brnarij-dagen de vlottende schuld 960 mill, bedroeg. Voorts had hij de vroeger aangevraagde leening van 200 mill, niet noodig, en zou binnen 14 dagen de begrooting over 1851 indienen. Daarna gaf de voorzitter kennis van een ingekomen voorstel van een lid dat echter inmiddels was heen gegaan, welk voorstel hij, voorzitter, aarzelde om voor te dragen, als strijdig met de staatsregeling. De nieuwsgierigheid drong met groot rumoer den voorzitter, over dat bezwaar heen te stappen en nu las deze: »De Heer H. Laroche Jarqnelin vraagt dat den lslei1 Junij aan staande het gevoelen van Frankrijk zal worden opgenomen, om te weten of Frankrijk Republikeinsch of Koningsgezind wil zijn. Wanneer het Koning schap de meerderheid op zich vereenigt, dan zal het resultaat der stemming door den President der wetgevende vergadering worden geproclameerd." De bevredigde nieuwsgierigheid maakte nu nog meer opschudding dan een oogenblik vroeger de ongeduldige. Men vermaakte er zich mede en daar bleef het bij. Verscheiden Hoofd-Officieren van den Generalen Staf zijn naar Rome vertrokken. Voorleden week werd men in den omtrek van den Plantentuin zeer verontrust door het gerucht, dat een der groote wolven uit de menagerie was losgebroken. Zoodra men zulks gewaar werdgingen al de wachters bij fak kellicht, daar de avond reeds gevallen was, op de jagt; het dier betwistte zijne vrijheid met hardnekkigheid, maar moest eindelijk voor de overmagt bukken, na evenwel twee der wachters gewond te hebben. Zoo als vóór cenigen tijd gemeld is, is in de hoofstad een regtsgeding aan hangig tegen den Heer Librilid van het Instituut, enz., die beschuldigd wordt, van boeken en handschriften uit openlijke boekerijen ontvreemd te hebben, of wel die te hebben gekocht, wetende dat zij aan pnblieke inrig- tingen toebehoorden, en ze daarna te Parijs en elders openlijk te hebben doen verkoopenals zijn wettig eigendom. j Veel is daarover geschreven, zoowel te zijnen voor- als nadeele; onder an deren, heeft hij warme verdedigers gevonden in de Heeren A. Jubinal en Paul Lacroix (bibliophile Jacob). Nog dezer dagen heeft de eerstgenoemde een werkje uitgegeven, waarin het volgende voorkomt, hetwelk wij als een bewijs voor de onverantwoordelijke wijs, waarop in Frankrijk in Rijks instellingen gehandeld is, hierbij mededeelen: »De slotsom van dit alles is zeer eenvoudig. De regters, na eene instructie welke meer dan achttien maanden geduurd heeft, zullen weldra een oordeel vellen, hetwelk niemand mag gissen. Wanneer zij zullen bekend zijn ge worden, volgens onze opgaven, met de verliezen, welke de afdeeling der handschriften in de Koninklijke Bibliotheek te Parijs heeft geleden wanneer zij zich zullen overtuigd hebben van de waarheid der bewering van den Heer Paulin-Parislid van het Instituut eu bewaarder bij de Koninklijke biblio theek, die verklaart, dat er in den loop cener eeuw, twintig duizend deelen aan die bibliotheek ontstolen zijn, en dat die in verschillende particuliere boekerijen zijn overgegaanwanneer zij zich zullen herinnerendat het offi cieel bewezen is in de verslagen, uitgebragt ten jare 1841 aan den Minister van het openbaar onderwijs door den Heer Ravaisson, dat de openbare boeke rijen van Brest en Morlaix spoorloos verdweenen zijn; wanneer zij zullen zien, dat de Bibliothecaris van Rouaan heeft moeten bekennen, dat zijne bibliotheek in weinige jaren 230,000 deelen heeft verlorenwanneer zij zullen weten dat men uit de bibliotheek van Carpentrasin twintig jarendertien honderd bandschriften heeft