der Posterijenheeft de Heer Sloet op art. 57 te kennen gegevendal hij ook voor dat art. stemmen zal, (uitbreiding der bestaande inrigting van het Postwezen) doch onder speciale verklaring, dat bij door dit votum niet ge- prcjudicieerd zij, om, als de wet op de brievenposterijenzoo als die nu aan de Kamer is aangeboden, in beraadslaging komst, daartegen zijne stem uit te brengen. Eindelijk wordt, na afhandeling van al de onderdeelen, het geheele Hoofd stuk in omvraag gebragt en aangenomen met algemcene stemmen. Avondzitting van Dingsdag 18 December ïn deze Zitting zijn de beraadslagingen over Hoofdstuk X, Oorlogbe gonnen. De Minister van Oorlog verklaart, dat bij niet tegen de vermindering der Vestingwerken is. Ook bij hem heerscht de overtuiging dat er vestingen kun nen en moéten gesloopt of verlaten worden, zonder de defensie te benadeelen, en dat daaruit ook bezuiniging kan en zal voortvloeijen. Die zaak kwam hem zóó overwegend voor dat hij gemeend heeft zich te moeten laten voor lichten door ervaren ftiannenen om tevens aan de natie te bewijzen dat in dergelijke gewigtige aangelegenheden niet ligtvaardig te werk gegaan wordt. Ten slotte geeft de Minister te kennen, dat hij zich verder voorstelt om met Ceti comité van defensie dat hij wenscht Zamen te stellen, een plan te ontwer pen, en, zoodra dit zal zijn tot stand gebragt, zal hij dit gaarne in comité- generaal aan de Kamer mededeeien. De Heeren Dommer van Poldersveldt en Zylker wijzen de behoefte aan op bezuiniging in het algemeen en op Oorlog in 't bijzonder. De laatste geloolt dat voor onzen Staat 5 inillioen voor dit Departement voldoende ware. De Heer Storm van 'sGravesandé heeft zeer breedvoerig zijne algemeenè be schouwingen over liet budget van Oorlog en ons defensie-stelsel ontwikkeld. Naar Spr. meening is er op de kosten van Oorlog, 2 inillioen te bezuinigen. Hij dringt aan op de slechting van de vestingen Maastricht en Venlo, Breda, Koevorden en de Bourlagne, Deventer en de JJsselvestingenmaar wil die- van Groningen en Delfzijl behouden. Wat het comité van defensie betreft, zoo wenscht hij dat niet enkel hoofdofficieren daarin zitting zullen hebben, en dat het van tijdebjken aard inoge zijn. Na nog onderscheidene punten en misslagen besproken te hebben, eindigt Spr. met de stelling dat wij aan bet staande leger liet behoud van vrede tn rust te danken hebben, cn dat welligt anders nn reeds overal in Europa het socialisinusjzijne vaan zou hebben geplant. Daarom hebben wij een krachtig leger en een goed defensie-stelsel noodig. De Heer Donker Curtius verdedigt liet verslag van 13 Novembermet be trekking tot het daarin voorkomende over ons defensiewezen. Zooveel is toch zeker dat dat verslag de eerste grondslag van bezuiniging bij oorlog is geweest. De Heer Groen van Prinsterer wenscht dat bet budget van oorlog met algc- ïneene stemmenen zonder eenig amendement worde aangenomenbij gaat zelfs verder en meent dat het amendement van den Heer v. 's Gravesande, dat strekken moet om den Minister tc steunen, eigenlijk geschikt is om den Minister te doen vallen zijn stelsel is: Holland is onverwinbaar, als eensge zindheid, godsdienst, vertrouwen en gehechtheid aan Overheid cn Vaderland ons als vroeger blijven bezielen; dan is ecne geheele Natie als één man; dan ducht men geene vreemde overweldiging. De Heer Storm vindt in het algemeen bet budget te boog opgevoerd, mogt liet amendement van den Heer v. 