De lieer Gr. heeft onzen exccptionelcn toestand aangenomen als een historisch feit. Maar ik vraag, omdat wij lang verdrukt zijn, kan dat nog de uitslui ting van het oogenblik wettigen? die vroegere verdrukking had ons juist moe ten vrijwaren tegen latere onbillijkheid. Maar, heeft een ander Spr. ge vraagd, waartoe die klagten wat nnt hebben ze? Maar dat is een verkeerd begrip. Dat argument zou kracht hebben als ze ongegrond warenmaar uit waarheid kan nooit dwaling ontstaan; en.... dat wij hadden moeten zwijgen, omdat het toch onvruchtbaar zou blijven, daarin hoop ik dat die Spr. zich zal hebben vergistanders toch zou het heil des Vaderlands weinig ge waarborgd zijn, en wij verwachten in alle geval eene betere toekomst. Onze rede bad geen doel om een blaam te werpen op het afgetreden Ministerie veel min was zij een uitvloeisel van wantrouwen tegen het tegenwoordig bewind; wij vertrouwen dat dit onze klagten niet onverhoord zal laten en on derzoeken. Zoo vragen wij niets ongrondwettigs, maar eischen regtvaardig- beid. Hebben vorige Regelingen bij het begeven van bedieningen gevraagd naar geloofsbelijdenis, dit bestuur zal er ook na vragen, ten einde ons te geven de te lang teruggehouden gelijkheidzonder daardoor te willen eene ponds-ponds gewijze verdeeling, maar eene grondwettige gelijkheid. De Heer Groen van Prinsterer die eene motie van orde wil voorstellen daarop nederkomende ol hij den Heer Borret nu of later zal mogen beant woordenlokt daardoor rene woordenwisseling uit. Aangezien er echter nog andere sprekers zijn ingeschreven, zullen deze eerst het woord voeren. De Heer van Nispen van Sevenaer had geen plan over de begrooting het woord te vragen. Hij had een crediet-wet verlangddoch heeft geene be zwaren om tegen de wet te stemmen, maar naar hetgeen gisteren is gebeurd, acht bij zwijgen met zijnen pligt strijdig. Ik heb, zegt hij, uitdrukkingen gehoord die ik ernstig moet afkeuren. Doch hij vond de klagten volkomen gegrond. Ik houde het er voor, dat eene gezonde staatkunde en de hoogste belangen van het land gebiedend vorderen, dat daaromtrent een andere weg worde gevolgd en allengskens deze grieve uit den weg geruimd worde. De spreker van gisteren (de Heer Groen) heeft van vonken gewaagd, die gevaar lijken brand zouden kunnen verwekken maar ik vraag het eiken kalmen be- oordeelaar, der door dien spreker gisteren gebezigde woorden, of bij zoodanige vrees liet goed is, om evenzeer vonken over de gistende stoffen te verbreidden. Ik zal tegen historische berinneringen geene historische herinneringen over- stellcn tegenover indrokken bij een gedeelte des volks bestaanden, niet wij zen op indrukken, herinneringen, levendig in liet geheugen van een ander gedeelte van dat volk; ik zoude dan toch doen, wat ik afkeur, en wil liever zwijgen en medewerken om die eensgezindheid en bnrgcrlijke verdraagzaam heid, die eendragtige zamenwerking van allen, die het met het Vaderland wel meenente bevorderen welke naar mijn oordeel niet zullen kunnen wor den gemist en voer het behoud van hetzelve, dringend noodig zullen worden bevonden. De Heer Bachiene zegt, de grief der Katholieken, in zoo verre zij wijst op eene wanverhouding in de getalen der ambtenaren van de onderscheidene ge zindheden, in vergelijking met die der bevolking, steunt op cijfers en betreft alzoo eene daadzaakdie het onbillijk zou zijn te wederspreken. Ik bepaal mij bij de opmerking, dat het een eigenaardig gevolg is van den vroeger on- regtvaardigen toestand, waarin al de Dissenters in iederen staat hebben ver keerd, alwaar eene lieerschende kerk was gevestigd en alzoo het beginsel van gelijkheid, of uitgesloten, o'f slechts onder velerlei beperking toegelaten was. Ik moet mijne Katholieke medeleden verzoeken, deze waarheid wel in het oog te honden, en ik bid