ontvreemd; dat bijna al de bibliotheken en letterkundige verzamelingen van Frankrijk aan plundering zijn overgegeven geworden, en dat het algemeen bekend is, dat in verschillende publieke inrigtingen nog onderdaags, schroomelijke diefstallen zijn gepleegd door ambtenaren, wiemen eene heillooze straffeloosheid gegund heeftdan zullen zij begrijpen hoe het mogelijk is, dat zich in de verzameling van liefhebbers kunnen en moeten bevinden eene menigte voorwerpen, afkomstig uit openbare inrigtingen en waarvan bijzondere personen de wettige eigenaars zijn geworden. In de departementen Cher, Indre en Loiret komen in den laatsten tijd zeer vele branden voordie niet anders dan met boos opzet kunnen aange legd zijn. §PA1VJE. Aan het dagblad Heraldo wordt uit Grenada geschreven: Deze provincie is een nieuw Californië geworden. Men ziet hier dezelfde geestdrift, dezelfde verwachtingen en dezelfde kansen op rijkdom. Sedert eeuwen is bij het volk het geloof levendigdat de Douro goudzand met zich voert en zijn naam is er bet bewijs van; men heeft thans echter ontdekt dat niet in de rivier, maar in de uitgestrekte vlakten, welke Grenada omgeven, het zoo kostbare en zoo gezochte metaal aanwezig is; aan den civielen Gouverneur zijn reeds meer dan 100 monsters van stofgoud aangeboden. De bewoners van Huerta, Vcga Monachil, Dilar en la Zobia verkeeren in zeer opgewonden staat, omdat het bij hen is, dat het kostbare zand gevonden wordt en niemand houdt zich met iets anders bezig dan het te wasschen en bet goud te zuiveren. Ik heb giste ren de streek bezocht, welke men Dona Juana noemt en waar het goudzand het overvloedigst is. Ik zag daar ruim 300 personen bezig met het goud zoeken. Indien daar behoorlijke machines werden aangebragt zou men aan zienlijke hoeveelheden goud kunnen verkrijgen. Deze ontdekking komt deze ongelukkige provincie bijzonder te stade. ITALIË, ROME, 18 Maart. Den 12Jcn is te Porlici het diplomatiek protocol gesloten. Men zegt dat de Hoven bepaald hebbendat de Paus bij zijne terugkomst onmiddelijk den Raad van State en eene soort van staatsregeling zal gevenzoo als die van Oostenrijk. De Paus heeft een geheim Consistorie bijeengeroepen tegen den dag na zijne wederkeeringen zal bij zijne terugkomst te Rome vergezeld worden door den Koning van Napels, den Maarschalk Radetzky, den Gene raal Cordovaden Franschen Generaal en den Generaal Nunziante. PRVISIEK. BERLIJN, 25 Maart. De Koning is thans geheel hersteld. Hij heeft eergisteren te Potsdam de plcgtige inwijding eener nieuwe kerk bijgewoond, tot welker opbouw Z. M. veel had bijgedragen. De Wurtembergsche Gezant alhier, heeft, nadat hem was medegedeeld, dat onze Gezant uit Stuttgardt was teruggeroepen, de hoofdstad verlaten. Onze Gezant te Hanover is nog niet formeel teruggeroepen. De Minister van Buitenl. Zaken heeft den handelstand te Koningsber gen en Elbing het volgende antwoord toegezondenop eene vraag om inlich tingen te mogen ontvangen omtrent den tegenwoordigen stand van het Deen- sche vraagstuk »De Koninklijke Regering beseft ten volle de nadeelen, welke door de tegenwoordige onzekerheid omtrent vrede of oorlog met Denemarken aan den handel en de reederij in de Oostzee-provincien berokkend worden. Dat het tot dusverre niet gelukt is aan dien toestand een eind te maken, is alleen aan de omstandigheden toe te schrijven. De Koninklijke Regering volhardt met ijver in hare pogingen, om, hetzij tot het sluiten van een vredes-ver- drag, of, indien men daarin niet spoedig slagen mogt, tot eene verlenging van