LEYDSCHE
COURANT.'
MAANDAG, 13 MEI.
mr
B INN EN L A N DSC DE BEBSGT EN
De Courant wordt Maandag, Woensdag en
Vrijdag uitgegevenDie van Maandag komt
uit Zaturdag Avond.
n m
De Prijs der Courant is f 13 in het jaar;
de afzonderlijke nommers werden tegen 10
Centen afgegeven.
LEYDEN11 Mei.
Bij Z. M. schijnt het voornemen te bestaan om bet groote Muziekfeest dal
in de maand Junij te Haarlem door de MaatschappijTot bevordering der
Toonkunstzal worden gegeven, met Zijne tegenwoordigheid te vereeren.
Ook wil men dat Z. M. den plegtigen optogt der Heercn Studenten alhier,
die den llde» Junij zal gehouden worden, zal bijwonen.
De 40 Bergzangers uit Zwitserland, wier zang reeds veel opgang in
Europa heeft gemaakt, zullen ook hier een Concert geven in den Schouw
burg. (Zie de Advertentie). De roem door hen overal ingeoogst, maakt het
overbodig, hier in hunnen lof uit te weiden.
's GRAVENHAGE, 11 Mei.
Z. M. heeft den Heer A. J. Hendriks, te Arnhem, benoemd tot Fabriek
en Magazijnmeester voor de dienst der Nederlandsche bezittingen ter kuste
van Guinea.
Den 7J<,n dezer is eene commissie, zamengesteld uit drie onafhankelijke
R. Kath. ingezetenen der Noordbrahantschc gemeente Deurne, bij den Minister
van Justitie ten gehoore geweest. Na verschillende pogingen, die de ingezete
nen dezer gemeente niet hadden bevredigd heeft deze commissie aan Z. Exe.
nogmaals den volstandigen wensch der gemeente kenbaar gemaakt, dat zeker
Prolestantscb Candidaat aldaar tot Notaris tnogt worden benoemd. De Com
missie heeft den Minister een adres van gelijke strekking overhandigd, de
naamteekeningen dragende van nagenoeg tweehonderd, op weinigen na, alle
R. Kath. ingezetenen. RottCour.)
Hel Verslag, over het ontwerp van wet ter regeling der Voogdijschap,
ter Vereenigde zitting van de beide Kamers der Staten-Generaal uilgebragt,
bevat hoofdzakelijk de volgende algemeene bedenkingen
Reeds dadelijk heeft dit wets-ontwerp over het geheel geen gunstigen in
druk gemaakt. Aan de Koningin is niet zoodanig standpunt aangewezen,
als waarop deze Vorstin aanspraak mag maken. Zij zou toch niets meer zijn
dan een der elf leden van eenen daarvoor in te stellen raad van Voogdij
welke leden allen onderling gelijk zouden staan en onderworpen aan het af
leggen van den eed tot getrouwe pligtshetrachting, en dus aan het geven van
eenen waarborg, die, volgens hel gemccne regt, in gelijk geval nimmer van
een der ouders gevergd wordt. Nagenoeg eenparig zag men in een en ander
eene afwijking van het burgerlijke regt ten nadeele van eene hier te lande
hnoger dan cenige andere geplaatste vrouw, eene krenking van hare natuur
lijke regten als moeder, die men openlijk moest afkeuren. Men kon het
zich niet voorstellen, dat zoo iets, van hetwelk de vroegere geschiedenis van
het Regerend Stamhuis geen voorbeeld oplevert, in de bedoeling der Grondwet
lag. liet is niet overeenbrengen met hetgeen in de Memorie van Toelichting
zoojuist gezegd wordt omtrent den band der natuur, dietusschcn de Koningin,
Moeder, en dezen jeugdigen Vorst bestaat; omtrent de teedere zorg en be-
langelooze liefde, die in elk moederhart huisvesten, en omtrent den waar
borg, die zij daardoor aanbiedt. Het bedoelde hoofdbezwaar woog hij vele
leden nog te meer, omdat zij de behandelde wet niet anders konden beschou
wen, dan als uitsluitend opgesteld met het oog op de Gemalin des regeren-
den Konings, wier voortreffelijke hoedanigheden en eigenschappen haar meer
dan iemand anders tegen miskenning van hare onvervreemdbare moederlijke
regten moeten waarborgen.
Eene tweede hoofdbedenking was, dat tot de leden van het Koninklijk
Huis, die met de Koningin als voogden van den minderjarigen Koning zou
den optreden, ook 's Konings jongere Broeder zou hehooren. Algemeen kwam
men daarin overeen, dat, wanneer hier enkel op de loffelijke persoonlijke hoe
danigheden van dien Prins gelet wierdzijne opneming onder het aantal
voogden niet anders dan toegejuicht kon worden. Maar deze Prins is te gelij-
fcer tijd van regeringswege tot Regent van hel Koningrijk gedurende de min
derjarigheid van den Troonopvolger des Konings voorgedragen, en te zijnen
aanzien rijst dus de vraag, of het beginsel der vereeniging van het Regent
schap en het deelgenootschap aan de Voogdij in één en denzelfden persooon
aannemelijk zij. Een aanzienlijk aantal leden aarzelde niet deze vraag ont
kennend te beantwoorden.
