in dit hoofdstuk der bcgrooting, cp den post voorkomende onder art. 9, Gehouwen voor de openbare eeredienst bestemdeene som van 31,900 is uitgewonnen; dat voorts op [art. 16, Onderstandgelden aan kerkelijke gemeentenmeest voor kerken en pastorijenin het VI(le hoofdstuk, slechts is bezuinigd eene som van 23,400.34 J, en dat, niettegenstaande deze aanzienlijke verminderde postenover het geheele hoofdstuk VI niet meer dan 2,934.36 is bezuinigdterwijl op hoofdstuk VII de belangrijke som van ƒ20,528 is uitgewonnen. Men kon niet goedkeuren, dat de be zuinigingen op dit laatste hoofdstuk zooveel verder waren uitgestrektdan op het VIde, en dat daarenboven de op een bepaalden post van hoofdstuk VI uitgewonnen gelden op andere waren besteed, terwijl dit in hoofdstuk VII niet was geschied. Andere leden voerden hiertegen echter aan, dat dit verschil niet zoo groot wasmaar dat het bezuinigde op het VIde hoofdstuk vprloren was gegaan aan pensioenen waaraan eene som van ƒ16,858 meerder moest worden uitgege ven en dat, zoo men hij deze som de ƒ2934.36 telde, het werkelijk op de beide departementen bezuinigde bijna een gelijk bedrag beliep. Marine. Vrij algemeen is de aandacht gevallen op de hooge kostenvan het materieel. Het personeel behoorde meer op den voorgrond te worden geplaatst. Van zoo vele etablissementen kon er ten minste één worden ge mist schepen, eenmaal op stapel gezet of afgebouwd, blijven op de hellin gen slaan of verteren in de dokken. Het uitgespaarde zou kunnen worden besteed tot uitbreiding onzer zeemagt, in de Overzeesche Bezittingen, waar die zoo noodig is. Men heeft ook weer gesproken van eenen Raad van Marine, bestaande uit bekwame en ervaren Zeeofficieren. Anderen meenden, dat óf de ministeriële verantwoordelijkheid door dien Raad voor een gedeelte zou verdwijnen, of dat deze instelling de bron zou worden van oneindige moeije- lijkheden en botsingen, en algemeen werd de aanmerking gemaaktdat de kosten van het departement te hoog waren. Uit de opgaven blijkt dat behalve hetgeen bij de begrooting wordt toege staan nog r'j. der soldijen van de onder-officierenen 4 van die der verdere equipagie over ieder schip in Oost-Indië uit de Indische kas worden gekweten. Men keurde dit af. Voort3 is weder de vraag over de verplaatsing van het instituut te Medemblik ter sprake gekomen. Onder N0. 45 der pensioenlijst komt een pensioen voor van ƒ2,400, voor iemand wien een tractement van ƒ3,500 is toegelegd. Hieromtrent werd opheldering verlangdals strijdig met het beginseldat een pensioen niet met de hoogere bezoldiging kan gepaard gaan. Nationale Scliuld. Ten deze is onder anderen gevraagd eene uitvoerige mededccling, betreffende den uitslag der werkzaamheden en de vooruitzigten der droogmaking van het Haarlemmermeer. Departement van Finantiën. Vele leden hebben toegejuicht dat de Rege ring aan de leges, bij de administratie der in- en uitgaande regten en accijn- sen geheven een einde wil maken. Voor iederen ambtenaar wenschte men eene vaste belooning, evenredig aan de diensten die hij aan den Staat be wijst, maar niet daarenboven uit andere bronnen voordeelen aan enkelen. Kosten van de Generale Directie van het grootboek der Nationale Schuld. Hieromtrent vroeg men of hel agentschap van het Ministerie van Finantiën te Amsterdam niet kon vervallen; zij verlangden met de werk zaamheden te worden bekend gemaakt, welke de Regering het behoud doen raadzaam achten. Bij de Kosten van het regt van waarborg op de gouden en zilveren werkenis wederom algemeen en ten sterkste aangedrongen op de vaststel ling rencr nieuwe wet. Bij de Kosten van de administratie der directe belastingenin- en uit gaande regten en accijnsen