den wapenstilstand te geraken. Eene stellige verzekering kan wel is waar, om ligt te begrijpen redenen, door de Koninklijke Regering niet wor den gegeven; intusschen meenen wij de vaste hoop te mogen uiten, dat, naar den tegenwoordigen stand van zaken, en indien gccne geheel onvoor ziene omstandigheden tusschen beide komenmen voor het weder uitbarsten van den oorlog tusschen Pruissen en Denemarken niet zal behoeven te vreezen." In het Beijersche Regeringsblad wordt omtrent die zaak het volgende gezegd «Volgens brieven uit St. Petersburg van den 16den dezer, heeft het drei gende gevaar eener hervatting der vijandelijkheden in Sleeswijk de aandacht van het Russische Kabinet bijzonder tot zich getrokken, en tot het besluit aanleiding gegeven, om alle beschikbare middelen tot afwending van dit ge vaar te bezigen, en, zoo het desniettemin tot een nieuwen oorlog komen mogt, voor Denemarken partij te trekken en die mogendheid krachtdadig te ondersteunen. Wie de volhardidg kent waarmede het Russische Kabinet een maal genomen besluiten pleegt ten uitvoer te leggen, zou kunnen vreezen dat de vrede van Europa onder deze omstandigheden ernstig gevaar zal loopen, indien Pruissen niet toegeeft. Dat men te Londen en te Parijs het Deensche vraagstuk uit hetzelfde oogpunt beschouwt, is wel bekend, en met name heeft het Fransche Kabinet te dezer zake in den laatsten tijd eenen bijkans dreigenden toon aangenomen. Het is niet te wachten dat men te Berlijn een zoo groot denkbeeld van zijne eigen krachten zal koesterendal men te ge lijker tijd aan de gansche wereld het hoofd zou willen bieden." De geleerde Röth te Heidelberg, zal de vertaling uitgeven van het Egyptische Doodcnboek, of de Hieroglyphenrollendie in de bewaarplaatsen der Mummiën gevonden zijn. Men verwacht daarvan opheldering omtrent de geschiedenis van Egypte en van andere landen. OOSTENRIJK. WEENEN, 23 Maart. Het leger zal, wel verre van verminderd te worden, met 60,000 man worden vermeerderd. Naar men bier verzekertmoeten de legercorpsen en de reservecorpsen en deze laatste zoowel in Italië, het Vorralgebergte en Boheme, als in het binnenste van Oostenrijk zelve, 1° April mobiel zijn. Er heerschte bij het Departement van Oorlog groote drukte. De bevolking van Hongarye bestaat uit 5,400,000 Magyaren 800,000 Duitscliers, 2,670,000 Slawen, 550,000 Romanen250,000 Joden, en 30,000 Zigeunen of Heidens, te zamen 9,700,000 inwoners. Het getal der Protestanten in Boheme, dat in 1787 slechts 44,000 bedroegbedraagt thans 88,589. Er openbaart zich in Hongarye een algemeene goedkeuring over de be sluiten van den Keizerwaarbij eenige strenge maatregelen van den Opper bevelhebber Haynau zijn opgeheven. Hij zelf schijnt door de regering, wegens zijne bovenmatige gestrengheidberispt te zijn. Men zegt, dat in de Donau-Vorstendommen groote gebeurtenissen op handen zijn daar men spreekt van het oprigten van een zelfstandig Donau- rijk onder eene Duitsche dynastie. Rusland zou daarbij de hand in het spel hebben. FRANKFORT. 22 Maart. Het Russische kabinet zou aan het Pruissische eene zeer kategorisch luidende nota gerigt hebben, waarin het verklaart, dat Rusland de staatkunde van Pruissen, welke door die mogendheid in tegenspraak met deWeenerverdragen in Duitschland wordt gevolgd, moet beschouwen als verderfelijk en den al- gemeenen vrede in gevaar brengende. Het moet met eene oorlogsverklaring en met eene blokkade der Pruissische havens aan de Oostzee hebben gedreigd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1850 | | pagina 2