LEYDSCHE COURANT. 18 SO. MAANDAG, 22 APKIL. BINN EN LAN DSC IIE B EB1GTEN. De Courant wordt Maandag Vrijdag uitgegevenDie van Maandag komt vit Zaturdag Avond. TG w 4 - V. a .t j \M De Prijs der Courant is f 12 in het jaar; de afzonderlijke nommers werden tegen 10 Centen afgegeven LEYDEN20 April. De buitengewone zitting der Synode van de Hervormde kerk zou beden morgen te 'sGravenbage gesloten worden, De tijdingen uit China houden in, dat te Canton een moordaanslag gepleegd is op den Heer Reynvaan, Nederlandsch handelsagent, die aldaar ook liet Fransche consulaat waarneemt. Een irilandsch huisbediende bragl bom, terwijl bij zat te schrijven, met een bijl eene zware wonde aan het hoofd toe, en ontvluglte toen. De reden dezer misdaad kende men niet; men zeidedat de dader, naar aanleiding van het Chinesche nieuw jaar, te veel gedronken en in dronkenschap den aanslag gepleegd bad volgens ande renzou bij de bedoeling gehad hebben om zijn meester te berooven. De wonde was niet gevaarlijk. De Chinesche overheid had beloofd alle moeite te zullen aanwenden om den schuldige te vatten en te straften. Er wordt te Cliailois een veldwachter verlangd, op een jaarlijks bezol- dijing van ƒ200 en verdere emolumenten, voor welke betrekking bijzonder in aanmerking zullen komen gegagcerde of gepasparteerde militairen, welke zich daartoe voor 1°. Mei bij den Burgemeester te Charlois kunnen aanmelden. 'sGRAVENHAGE, 20 April. STATEST GEAEÊÏAAIi. Vereenigde Zitting der heide Kamers. VOORDRAGTEN OMTRENT HET REGENTSCHAP EN DE VOOGDIJ. Zitting van Vrijdag 19 April. Voorzitter, Graaf van Limburg Stiium (Voorzitter der Eerste Kamer). Ten half een ure wordt de vergadering geopend. De Voorzitter doet voorlezen een Koninklijk besluit van den lsten dezer, houdende bijeenroeping der beide Kamers, in vereenigde zitting, tot aanbie ding van de ontwerpen van wet nopens het Regentschap en de Voogdij des Konings, ingevolge de bepalingen der Grondwet, in geval van minderjarigheid van den Troonopvolger bij zijne komst tot den Troon. Aangenomen voor kennisgeving. Dienvolgens wordt door den Voorzitter eene commissie benoemd, om den Minister van Justitie, die op last des Konings, met de aanbieding der ontwer pen is belast, te onlvangen en uit te leiden. Die Commissie brstaat uit de Heeren Hoffman, Taets van Amerongen, Slieher van Domburg, Schilfer, van den Bogaerdt, Groeninx van Zooien, Wiritgens en van Eek. Z. Exc. de Minister van Justitie, die met de gebruikelijke plegtigheden van 's Konings paleis is vertrokken en zich naar het hótel der Staten-Generaal heeft begeven, wordt door de Commissie binnengeleid en plaatst zich voor den Troon. Tot Regent wordt voorgesteld Z. K. 11. Prins Hendrik der Nederlanden. De voordragt nopens de Voogdij strekt tol benoeming van een Raad van Voogdijschap, waartoe meerdere personen dan vijf zijn benoemd, opdat daar dergelijke Raad eerst in het vervolg van tijd moet in functie treden, er geene aanvulling noodig behoeft te zijn wanneer inmiddels leden van dien Raad mogten komen te overlijden. Als Raad van Voogdijschap worden voorgesteld 1°. II. M. de Koningin. 2°. Z. K. H. Prins Hendrik der Nederlanden. 3°. Z. K. II. Prins Krederik der Nederlanden. 4°. L. G. A. Graaf van Limburg Stiruin, Voorzitter van de Eerste Kamer. 5°. Mr. J. K. Baron van Goltstein, Voorzitter van de Tweede Kamer. t>°. H. J. Baron van Doorn van Wcstcapelle. 7°. Jhr. Mr. W. G. van de Poll, tijdelijk Vice-President van den Raad van State. 8°. W. A. Baron Schimmclpenninck van der Oye van de Poll, Gouverneur der Provincie Gelderland. 9°. Jhr. J. F. van SpongierMinister van Oorlog. 10°. Baron A. YV. van Bricnen van de Groote LimitOud Lid van de Eerste Kamer. 