en scheepvaartwettenis over de instelling der rijks-advocaten gehandeld. Twee meeningen werden over dit onderwerp oeuit. Sommige leden wenschien de instelling op te heffen. Doch de instel ling, zoo als zij nu bestaat keurde bijna niemand goed. Bij de pensioenen en wachtgelden drong men aan op overlegging van cenen staat der verleende wachtgelden. Departement van Oorlog. Men verlangde de inzigten van den Minister van Oorlog te welen en rncdedeeling der hoofdregels, naar welke het leger behoorde te worden ingerigt. Met nadruk is de wensch geuit, dat er naauw- keuri" en met beleid zou worden toegezien of er niet nog aanzienlijke bezui nigingen op dit hoofdstuk waren aan te brengen; daar in weerwil der aan- gebragte verminderingen het eindcijfer Ie hoog was, en menig onderwerp, als bijv. beslissing omtrent de slechting der vestingen, regeling van het leger in verband met de schutterijen, opheffing van het topographisch bureau enz., lot groote bezuiniging zou kunnen voeren. Vooral verbanning van alle weelde zoo als de groote en generale staven, de intendance, de provinciale en plaat selijke staven het verleenen van fourage wanneer geen paarden worden ge houden en dergelijke. Het heeft bevreemding gewekt, dat de lagere prijzen der eetwaren die voor de gevangenissen eene aanzienlijke vermindering hebben veroorzaakt, geenen invloed op dit hoofdstuk hebben uitgeoefend, en vroegen waarom de rations brood bij oorlog tegen 6*5 en bij marine tegen 8 centen worden berekend. Even als voor het Instituut te Medemblik wordt er voor de Militaire Aca demie te Breda eene afzonderlijke hegrooting verlangd. Geneeskundige dienst. In de eerste plaats werd er aangemerkt, dat de administratiekosten, welke voor de geneeskundige dienst besteed worden, zoo hoog zijn, dat zij meer bedragen dan hetgeen aan zieken wordt te koste gelegd; en ten andere rekenden enkele leden uit, dat, wanneer het leger 50,000 man sterk ware, dan nog ieder man 9 aan geneeskundige dienst zou kosten. Zij meendendat op deze afdecling misschien wel 1 j ton gouds zou kunnen worden bespaard. Kosten van het corps Maréchaussée. Met zeer veel ernst heeft men al gemeen de uitbreiding van dat corps over het geheele rijk aanbevolenals hoogst wenschehjk en nuttig. Vele leden hechtten tevens groot gewigt aan den maatregel welke nu genomen is, en waardoor een gedeelte der ruiterij als maréchaussée wordt aangewend. Departement van Koloniën. Bij de beschouwing hiervan bekleedde de ze delijke beschaving der inwoners in de O.-I. koloniën eene voorname plaats. Van alles wat daar spoedige en onmisbare verbetering vordertis niets zoo dringend als het onderwijs. Met den meesten nadruk werd nogmaals meer dere zorg daarvoor aan de Regering aanbevolen. Omtrent vele belangrijke vraagpuntenwelke in de laatste tijden zoo breed voerig in openbare geschriften zijn behandeld zou de kennis van het gevoelen der regering hoogst welkom wezen. Zoo is door sommige leden gevraagd, of de verpachting van tinmijnen op Banca het overgeven van andere mijnen in Oost-Indië aan bijzondere personende invoering eerier geregelde stoompaket- vaart, waarvan gelukkige uitkomsten worden voorspeld, in de plannen der Regering liggen. Voorts herinnerde men aan de tijdens het onderzoek der tweejarige begrooting over 1848 en 1849 gewisselde vragen en antwoorden betreffende het circulerend medium. Men meende dat de ervaring nu meer zou hebben geleerd en verlangde daarvan de uitkomsten te vernemen. Met het oog op de Oost-Indiën, werd er eindelijk nog in bedenking gegeven, of het niet raadzaam wasen of er geene middelen te vinden waren om den stroom der landverhuizing, welke ook in ons land gestadigen aanwas