwerk te doen afsteken, dat ook door particulieren
zal kunnen bijgewoond worden. Tevens zal gezorgd worden voor een goed be
zet orchest.
Naar wij van goederhand vernemen is door Z. M. den Koning, II. M. de
Koningin en Z. K. H. Prins Frederikingeteekend op het Plaatwerk getiteld:
Intogt van Frederik Hendrik in 's Hertogenbosch in 1G29, gekostumeerde
voorstelling door de Studenten der I.eydsche Hoogeschool op den 1 l,ien Julij
1850. Uitgegeven onder Toezigt der Commissie tot regeling van den Optogt
bij de Boekhandelaars Jac. Hazenberg Csz. en J. II. Gebhard Cornp.
De Staats-Courant van Woensdag 22 dezer bevat de beide volgende
bekendmakingen:
De Opper-Kamerheer maakt bekend, dat Z. M. de Koning, op Woensdag
den 29stcn dezer maand, des morgens ten half elf ure, aan het Paleis in het
Noordeinde alhier, audiëntie zal verleenen aan civile autoriteiten, commissien
en particulieren.
Degenen, die tot deze audiëntie verlangen te worden toegelaten, worden
nitgenoodigd om zich in te schrijven op ccne der lijsten, welke daartoe aan
het gezegd Paleis gereed zullen liggen van heden af aan tot den 27sten des
namiddags te vier ure, op welken tijd die lijsten zullen worden gesloten,
's Gravenhage, 21 Mei 1850. Baron vak DOORN van WESTCAPELLE.
De Luitenant-Generaal, chef van 's Konings Militaire Huis, maakt bekend,
dat Z. M. op Woensdag den 29stcD dezer maand, des morgens ten half elf
ure, aan het Paleis alhier, audiëntie zal verleenen aan Generaals, Hoofd
officieren Officieren en verdere militairen.
Degenen, die lot deze audientie verlangen te worden toegelaten, worden
nitgenoodigd om zich in te schrijven op eene der lijsten, welke daartoe opge
zegd Paleis gereed zullen liggen van heden af aan tot den 27sten des namiddags
ten vier ure, op welken tijd die lijsten zullen worden gesloten.
's Gravenhage, 22 Mei 1850. De Luitenant-Generaal voornoemd,
Jhr. KLERCK.
's GRAVENHAGE, 23 Mei.
De Koning heeft heden middag te 4J ure pleglig ten gehoore ontvangen
Z. Exe. Mehemed-Pacha, Gezant van Turkye bij het Hof van Groot-Brittannie
ten einde Z. M. namens den Sultan geluk te wenschcit met zijne troonsbe
klimming.
De Minister van Oorlog zal den 28'ten geen gehoor verleenen.
Het is bekend, dat de Orde der Vrijmetselaren in dit Rijk, bij gele
genheid van bet huwelijk van haren Grootmeester-Nationaal Z. K. H. Prins
Frederik der Nederlanden, in het jaar 1825 een gedenkpenningbetreffende
deze echtverbindtenis heeft doen slaan. Thans verneemt men, dat diezelfde
orde besloten heeft om aan het 25 jarig huwelijksfeest van het geliefde op
perhoofd op dezelfde wijze te doen herdenken. Deze taak is aan het kunst
talent van den lieer J. P. Schoubergte Utrecht, toevertrouwd. De welge
lijkende borstbeelden van het Doorluchtig paar zullen de nieuwe medaille
versieren, welke, zoo men zich vleit, algemeen verkrijgbaar zal worden
gesteld.
HH. KK. tlH. Priris en Prinses Frederik hebben, vergezeld van hunne
kinderen, de Prinsessen Louisa en Maria, des morgens van bet 25jarig hu
welijksfeest, in onze vorige vermeld, het dorp Wassenaar doorwandeld, dat
met groen en bloemen versierd was. Des avonds heeft het Koninklijk gezin
mede eene wandeling gedaan rondom den grooten vijver van het buitenver
blijf, ten einde de illuminatie te bezigtigen. Eerie talrijke en aanzienlijke
menigte bad zich op het buitenverblijf vercenigd om getuige te zijn van de
vreugde van den dag.
HH. KK. HH. hebben van de leden van het Koninklijke gezin en hunne
betrekkingen, verscheidene rijke geschenken in zilver ontvangen, die prachtig
met edelgesteenten zijn omzet.
Men verneemt dat IIH. KK. HH. Prins en Prinses Frederik en de Vor
stelijke Bruid Prinses Louisa, zich in het begin van Junij, tot voltrekking
van het huwelijk, naar Stockholm zullen begeven.