De lijst der aanzienlijke Nederlanders, die met de leden van het Koninklijk
Huis tot voogden zouden worden benoemd, heeft reeds bij de eerste inzage tot
zooveel bedenkingen aanleiding gegeven, dat bet in al de Afdeelingen in ern
stige overweging is genomen, of niet omtrent die benoeming een ander stelsel
kon worden gevolgd, daarin bestaande, dat niet zoozeer bepaalde personen
wierden gekozen, als wel zekere bepaalde hooge staatsbetrekkingen aangewe
zen, welker vervulling hem, die daarmede is bekleed, reeds op zich zelf tot
aanzienlijk Nederlander verheft, en aan welke betrekkingen dan het lidmaat
schap van den Raad van Voogdij verhonden zou zijn. Het viel in het oog,
dat het volgen van dit stelsel voordeelen van meer dan ééncn aard zou aan
bieden. Wierden in eene wet als de tegenwoordige, bepaalde personen opge
noemd, dan zouden, hoedanig de keus ook mogt zijn uitgevallen, daartegen
wel altijd van meer dan ééne zijde bedenkingen kunnen en moeten oprijzen.
Wierd daarentegen liet lidmaatschap van den Raad van Voogdij aan degenen
toegekend, die bepaalde staatsbetrekkingen vervulden, en was dus in het be-
kleeden dier betrekkingen de grond tot benoeming gelegen, dan verviel de uit
haren aaid zoo moeijelijke en kiesche taak der beoordeeling vari persoonlijke
geschiktheid. De vervanging der leden van den Raad, bij ontstentenis, kon
dan niet meer in aanmerking koinen en dus zou men ook, volgens veler
wensch, bet aantal voogden aanmerkelijk kunnen verminderen. Tot die
liooge ambtenaren rekent men ook de Voorzitters van de beide Kamers, de
betrekking van Voorzitter van den lloogcn Raad en die van Ondervoorzitter
van den Raad van State.
Hoe aanlokkelijk dit denkbeeld zich ook voordeed, is liet in al de Afdee
lingen, op ééne na, door de groote meerderheid der leden bestreden, als niet
overeen te brengen met de Grondwet, art. 35 en 37 vergeleken met art 41.
Tevens zou te vreezen zijn, dat te eeniger tijd, bij de benoeming of verkiezing
tot de bier in aanmerking komende staatsbetrekkingen, met het oog op de
wet wegens de Voogdij, beschouwingen in aanmerking kwamen, die daaraan
vreemd moesten blijven. Een Voorzitter van de Eerste Kamer zou bijv, her
benoemd kunnen worden, omdat men hem gaarne als voogd zou zien optre
den. Men betwijfelde ook of aan de vaderlijke regten des Konings niet te kort
zou worden gedaan, door Ilern te nopen om de voogdij van zijn kind aan ieder
persoon te helpen toevertrouwen, die ten gegeven tijde eene dier aanzienlijke
staatsbetrekkingen zou bekleedenen van wien Hij dus niet weten kon, in
hoeverre deze dat vertrouwen zou verdienen, en door Ilern tevens te beletten
van tot de keu/.e van personen mede te werken, die Hem persoonlijk aange
naam waren. Men vroeg, of in het burgerlijk leven ooit zoo iets van eenen
vader gevergd kon worden. Het vervolg in een volgend Nonimer).
In het aan de Tweede Kamer aangebodene ontwerp van wet tot regeling
der kosten van hot Regentschap, wordt bepaald, dal de som, die jaarlijks
uit 's Rijks schatkist aan den Regent uitbetaald zal worden, in mindering
van liet jaarlijksch inkomen der Kroon, zal bedragen ƒ175,000.
Heden hebben de afdeelingen van de Tweede Kamer der Stalen Gene
raal zich bezig gehouden met liet onderzoek vari de ontwerpen der provinciale
wet en nopens hel inkomen van den Regent. Men verzekert dat het ont
werp der kieswet, over het algemeen, een gunstig onthaal in de afdeelingen
heeft ontmoet, zoodat men hare goedkeuring, behoudens eeriige wijzigingen,
te gernoct ziet.
ROTTERDAM, 11 Mei.
AVij vernemen dat, ten gevolge der opwekking van Dr. Giitzlaft', zich liet
eerst in deze stad een vrouwen liulpzendeling-genootschap gevormd heeft, ten
einde aan de verspreiding van het Christendom in China bevorderlijk te zijn,
en dat het aan H. M. onze geëerbiedigde Koningin behaagd heeft zich als Be
schermvrouw aan het hoofd dezer vereeniging te stellen. Men mag hopen dat
de verdere in dit Rijk te vestigen vereenigingen zich aan deze zullen aanslui
ten, en dat alzoo door vereenigde krachten de goede zaak die beoogd wordt,
onder Gods zegen, rijke vruchten zal dragen. [Rott. Cour.)
AMSTERDAM, 10 Mei.
Ll. Dingsdag heeft den Heer Mr. VY. J. C. van Hasselt die gedurende 25-ja-
ren de betrekking van Bestuurder-Secretaris had vervuld, als bewijs van hulde
en erkentelijkheid een kostbaar geschenk aangeboden, bestaande in een keurig
beweikt zilveren theeservies, op een van bijzonder fijn hout vervaardigd en
met zilver gemonteerd blad, voorzien van een toepasselijk opschrilt. Dit ge
schenk werd door den Heer van Hasselt, onder de luide toejuichingen van de
hijzonder talrijke vergadering, met blijkbare aandoening ontvangen, en zeer