mijne mede-Protestanten zich evenmin te ergeren, dat die klagten van eene belangrijke minderheid, die zich in vroegere jaren in haren eigen Vaderland gedrukt gevoelde, en bij wien bet intreden van eenen nienwen f tijdkring die hoop op herstel heeft opgewekt, zich wat scherp en lievig ten aanzien van het verleden hebben doen hooren. Het is de gewone reactie eener vroeger gedrukte klasse van Ingezetenen. Laten wij, zoo als eene verstandige staatkunde tevens aanraadtbillijk zijn en de grief van zoo velentraps gewijze en van lieverlede weg nemen. Regtvaardigheid voor allen is het eenige, ware, Christelijke en grondwettige middel, dat vrede in de gemoede ren, en rust in de zamenleving kan stichten en bevestigen. Men blijft in de dagelijksche zamenleving soms te veel van elkander afgescheiden, en van daar wantrouwen en wederzijdsclie miskenning. Geene vrees voor wegdrin- ging of latere overheerscbing honde van het plegen van onregtvaardigheid terng. Hij hoopt dat de beraadslaging op dit punt alsnu moge eindigenen dat alle afgevaardigden nimmer mogen vergeten, dat zij Nederlandcis zijn, en als zoodanig vele gemeenschappelijke belangen hebben. Zoo zal dan nie mand, in tijden van noodmet over elkander geslagen armenhet onheil des Vaderlands aanschouwenmaar goed en bloed voor hetzelve veil hebben zoo als ieder betaamt. De Heer Fokker doet alsnu eene motie van orde om de discassiën te slui ten, nadat de Ministers gesproken zullen hebben, ten einde, daar bezuini ging toch aan de orde van den dag isook tijd nit te zuinigen. 25 Sprekers hebben reeds 't woord gevoerd40 zouden 't nog kunnen doen en wel elk ten tweeden male. Sommige leden die daarin een gevaarlijk antecedent zien, vooral als het de strekking zou hebben om den leden de gelegenheid te bene men na de Ministers te spreken, bestrijden die motie, waarna met 48 tegen 13 stemmen besloten wordt tot voortzetting der discassiënen erlangt mits dien de Heer Groen van Prinsterer bet woord. De Heer Groen v. Prinsterer heeft steeds eene volkomene onpartijdigheid in acht genomenaltijd gedachtig aan liet schoone gezegde van een Katholijk af gevaardigde, »dat hij de regten der R. Katb. nog met meer kracht zou ver dedigen indien hij Protestant ware," en zonder te treilen in do bewijskracht der tabellen ol statistieken, waaromtrent het Ministerie welligt eenige ophel dering zal kunnen geven, weiisclit hij dat regt en billijkheid geschiede over eenkomstig de Grondwet, Maar, als de klagten der Katholijken in verband gebragt worden met beginselen die gevaarlijk zijn voor de rust des Vader lands dan moet hij spreken en bet grondwetig beginsel handhaven. Wat zegt art. 166 Gwt. De belijders der onderscheidene godsdiensten genieten allen dezelfde burgerlijke en burgerschapsregtenen hebben gelijke aanspraak op het bekleeden van waardigheden, ambten en bedieningen." Maar nu inoct men niet de zaak omkeeren, en zeggen dat men juist op de belijdenis letten moeten niet spreken van eene proportionele benoembaarheid dat is onbe hoorlijk en ongerijmd. Als gij het vooroordeel geheel wilt doen verdwijnen, verbeter dan uw toestand, verbeter uw onderwijs; mant uit door verdiensten en talenten, en dan zult gij zien, dat niet enkel in een gewest waar eene talrijke Katholijke bevolking is, vele bedieningen door Katholijken worden bekleed. Hij heelt het betreurd sommige uitdrukkingen door een spreker uit Gelderland te hebben geboord, die de mogelijkheid voorstelden van inertie op een oogenblik van gevaar. Dat is verkeerd. Men moet niet zeggendat de tijd zou kunnen geboren wordendat jeugdige mannen met de armen kruislings over elkander geslagen, bet gevaar des Vaderlands lijdelijk zouden aanstaren, en het was daarom zeer gepast wat een ander spreker (Borret) te dien aanzien zoo juist heeft opgemerkt, dat men