'sGravesande aangenomen worden, dan zou bij zich met bet hoofdstuk kunnen vereenigen. Hij wenscht ook de spoedige aanbieding eener wet op de bevordering en pensionering van militaire Officieren. De Heer van Zuylen bestrijdt de wending die de Heer Groen gegeven beeft aan de discussien, door bet te doen voorkomen als of de aanneming van bet amendement van den Heer van 's Gravesande de aftreding van den Minister van Oorlog zou moeten ten gevolge hebben. Spr. ziet dat volstrekt niet in; inte gendeel strekt liet amendementom de aanneming van het hoofdstukwaar omtrent zich immer veel tegenstand geopenbaard heeft, gemakkelijk te maken. De Heer Groen van Prinsterer beantwoordt cenigc opmerkingen en wat die van den katsten Spr. betreft, zoo dringt bij zijne straks ontwikkelde meening niemand op, maar ze is zijn individueel gevoelen. De Minister van Oorlog voert daarna nog bet woord cn zegt: dat er met 1 Januarij 1850 ecne belangrijke wijziging in de bureaux van zijn Depart, zal plaats hebben die tot bezuiniging zal leiden. Een militair Wetboek zal worden ingediend, zoodra het gewone Wetboek van Strafregt waarmede het in verband dient gebragt te worden, tot stand gebragt zal zijn. De Wet op de bevordering en pensionering van Officieren ligt gereed en zal weldra kunnen aangeboden worden. Na nog cenigc woordenwisselingen komen de afzonderlijke afdcclingen en artikelen in behandeling en wel bijzonder art. 21 waarop bet amende ment van den lieer van 'sGravesande betrekking heeft, strekkende, om weg te laten de som van 580,000 voor materieel der geniemet den aankleve van dienen liet uittrekken dier som voor Memorie. De voorsteller verde digt z'yn amendement dat alleen ten doel beeft, om de zaak nader te onder zoeken, en ook cene manifestatie te geven van het gevoelen der Kamerverre echter om den Minister te belemmeren. De Minister van Oorlog verklaart daarop, dat door de aanneming van bet amendement geene stremming voor de dienst zou ontstaan; dat bij zicli even wel genoopt gevoelt bet amendement tc bestrijden, niet van wege dienst- stremming maar omdat hij in de aanneming van dat amendement, na het geen bij bij den aanvang der zitting verklaard had, een schijn van wantrou wen zou zien cn eene strekking om hein aan banden te leggen. Die neemt bij echter niet aan, dit is strijdig met zijne grondwettelijke verantwoordelijk- Jicid en bij wil bovendien vrij zijn in zyne werkkring. Na deze verklaring onlslaan er levendige woordenwisselingen. De Heer van 'sGravesande betreurt bet, dat de Minister hein op dit terrein brengt. Zoo doende zal er nooit bezuiniging kunnen worden aangebragtzoo doende al thans zal de Kamer nooit, kunnen doen blijken van bare meening. De Heer van der Linden ondersteunt, na de verklaring van den Minister, bet amendement. De Heer Borret gelooft, dal bet beter is de zaak nog eens in nadere over- Vrcging te nemen, en stelt dus voor een uitstel tot morgen ochtend. Bij stemming wordt dit voorstel aangenomen. Daarna is de vergadering gescheiden. Zitting van Woensdag 19 December. lil deze zitting zijn de beraadslagingen over Hoofdstuk X Oorlogen wel over Art. 21 voortgezet. Bij den lieer Groen van Prinsterer is een denkbeeld opgekomen, waaruit hij zich veel invloed op de stemming voorstelt. Hij wil namelijk den Min. van Oorlog gevraagd hebben, of bij hem bet denkbeeld dat, door de aanne ming van bet amend., zijne positie gecoinprowileerd zou zijn, is ontstaan na des spr. rede van gisteren avond dan wel of die Minister die gedachte reeds koesterde van den beginne af? Is bet eerste waar, dan zou spr. zich be schuldigen bet zaad van tweedragt geworpen hebbenin bet tweede geval vermeent hij den dank der vergadering te hebben verdiend. In het eerste geval zou spr. welligt zijne stem aan het amend, geven. Ten slotte dringt iiij bij den voorsteller van bet amendement aanhet in te trekkenook om de rondboistigc verklaring van den Minister van Oorlog. De Heer Bakker betreurt, dat deze zaak gebragt is tot eene spanning, welke builen de bedoeling des voorstellers van bet amendement was gelegen. Aan dat amend, mag toch geene nuttige strekking ontzegd worden met bet oog dat zoo dringend bet verlangen naar bezuiniging was uitgedrukt. Spr. ver langt dus de verklaring des Ministers, »dal geen afkeer van wettige banden hem legen liet amend, beeft ingenomen, en dat hij zich daartegen slechts verklaart, omdat bij gevoelt, Jat bij zijne