toont, naar die koloniën te rigt;n? Wat de West-Indische bezittingen betreft, verlangde men de uitkomsten der kolonisatie aan de Saramacca en de inzigten der Regeringen inlichtingen omtrent den toestand der slavenbevolking te weten. Met hetrekkiug tot het Xlllle hoofdstuk werd opgemerkt dat het werkelijk bedrag der tractementen niet blijkt, omdat enkele ambtenaren ook verlof- tractementen uit de kas trekken. Er werd tevens gevraagd, of niet sommige ambtenaren te gelijk Indisch cn Nederl. pensioen ontvangen. Nog is geklaagd over het ontbreken van eenen post op de begrooting betreffende de instellin gen te Harderwijk, Delft en Breda. Voorts heeft de Heer Sloet eene uitgebreide nota ingediend die de Com missie aan het einde van het verslag mededeelt, doch waarvan wij de verkorte mededeeling uit plaatsgebrek tot een volgend nomuier moeten uitstellen. Omtrent de wet op de middelen heeft de groote meerderheid, in vertrou wen, dat de Regering zich hiermede bezig houdt, dit punt niet aangeroerd, maar eenige gebreken aangewezen. Dat de suiker-accijns niet opbrengt wat bij geringe verandering in de wet, te verkrijgen ware. Dat door den accijns op de zeep vele zeepziederijen te gronde gaan, waarom op wijziging of afschaffing weid aangedrongen. Eindelijk heeft nog de Heer v. Hoëvell eene nota ingediend, waarin het nadeelige wordt aangetoond voor den bloei en vermeerderde opbrengst in Oost- Indië, dat men het overschot der kas aldaar geheel voor het Moederland aan wendt, zoodat er niets voor verbeteringen van welken aard ook voor Indië zelf overblijft. APEIiDOORN2 December. De houtverkooping op Woensdag 11. alhier gehoudenvan 93 percelen Beuken, Eiken en Dennen, alsmede eenig Akkermaalshout, grootendeels in het Soerensche Bosch en voor een gedeelte in het Asseltscbe Bosch heeft de aanzienlijke som van ruim ƒ15,060 opgebragt. BUITEJNLA1NDSCHE BERIGTEi\. ENGELAND. LONDEN1 December. De Consul van Venezuela alhier, de Heer Milligan, heeft aan den Presi dent van het comité der Zuid-Ainerik. fondsenhouders, den Heer Robinson, de onderstaande van 28 Nov. gedagteekende belangrijke mededeeling gerigt Mijnheer 1 Op last van den Secretaris van Staat voor de Finantiën te Ca- raccas, vervat in eene depeche dd. 18 Oct. en heden door mij ontvangen, heb ik de eer u te bcrigtendat de Regering van Venezuela 4 gedeelte van de tolregten heeft beschikbaar gesteld voor de betaling van de rente der Bin nen- en Buitenl. Scbuld en zulks bij wijze van decreet van 1 Oct., hetwelk gij in de nevensgaande Gaceta de Venezuela zult aantreffen. De Minister gelooft, dat dit 4 gedeelte jaarlijks niet minder dan een half millioen dol lars zal opleveren, en dat het mitsdien voor dit doeleinde meer dan toerei kende zal wezen. Hij zegt voorts ten opzigtc van de achterstallige dividen den, dat de uitvoerende magt de beste pogingen zal in het werk stellen, om van het Congres van 1850 dienaangaande een besluit uit te lokken, hetwelk voor de schuldeischers voldoende zal luiden. Ten slotte heb ik in last, om voor te stellen, dat gij een behoorlijk gemagtigd agent aanwijst, om te Laguayra de renten te ontvangen, naardien zoodanige maatregel aan de Re gering toeschijnt meer vertrouwen aan beide partijen in te boezemen dan de vaststelling van een nieuw agentschap alhier. Ik zal uw antwoord alwach- ten, om bet aan den Minister over te zenden. Bij het dezer dagen voorgevallen overlijden van den directeur der spaar bank te Rochdale, is gebleken dat deze persoon zich vele jaren lang sommen van die bank heeft toegeëigend, naar men berekent meer dan 360,000 zijnde meer dan zich thans in de bank bevindt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1849 | | pagina 2