cn bloeiMaar bovenal leeft nog in de barton der brave burgerij de al oude zucht tot orde, eerbied voor God en zijne dienst, achting voor de over heid ondergeschiktheid aan de wet. Al staat ook Amsterdam niet meer als Koninginne der steden aan het hoofd van den wereldhandelal zijn hare Ilegenten niet meer de magtige gelijken van Vorsten, onze roeping, vervolgt de Spr., is daarom niet minder gewigtig en schoon. Mogen onzer aller harten innig doordrongen zijn van het gevoel der groote verpligtingendie op ons rusten! Mogen wij allen bezield zijn met eene hartelijke en vurige liefde voor onze goede stad en onze brave bur gerij en Goddie zoo nienigwerf, en in zoo vele omstandigheden getoond heelt een welgevallen in Nederland te stellen Hij schenke zijn zegen op ons werk en behoede ons dierbaar Amsterdam Ten slotte rigtte de Spr. het woord tot zijn' voorgangermet dankzegging voor zijne zorgen, en aanbeveling in zijne welwillendheid. De stedelijke raad beeft aan bet genootschap Natura Arlis Magistra den verzochten afstand toegestaan, van die gedeelten der Fransche Laan en Prinsengracht, welke de tuinen van dat genootschap scheidden van de per celen onlangs door hetzelve aangekochtzoowel de belangen van het genoot schap als de verbetering en verfraaijing der wandelwegen in de Plantaadje moeten daarbij in aanmerking zijn genomen. Op voordragt van Burgemeester en Wethouderen, omtrent de finale droogmaking en wijze van droogmalen van den Bniksloter Ham, heeft do Raad afwijzend beschikten het besluit genomen den verkoop van den Ham te beproeven na voltooijng der bedijkingen in het voorgaande jaar aanbe steed. Eergisteren is te Nieuwediep binnengekomende Nederlandsche bark An- thonie en Eugenie, Kapt. C. Meijer, komende van Suriname, 45 dagen reis hebbende. Aan boord bevindt zich de Heer F. G. Henkei, Lid van den Ko lonialen Raad in Wcst-Indië. fn den afgeloopen nacht vertoonde zich voor eenige seconden eene dier verhevelingen algemeen onder den naam van vallende sterren bekend, welke i echter eene zoodanige buitengewone grootte had, dal, bij bet licht daardoor verspreid, de schaduw der voorwerpen, even als bij eene kwartier-maan werd gezien. De lijn, die zij beschreef was uit den grooten Beer door die van den kleinen Leeuw naar de Kreeft. Zij liet eene straal van purperen vonken achter. (Amst. Cour.) Voor de bewoners vari het noorderkwaitier in Noord-Holland, verleven digt zich weder eenige hoop op den aanleg van eene vaste brug over het IJ. Een geacht stadgenoot heeft zieh deze aangelegenheid met allen ernst aange trokken en na het geheel belangloos cn op eigen kosten doen bewerkstelligen van locale opnemingen, peilingen, het doen formeren van plannen en teeke- ningen, bereids een daartoe betrekkelijk adres aan Z. M. den Koning inge diend. Handelsbl 's HERTOGENBOSCH, 7 Februarij. De geheele stad staat, met uitzondering van den hoogen steenweg en de Hinthamerstraat, blank. Het hooge water, door den storm opgejaagd, heeft veel schade aan de vestingwerken toegebragt; een der bruggen buiten de St. Janspoort is weggeslagen, en verscheidene palisaden zijn vernield. Het staat nu 6 el 26 duim boven Amst. peil. Te Alem is een gat in den dijk geslagen van 150 Ned. ellen, en drie buizen weggespoeld. De dijk onder Orthen, waarop de huizen staan, dreigt te bezwijken, de vrouwen en kinderen zullen van wege het stedelijk beslnur, naar de stad vervoerd worden. Verder op in de Langstraat op de dorpen Waspik, Besoijen en Capelle is het ook zeer zor gelijk met de dijken gestelddie ter naauwer nood tot hiertoe behouden zijn. Van hoven