Het Comité van Defensie zet zijne werkzaamheden, waaraan Prins Fre
derik bij herhaling deel neemt, onafgebroken voort. Nadat het reglement
van orde, door het Coinilé opgemaakt, door den Minister van Oorlog was goed
gekeurd zijn naar aanleiding van hetzelve een Voorzitter en Ondervoorzitter
benoemd namelijk de Generaal-Majoor Nepveu en de Generaal-Majoor Falter.
Er zijn hier berigten ontvangen van II. K. H. Mevrouw de Prinses
Marianne der Nederlanden, gedagteekend den 12deD dezer, en geschreven aan
boord van het stoomschip Ie Caire, liggende voor Malta. H. K. II. zou zich
van daar naar Napels begeven en zoo de terugreis vervolgen de Prinses be
nevens Haar gevolg genoten de beste gezondheid.
Naar w ij met genoegen vernemen wordt door den Boekhandelaar K.Fuhri,
alhier, de uitgave ondernomen van een nieuw werk van Dr. Gützlaff, zijnde
eene Geschiedenis van China. Sedert de belangstelling van ons publiek zoo
zeer op dit merkwaardige Land met zijne 360 milliocn inwoners gevestigd
wordt, zal het velen aangenaam zijn geschiedenis er van te leeren kennen,
die tot hiertoe voor hen een gesloten boek was. Men berigt ons verder, dat
de vertaling is toevertrouwd aan den kundigen J. A. Bakker, te Rotterdam,
terwijl Dp. J. Hoffmann, te Leyden, daaraan de behulpzame hand wil leenen.
De uitgever heeft gezorgd dat een welgelijkend portret van Dr. Gützlaff aan
dit werk kan worden toegevoegd, welks waarde nog aanmerkelijk verhoogd
wordt door het voorwoord en slot, hetwelk die «Apostel der Chinezen" be
paaldelijk voor deze Nedcrduitschn uitgave geschreven heeft.
Uit het algemeen verslag van de Commissie van Rapporteurs van dc
Tweede Kamer, betreffende de wet op de straffen tegen overtreding der keu
ren van waterschappen, bestaande uit de Hoeren Fokker, van Dam, Donker
Curtius, v. d. Linden cn Meeussen welke wet nu eerlang in beraadslaging
zal komen, blijkt, dat, bij het tweede onderzoek, met opzigt tot het be
ginsel, in de afdeclingcn steeds verschil van gevoelen beeft bestaan.
Dit ontwerp van wet omtrent het bepalen van straffen tegen de over
tredingen van keuren of verordeningen van politie, door de besturen van wa
terschappen gemaakt of te maken, heeft bij het eerste onderzoek in de afdec
lingcn der Kamer tol onderscheidene bedenkingen van meer algemeenen of
bijzonderen aard aanleiding gegeven, die bij hot verslag der commissie van
Piapporteurs van den 7dcn Maart jl. Ier kennis der Regering zijn gebragt. Die
bedenkingen zijn sedert in eene door den Minister van Binnenlandsche Zaken
on lerteekende Memorie van antwoord van den 15den Maart daaraanvolgende
wederlegd. Bij dat stuk was een nieuw ontwerp van wet gevoegd, hetwelk
zoodanige wijzigingen van het oorspronkelijk voorgedragene inhieldals der
Regering geschikt toeschenen, aan sommige der geopperde bezwaren te gemoet
te komen. De commissie van Rapporteurs heeft, na van een en ander ken
nis genomen te hebben een nader onderzoek te dezer zake wenschelijk ge
keurd, en als slotsom dier nieuwe overweging, welke onlangs heeft plaats
gehad, hoofdzakelijk het volgende medegedeeld:
Op nieuw heerschle bij dit tweede onderzoek met opzigt tot het beginsel,
waarop de regeringsvoordragt rust, de bevoegdheid namelijk der besturen van
waterschappen tot het maken van keurenverschil van gevoelen. Vele leden
verklaarden met de Regering, dal bet maken van politie-verordeningen aan
de waterschappen toekwam, zoolang het bun niet is ontzegd, hetgeen nim
mer heeft plaats gehad. De overige bleven van gevoelen, dat dc besturen der
waterschappen het regt om keuren te maken, zoo niet reeds vroeger, dan
toch sedert de inlijving in het Fransche Keizerrijk, verloren hadden, en in
het bezit van dat regt bij de Grondwet niet waren hersteld.
Het denkbeeld, om, in geval van overtreding der keuren, de gradatie der
straf uitsluitend aan den regter op te dragen, heeft op nieuw bij verscheidene
leden tegenspraak ontmoet. In polderzaken was kennis der plaatselijke ge
steldheid een volstrekt vereisehte, en deze kennis kon niet in genoegzame
mate bij den regter worden verondersteld. Zoozeer hangt hier alles af van de
plaatselijke gesteldheid, dat het feit, hetwelk in den éénen polder eene over
treding daarstelt, in den anderen eene verpligting is. Tot ophelderend vcor-