beloften beter kan vervullen, naar mate hij door.aller vertrouwen rneer is gesteund cn gesterkt."' De Minister van Oorlog bad zich gevleid, na de verklaring, gisteren avond gedaan, niet noodig gehad te hebben op de zaak terug te komen. Hij moet bieitoe echter overgaan. Men beeft bet amend, doen voorkomen als met welwillende bedoeling gedaan cn om den Minister Ie ondersteunen. Maar die steun is door hem niet gevraagdook niet van liet comité van defensie en van niemand. Als hoofd van liet departement, waartoe bij door 's Konings vertrouwen is geroepen, bezit bij genoeg zelfstandigheid, om zich tegen allen invloed te verzetten. Ware dit niet bet gevalhij zou liever de portefeuille nedcrleggcn. Op liet gevraagde door den redenaar uit Zuid-Holland, moet de redenaar rondborstig verklaren dat bij, van den aanvang toen hein het amend, door den geëerden voorsteller werd medegedeeld, bij hem de onwrikbare mee ning vast stonddat bij de aanneming zou beschouwen als een bewijs van wantrouwen en dat bij zijne betrekking zonde ncderleggen. De Heer Storm van 's Gravesande zegt dat bijzoo als gisteren reeds door hem breedvoerig is ontwikkeldmet liet voorstellen van zijn amendement slechts één doel gehad beeft, namelijk eene mogelijke afstemming van bet hoofdstuk te voorkomen. Dit doel heeft hij, zoo als de zaak nu gcloopen is, gemist. Ilij heelt intusschen rijpelijk over de zaak nagedacht, cn de discus sien aandachtig aangehoord. Zeker is hetdat die discussien eenen heilza- men invloed zullen uitoefenen op de zaak der eindelijke regeling van ons ver dedig ingsstelsel. Na hetgeen nu door den Minister van Oorlog is in liet mid den gebragten na zijne stellige verklaring datvan bet oogenblik dat de spr. liet amendement aan ZEx. beeft medegedeeld bij bij eene aanneming daarvan, zulks zou beschouwen als een bewijs van wantrouwen, nu zou spr., wanneer bij bij zijn amend, bleef persisteren, den schijn op zicli Ia den, den gang van liet ministerie te willen belemmeren; iets dat bij, vooral in de bijzondere omstandighedenwaarin hij eenigen tijd geleden gemengd is geweest, geheel wil vermijden, bepaaldelijk ten opzigle van den Minister van Oorlog. Zulks toch, de vergadering is daarvan, hoopt bij, ten volle overtuigd, heelt geen oogenblik in spr. bedoeling gelegen, daar hij integen deel zoo als bij begonnen is te verklarenbet amendem. heeft voorgesteld ter ondersteuning van den Minister. In het wel begrepen belang van bet Va derland vermeent hij thans, dat amend, te moeten intrekken Toejuiching!). De Minister van Justitie geeft te kennen, dat thans bet oogenblik geko men is, waarop bij, namens bet geheele ministerie, liet gevoelen der rcgce- ring ten deze kenbaar kan maken. Het is dan van oordeel geweest datmet welke goede bedoelingen bet amendement ook was voorgedragen, het minis terie in de aanneming een blijk van wantrouwen zou vermeenen tc hebben moeten zien. De Minister van Oorlog heeft inet die rondheid, welke de leden der Kamer op prijs hebben weten te stellente kennen gegeven dat bij de slooping van sommige vestingen en eene geconcentreerde defensie mede verde digde. Ilij maakte alleen deze reserve dat hij, ten aanzien van eenige nog wensclite nadere inlichtingen in te winnen. Men was bet dus over de zaak eens, cn verschilde alleen omtrent de uitvoering. Het amendement zou dus wezenlijk een blijk van wantrouwen zijn. De Minister bedankt, namens bet Kabinet, den geaehten redenaar voor dc intrekking van dat amendement. Ten slotte beantwoordt bij nog den redenaar uit Amsterdam. Ilij kan dien spieker volkomen geruststellen. De Minister van Oorlog beeft geene andere bedoeling gehadwanneer bij vau banden sprak dan in den geest door den spreker bedoeld. Bij de behandeling der verdere afdeelingen geeft alleen Afd. XIII Tracte- inenten enz, aan de Maréchaussee) aanleiding tot cenigc discussie. De Heer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1849 | | pagina 2