Grave tot hier, staat bijkans al het lagere land onder water, de ellende is op sommige plaatsen groot en de schade zal aanmerkelijk wezen. i BUITENLANDSCHE BERIGTEJN. HELLEVOETSLUIS, 5 Februarij. Een droevig ongeluk dompelde deze gemeente plotseling in diepen rouw. Eene jolbemand met 7 wakkere zeelieden ging in den namiddag naar de Goereesche haren met oogmerk om zoo mogelijk uit zee komende schepen te helpen. Tegen den avond terug komende bij feilen Z. Z. W. wind en het daardoor opzetten van het ijs tegen den Noordwalwerd bet gevaar nog vermeerderd door den donkeren avond; men kon dus de haven niet hereiken, waarvan het ongelukkig gevolg was, dat de jol door het overgrijpen van het zeil, zoodanig tegen die geweldige ijsmassa stootte, dat dezelve omsloeg en de 7 zich daarin bevindende personen, in weerwil der dadelijk aangewende pogingen tot hulp, verdronken; 4 weduwen en 8 weezen beweenen daardoor het gemis hunner dierbaarste betrekkingen. AMSTERDAM, 8 Februarij. Bij de installatie van den Heer Mr. G. C. van Reenen, als Burgemeester beeft de Heer Staatsraad Gouverneur van N.-Holland een aanspraak aan den Raad gehouden, waaruit wij het volgende ontleenen Nadat Z. Exc. eerst den afgetreden Burgemeester zijne hulde had gebragt, »die gedurende de zeven jaren van zijn Bestuur zich steeds de achting der vergadering en de toegenegenheid der ingezetenen in zoo hooge mate verwor ven had die door liefde tot Stad cn Vaderland niimuntende; door braafheid en de reinste beginsels bewogen, met onvermoeide, ja bewonderenswaardige werkzaamheid zijne krachten aan het welzijn der stad wijdde, ja eenigermate uitputte; met on partijdigheid en bekwaamheid handelde, met burgermoed het kwade, waar het dreigde, afweerde, en met liefderijke zorgen, bij rampen, der ingezeten lijden verzachtte," wees hij op den nieuwen Burgemeester die door verstand, bekwaamheid en verdere talenten, welke door hem als Wet houder zijn ten toon gespreid, zich had aanbevolen, die den vasten wil koestert, om zijne jeugdig-mannelijke krachten aan het welzijn der stad te wijden, en van wien men op goede gronden mogt vertrouwen, dat hij, onder den zegen van God, met hulp van den Raad, gelukkig slagen zal." »Maar, ging nu Z. Exc. voort, het is eene gewigtige taak, welke hij aanvaardt. Deze stad is geene gewone stad. Het is de hoofdstad des Rijks, de stad die meermalen, door eigen kracht en vermogen, den Staat uit groote moeije- lijkheden gered heeft, en teregt in meerdere opzigten als het hart des Lands beschouwd is. Gelijk nu in het ligchaam, zoolang het hart levendig, krach tig en geregeld slaat, de gezondheid niet ernstig bedreigd wordt, zoo is het ook waarschijnlijkdat Nederland opkomende bezwaren of rampen zal te boven komen, zoolang te Amsterdam welvaart, Handel en Nijverheid bloeijenen de stad zich door verlichten ondernemings-geest onderscheidt zoolang de Burgerij door Godsdienstigheidzedelijkheid en beschaving wordt gekenmerktzoolang eene levendige liefde voor Vaderland en Koningzucht voor vrijheidmaar tevens zucht voor orde, alle klassen van ingezetenen blijven bezielen. Wij leven in een' moeijelijken tijd. Wij zagen verbazende omkeeringen door opbruischende driften van volksmassa's, onder de leus van vrijheid, te weeg gebragt. Gelnkkig werden wij verschoond. Wij Nederlanders zijn ook reeds oude geoefende strijders op de baan der vrijheidmet schade en schande hebben wij ondervinding opgedaan, en ons volk weet nu vrijheid van rege ringloosheid vooruitgang van omkeering te onderscheiden. Maar zijn wij daarom niet minder op onze hoedeDer menschen