11°. Mr. A. G. A. Ridder van RappardStaatsraad, Directeur van het Kabinet des Konings. In eene zeer uitgebreide rede heeft de Minister het hooge gewigt en de strek king der beide voordragten toegelicht, en zoowel de leidende denkbeelden ont vouwd van welke de Regering is uitgegaan hij de oproeping van deze buiten gewone vergadering, als de bestanddcelen der voordragten zeiven uiteengezet. Beide die voordragten heeft de Minister afzonderlijk behandeld. De eerste betreft liet Regentschapde tweede dn Voogdij. Het is, zegt de Minister, onder anderen, alsof de Ncdcrlandschc natie, zien de boe elders de zucht naar onbeteugelde vrijheid, rampen en wonden sloeg en bet algemeen belang benadeelde, in de instelling van het Koning schap een waarborg te meer zag voor bare veiligheid en geluk, en het is zeer zeker aller gevoelen dat de erfelijke opvolging in het Koningschap, de een stemmige wensch is van allen die liet waarachtig welzijn des Vaderlands en het geluk van het volk op het oog hebben. De Minister licht vervolgens de bepaling van art. 41 Grondwet toe, volgens welke de wet den Regent benoemt en welke wet tevens de opvolging in het Regentschap tot 's Konings meerderjarigheid kan regelen. Het belang des Vaderlands, bet vestigen van een vast beginsel staan bier op den voorgrond; geene persoonlijke vooringenomenheid, geene vergelijking van hoedanigheden en deugden kan hier plaats hebben men moet een stellig beginsel voorop zetten, ontleend aan den aard onzer instellingen, of aan die van het algemeen of nationaal Staatsregt. De aard van bet Koningschap brengt mede dat het beginsel der erfelijkheid ten deze in de eerste plaats moest in aanmerking komenen dit beginsel beeft de Regering mecnen te moeten toepassenom dat bet Regentschap in geval van werking als 't ware bet Koningschap ver tegenwoordigt. Maar vervolgens een blik op het algemeen Staatsregt slaande, werd dan ook bevonden dat het beginsel der erfelijkheid en de benoeming van een Regent uit bet regerend geslacht werd aanbevolen en art. 4G Grondwet bepaalt ons, dat wanneer de Prins van Oranje zijn achttiende jaar vervuld beeft, hij, in 't geval van art. 42, van regtswege Regent is. Men ziet dus dat in dat geval de keuze niet willekeurig is, maar zich bepaalt op den naas ten agnaat van den minderjarigen Troonopvolger. Daar waar beginselen aanwezig zijn, is iedere vergelijking van personen over bodig daar zou alleen de cenige vraag kunnen zijn of er gewigtige redenen van uitsluiting bestaan? En dan vraagt Z. Exc. in gemoede, en wars als hij is van alle vleijerij, of hier niet wordt voorgesteld de Vorst die zijn leven heeft gewijd, aan een vak dat in ons land de grootste en dapperste bel den beeft opgeleverd en waaraan de welvaart en de roem van bet land ver bonden is; een Vorst aan de band van een onzer bekwaamste Zee-Officieren opgevoed en aan wicn bet voorregt is te beurt gevallen onze Overzeesche Be zittingen in persoon te leeren kennen in bare onschatbare waarde. Dit alles en zoo veel meer nog, doet den Minister met vertrouwen de bekrachtiging de zer voordragt op het Regentschap tegemoet zien. In de tweede plaats heeft de Minister de aandacht gevestigd op de Voogdij schap. Voor alles deed zich bij de Regering de vraag voor, of de Voogdijschap van eenen minderjarigen Koning, de toepassing van de beginselen van bet burgerlijk regt toelaat? Zij heeft begrepen, dat deze Voogdijschap was van exceptionnelen aard, hetgeen blijken kon uit art. 35 der Grondwet, dat, zoolang de Koning minderjarig is, hij onder de Voogdij staat van eenige le den van het Koninklijk Huis en eenige aanzienlijke Nederlanders. Het belang van het Koninklijk Huis en het belang van Nederland dienden derhalve bij de vaststelling der Voogdijschap op het oog gehouden te worden. De Minister licht vervolgens een en ander punt nader toe. Over de keuze der personen sprekende, zegt bij dat de Regering eenstem mig beeft geoordeeld, daartoe in de eerste plaats te moeten voordragen 11. M. de Koningin der Nederlanden, daar dit beginsel zoo diep gegrift is in het natuur lijk en in het burgerlijk regt. In de tweede plaats kwamen als van zelve in aanmerking de Prinsen Hendrik en Frederik der Nederlanden die de oudste en naaste bloedverwan ten zijn van den minderjarige. Wat den eersten Vorst aangaat, zal Z. Exe. niets meer voegen hij betgeen hij straks gezegd heeft. Uit den aard der zaak volgt echter, dat bij, die het Koningschap tijdelijk waarneemt, ook deel uil- maakt van de voogdijschap. En ook ten aanzien van den anderen Prins zal

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1850 | | pagina 1