Daarna ging men over tot liet ad aperturam behandelen van gemakkelijke stukken uit Ovidius of Livius of Tibullus, of Sallustius, of Cicero of an deren, en tot vertaling in het Latijn. In de beoefening der etymologie bad vooruitgang plaats. De beoefening der Grieksche taal en letterkunde laat nog zeer veel te wen- schen over. Er moet dus in het algemeen aangedrongen worden op ccne meer grondige beoefening der Grieksche taalde regelen der grammatica worden werktui gelijk van buiten geleerd, maar niet begrepen; men laat vertalen, zonder dat het vertaalde met den leerling grondig wordt behandeld. Het non mulla sed multum zij dus hier dringend aanbevolen. de oude geschiedenis heeft men twee leerwijzen opgemerkt, van welke de eene zich bcvlijtigd had om de hoofden met eene noodelooze hoeveelheid feiten en jaargctallen op te vullen; terwijl de andere de geschiedenis verwerkt had tot eigendom des levens. De eerste leerwijze maakt van de geschiedenis een louter geheugenwerk en stelt zich tot hoofddoel om met het geleerde op 'texamen te schitteren, doch hare vruchten voor het leven zijn gering. De andere methode is afkee- rig van 'l opeenstapelen van kennis die niet gedijt tot opheldering van bet verstand en verbetering van het hart. Zij beschouwt integendeel de weten schap als het krachtige middel om den mensch aan zijne bestemming hier op aarde te doen beantwoorden, als de leidsvrouw die hem overal ter zijde staat, en door voorbeelden uit het verledcne hem een rigtsnoer voor het tegenwoor- in de verschillende betrekkingen des burgerlijken en maatscbappelijken levens aan de hand geeft. Het behoeft wel geen betoog dat deze laatste methode de eenige ware is. Het examen in de oudheidkunde heeft zich bepaald tot die puntenwelke in een onmiddellijk verband staan met de geschiedenis. De Romeinsche antiquiteiten waren over 't geheel vrij goed geleerd de begrippen over de Grieksche instellingen daarentegen, met name over de Alheensche republiek en hare inrigting, waren meestal verkeerd. De kennis der mythologie beantwoordde gewoonlijk aan de vorderingen in de oude talen. De vorderingen in de onde aardrijkskunde waren op loffelijke uitzonderin gen nagering. Bij het examen in de historia literaria heeft men zich meestal bepaald tot die auteurs, welke de jonge lieden gelezen hadden; en men heeft gemeend, hun het genoegen te moeten onthouden, om eene nuttelooze lijst van jaren en namen van personen en geschriften op te sommen. Sommige jongelieden die eene goed ingerigtc school behoorlijk hadden afgeloopen en van wie men zeggen kondat zij in de oude talen leefdentoonden ook van de geschiede nis der letterkunde juiste begrippen te hebben. Bij de meesten echter bleek bet, dat ook hier slechts geheugenwerk verrigt was. Ook de kennis der nieuwe vaderlandschc geschiedenis bestond vaak in eene opsomming van namen en jaartallenvreemd aan alle verstandsontwikkeling. De dorre vorm van sommige leerboeken schijnt daarvan voor een gedeelte de schuld te dragen. Er had echter wezenlijke vooruitgang in de beoefening der nieuwere historie plaats. De klagten van vroegere Commission over verwaarloozing der moedertaal moeten ook thans met den meeslen nadruk herhaald worden. Over 't geheel genomen waren in geen vak de resultaten minder bevredigend. Het is onbe grijpelijk, dat jonge lieden die eene beschaafde opvoeding genoten hebben, de beoefening der moedertaal zoo weinig ter harte nemen. De meeste opstellen leverden de overtuigendste blijken op, dat zoowel de gronden der taal als de regelen van den Nederduitschen stijl, en zelfs de eerste beginselen der inter punctie, óf van den beginne zeer onvolledig geleerd, óf althans in lateren lijd oj) eene onverantwoordelijke wijze verwaarloosd waren. De uitzonderin gen waren zeldzaam. De Commissie acht het een duren pligt, de aandacht van de Regering bijzonder op dit in waarheid treurige verschijnsel te ves tigen. Rij het verslag omtrent de meeste vakken, beklaagt zich de Commissie dat men te veel alleen voor 'texamen werkt, dat men de jonge lieden daarop als afrigt, zonder hun lust en smaak voor studie in te boezemen, en hun te weinig tijd tot genoegzame ontwikkeling vergund wordt. 