neigingen en begeerten zijn overal dezelfde en voorzeker zullen er ook onder onze ingezetenen zijn wier begeerten ten kwade slechts op gelegenheid wachten om uit te barsten. Laat ons derhalve waakzaam zijn, opdat gelegenheden daartoe, zooveel in ons is, geweerd worden. Dit zal ons dan bel best gelukken, wanneer wij ieder in de betrekking van bestuurwaarin wij geplaatst zijndie gevoelens van regtvaardigheid en welwillendheid koesteren, welke ons betamen, en ons voornaam streven daarheen rigtendat wij bet ware welzijn der ingezetenen daaronder ook vooral dat der kleine burgerij, zoo ligchamelijk cn burgerlijk, als Godsdienstig en zedelijk, zoo veel in ons is door alle onze handelingen, gedragingen en maatregelen, steunen, bevestigen en uitbreiden." Waarop de Heer van Reenen na eerst Z. Exc. te hebben beantwoord, den Raad toesprak, verklarende dat bet gewigt zijner taak, even ruim in om vang als rijk aan rnoeijelijkheden en zorgen hem een oogenblik had doen terugdeinzen voor de zware verantwoordelijkheid die op hem zou rusten. Wanneer men, zeide de Spr., op de tcekenen des tijds let, en zijn blik laat rusten op de dagendie ons wachtendan is bet geen helder ver schiet, dat zich voordoet aan ons oog. Te vergeefs worden binnen onze muren vroegere welvaart en de aloude voorspoed gezocht. Rijke bronnen van bestaan, die weleer kwistig vloeiden en wijd en zijd leven en vreugde verspreidden zijn opgedroogd of verplaatst. Van alle kanten trachten de andere plaatsen van ons land onze stad te be- rooven van hetgeen baar nog van vroegeren luister en rijkdom is overgeble ven terwijl zij in baren blinden naijver vergeten dat de belangen van Ne derland onafscheidbaar aan die van Amsterdam zijn verbonden, en dat zij, met roekelouze hand, te gelijk met den voorspoed der groote koopstad, bet welzijn van het Vaderland verwoesten!" Hij wil echter niet wanhopen aan de toekomst van Amsterdam Het zonde groote ondankbaarheid zijn, te miskennen het vele goede, dat er nog wordt gevonden. Nog geniet daar de nijvere ambachtsman het loon van zijn' arbeid. Nog is de oude handelgeest niet uitgedoofd. Nog worden kunsten en weten schappen in cere gehouden. Nog ontbreken de middelen niet tot opbeuring BELGI E. LUIK 7 Februarij. De Maas is aan bet zakken. Het water begint de stad te verlaten, maar in den omtrek staat alles nog blank. De kolenmijn te Wandre is ondergeloo- peneen brug van den grooten weg bij Huy en een andere van twee bogen bij Manhay weggespoeld. Te Namen is het water afgeloopen. FRANKRIJK. PARIJS, 7 Febraarij. Onze Regering heeft de bemiddeling tusschen Engelaud en Griekenland op zich genomen men denkt dat die zaken zich spoedig zullen schikken. De Wetgevende Vergadering zet hare beraadslagingen over de wet op bet onderwijs voort. De tweedragt onder de Katholieke partijten aanzien van die wet, is sterker dan ooit; maar de meesten schijnen zich rondom den Heer de Montalembert te scharen en de wet, in afwachting van wat beters, thans aan te nemen. In de Zitting van gisteren is de beraadslaging over het wetsontwerp over het onderwijs voortgezet. In de vorige zitting had de Heer Coquerel eene redevoering gehouden, en zich tegen de wet verklaard, als strijdig met de vrijheid en op het zonderlinge verschijnsel opmerkzaam gemaakt dat de geestelijken van alle gezindheden op vrijheid aandringen en het burgerlijk gezag haar weigeren. Hij beweert dat de voordragt door meer godsdienstzin te vorderen, dan rncn bij het volk vindt, bevorderlijk zal zijn aan ongeloof cn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1850 | | pagina 2