STAAT der oningekomene posten, voorkomende in de Stads-rekenina: over het jaar 1848. Dienst 184?". Dienst 1§4S. OPG AVE der Personen, die naar de Koloniën der Maatschappij van Wel dadigheid zijn opgezonden en aldaar voor rekening der Stad Leyden wor den verpleegd. Er is eindelijk nog' één punt dat alle aandacht verdient, de Stedelijke gevestigde Schuld. Voor interessen daarvan werd betaald: In 18328871.56 i. 18378046.561. 18422158.50" 18471132.25. terwijl op de begrooting van 1850 die Interessen niet hooger voorkomen dan tot 785.50. Sommen wij dit nu alles bijeen: in twaalf jaren tijd zijn verschillende belastingen afgeschaft, die jaarlijks opbragten 32000. De opbrengst der Stedelijke Eigendommen is 13000 hooger. Er moet jaarlijks ruim 7000 minder voor Interessen der schuld betaald worden. De bestaande aflosbare oude schulden zullen in 1851 geheel afbetaald zijn. En eindelijk zal er eene nieuwe schuld van 45000 a 4 pCt. zijn gemaakt; maar daarentegen nog aanwezig zijn 96000 aan rentegevende disponibele gelden. Wij laten het aan Uw oordeel over Edel Achtb. Ileeren of er reden bestaat, oru te zeggen dat deze stad zich in min gunstige financieele omstandigheden bevindt. Op de raming der uitgaven over 1850 hebben wij geene aanmerkingen te maken, wij weten bij ondervinding dat niet elk der Artikelen van uitgaaf wordt uitgeput, maar dat, waar besparing mogelijk is, ieder daartoe medewerkt, en zijn overtuigd dat de geraamde sommen niet geheel zullen benoodigd zijn. Art. 41 zal echter, ingevolge het in de laatste Vergadering genomen Raads besluit, vervallenen het batig saldo daardoor 300 hooger worden. Wat de inkomsten aangaat, blijkt reeds uit het vroeger aangemerkte, dat wij die niet als te hoog geraamd beschouwen, wij durven vertrouwen, dat de aceijnsen meer dan de geraamde som van 176500 zullen opbrengen; maar met het oog op den door ons opgemaakten Staat van Opbrengst der Aceijnsen, zouden wij in bedenking geven om art. 5 te verminderen met 1500 en dus te brengen op 94500, en daarentegen art. 7^ te brengen op 1100, art. 10c op 1200, en art. 10« op 13000. Leyden den 12 November 1849. De Commissie van Financien voornoemd, J. A. de FREMERY, P. G. HUBREC11T. Lantaarn- en brandspuitengeld742.65 Nacht-, brand- en Klapwakersgeld 1971.11 Recognitie24.31 Gemeente opcenten op de grondlasten en het personeel146.98 Lantaarn- en brandspuitengeld3732.16 Nacht-brand- en klapwakersgeld 3026.90 Recognitiën218.28 2738.07.1 7124.32 9862.391- Opgemaakt door Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, den 1 November 1849, DU R1EU, Ter ordonnantie van dezelve, v. PUTTKAMMER. Aanwezig op den 31 December 1848284 personen. Sedert bijgekomen tot op den 10 November 1849 (doch vermoedelijk)61 345 personen. Van 1 Januarij tol uit0 Augustus 1849 (kunnende vooralsnog geene latere mutatien worden opge geven): Ontslagen60 Overleden12 72 Blijft 273 personen. Opgemaakt door Burgemeester en Wethouders der stad Leyden, den 10 November 1849, DU RIEU, Ter ordonnantie van dezelve, v. PUTTKAMMER. I {Blad D.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1849 | | pagina 17