in zulke oogenblikkenals één manvoor de veiligheid van het Vaderland en het belang van den Ko ning moet waken. Miskent, mistrouwt toch mijne bedoelingen niet; ze zijn opregt. Als Vertegenwoordiger des Volksen wat er ook zij van mijn indi vidueel standpunt, en als tolk van een groot deel onzer landgenooten, zeg ik: wij die prijs stellen op onze eigen regten, wij willen opregtelijk toenadering, en vergeet niet, dat wij hebben drieërlei gemeenschap: gemeenschap van Grondwet; gemeenschap van geloof; maar ook gemeenschap van gevaar; want, we moeten het oog ook rigtcn naar het Buitenland naar Duitschland en Frankrijk, en wij beleven de tijden dat ieder wordt, uitgekreten voor een piëtist of een mystiekdie nog ecnig geloof heeft aan Openbaring en een levenden God! Diezelfde behoeften aan toenadering worden ook geproclameerd, door uwe grootste mannen, door Montalembert, in Frankrijk, door Rado- wilz in Berlijn Z. Exc. de Minister van Finantiën stelt zich de behandeling voor van eenige punten meer van finantielen aard. Hij kan verklaren, dat hij volstrekt op geene godsdienstige gezindheid let, wanneer het de bekleeding van ambten of bedieningen aangaaten hij meent daarvan menig bewijs te hebben geleverd. Met slatistieke tabellen moet men voorzigtig wezen. Als een bewijs, dat de verhouding van het getal R. Kath. ambtenaren, niet zoo ongunstig is, als men soms voorgeeft, kan strekken, dat bijv. in Noord-Brabant het getal ambtenaren der belastingen 520 bedraagt, waarvan er 246 tot de R. Kath. ge zindheid bebooren. Men ziet niet naar geloofsbelijdenis, maar naar verdiensten. Is men ergens van die regtvaardige beginselen afgeweken, en mogt men het kunnen aantoonen, dan zal het hem aangenaam zijn de feil bij de eerste ge legenheid, die zich mogt voordoen, te herstellen, doch natuurlijk niet door eene nieuwe onregtvaardigheid te begaan. SB. Zie voor het vervolg dezer beraadslagingen het Bijblad dat bij dit Nomraer wordt uitgegeven. BUITJEJNLANDSCHE BERIGTEJN. ESGËLASB, LONDEN12 December. Er zijn twee groote Oost-Indiëvaarders verongelukt, de Emily van 500 en de Hanover van 700 ton; de bemanning van het laatste schip is op één man na verongelukt. Te Manchester is Zondag 11. de groote werkplaats van machineriën van de Ileeren Lillie and Sons afgebrand; de schade bedraagt 23,000 en 400 arbeiders zijn daardoor buiten werk. Het Nederl. stoomschip Willem I, hetwelk Prinses Marianne der Nederl. naar Sicilië heeft gebragt, is in liet Engelsche kanaal door zulke zware stor men overvallen, dat bet in gevaar van te vergaan verkeerde, dewijl onder andere schade een der raderkasten werd weggeslagen. Gelukkig had het op 8 dezer Portsmouth weten te bereikenvan waar het den 10(len naar Texel is vertrokken. BELdlE. BRUSSEL, 13 December. De Minister van Finantiën heeft aan den Koning een overzigt van den handel in 1848 aangeboden, waaraan wij het volgende onlleencn De invoeren van Nederland beliepen, volgens de opgaven van 1833, 38,600,000 fr. en de uitvoeren derwaarts 33 millioen fr.in 1848 zijn deze cijfers 37,900,000 en 26,600,000 geweest, makende derhalve een verschil van 11,300,000 fr.hetwelk in eerstgenoemd jaar slechts 5,600,000 fr. beliep. De invoeren leveren, bij vergelijking tegen 1847 1 pCt. vermindering en bij vergelijking tegen het gemiddeld bedrag in vijfjaren, 9 pCt. vermeerdering op. De artikelen hebben voor 11,600,000 fr. nit grondstoffen, voor 25,900,000 fr. nit verschillende artikelen cn voor 1,100,000 fr. nit gefabriceerde voorwerpen bestaan: deze cijfers waren in 1847 10,800,000, 26,800,000 en 1,300,000fr. De invoer van koflij, vee, boter, thee, paarden, en raap- en lijnkoeken heeft afgenomen; die van onbereide tabak, rnwe suiker, wol cn indigo toe genomen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1849 | | pagina 2