'sGRAVEN11 AGE, 18 October. Bij Koninkl. besluit van den lGllcn October 1849, is de Staatsraad in bui tengewone dienst J. P. C. Ruloffs, Oud-Dirccteur-Generaal van Financiën in Nederlandsch Indië, benoemd tot Lid in den Raad van Nederlandseh Indië. Z. M. heeft het pensioen verleend aan den Gencraal-Majoor J. J. Volk- hemer, Commandant van de lsle brigade, 2de divisie Infanterie, belast met de waarneming van het prov. Commandement van Friesland, Groningen en Drenthe. Z. M. heeft benoemd bij den grooten Staftot Colonelden Luitenant- Colonel Jhr. II. de Hazebomme, van gemelden staf, adjudant bij Z. M. Rij den Provincialen Staf: tot Luitenant-Colonelsde Majoors Jhr. H. J. E. van Bevervoorde en P. R. van der Beek beiden Adjudanten in het provin ciaal Commandement van Noordbrabant en van Limburg. Bij den Plaatselijken Staf: tot Colonel, den Luitcnant-Colonel D. J. van Winshcym plaatselijken Commandant van de 3dc klasse te Breda. Bij het wapen der Infanterie: bij den Staf van het wapen, tot Gcneraal- Majoor en tevens tat Commandant van de 2de brigade der lslc divisie Infan terie belast met de waarneming van het prov. commandement van Noord brabant, den Colonel A. J. Verhorst, thans Commanderende het 7de reg. Inf. Tot Generaal-Majoor en tevens tot Commandant van de ls,c brigade der 2Je divisie Inf., belast met de waarneming van het prov. Commandement van Friesland, Groningen en Drenthe, den Colonel C. A. II. Goetz, thans Com manderende het lsle reg. Infanterie. Bij het regement Grenadiers en Jagers, tot Colonel, den Luitcnant-Colonel II. F. K. Duycker, Commandant van het Corps. Bij het lste regement Infanterie, tot Colonel en tevens Commandant van het corps, den Luitenant-Coloncl F. H. Croes, thans Commandant van het Koloniaal Werf-depöt. Bij het 2,lc regement Infanterie, tol Majoor, den Kapitein der lstc klasse J. II. Salomon, van het 3de reg. van het wapen. Bij het 3de reg. Inf., tot Kapitein van de 3de kl. bij ancienneteitden lstcB Luitenant-Adjudant IV. J. P. Ravens, van het corps. Bij het 4de reg. Inf., tot Majoor, den Kapitein der ls'« kl. D. van den Oosterkamp, van het corps; tot Kapitein van de 3de kl. bij anciënniteit, den isren Luitenant L. A. J. Sinids, van het 5de regt. Inf. Bij het Gde reg. Inf, tot Luitcnant-Colonel, den Majoor J. J. de Moulin, van het 2de reg. Inf. Bij het 7de reg. Inf., tot Colonel en tot Commandant van het corpsden Luitenant-Colonel G. Menninghvan het 6de reg. Inf. Bij het Koloniaal Werf-Depöt, tot Luitenant-Colonel en Commandant van het corps den Majoor J. C. Nootvan het 4de reg. Inf. Z. M. heeft den Heer LacroutsLid van den Raad van Prefectuur in Algerië, benoemd lot Ridder der Orde van den Nederlandsehcn Leeuw. Do Minister van Justitie, Wichers, is van het hem door Z. M. verleend verlof weder in de Residentie teruggekeerd, maar heeft zijne werkzaamheden nog niet hervat. Z. M. de Koning heeft een aantal loten genomen, in de loterij van Voorwerpen van Kunst, welke alhier gehouden zal worden ten behoeve van de nagelatene betrekkingen der aan de cholera overledenen. De Tentoonstel ling dier voorwerpen is thans in het lokaal der Teeken-Academie alhier ge opend, alwaar de loten voor deze liefdadadige loterij te bekomen zijn. De Ileer Dubois de Saligny, Minister van Frankrijk bij het Nederlaud- sciie Hof, is van Parijs in deze residentie teruggekeerd. Men spreekt er van dat die lieer eene andere zending zou bekomen. Den 15 dezer is te Scheveningcn de eerste stcurharing aangebragt door eene pink, die spoedig werd opgevolgd door eene tweede. De eerste bragt eene lading aan van 34,000, en de laatste van 51,000. De beriglcn uit de vloot luiden ongunstig. HAARLEM16 October. De Hoofd-Commissie tot het oprigten van een metalen standbeeld ter cere van den uitvinder der Boekdrukkunst, Lourens Jansz. Coster, heelt thans bekend gemaakt dat de reden van haar stilzwijgen geregtvaardigd is geworden door de staatkundige gebeurtenissen, welke ook in Nederland de gemoederen vervul den en den lust voor al wat met de stille studiën des vredes in verband staat, zeer verkoelden. Nu echter berigt zij, dat de Vergadering van Afge vaardigden, te Haarlem gehouden, en waarin de Hoofd-Commissie werd be noemd bepaalde dat het beeld door eenen Nederlandsehcn kunstenaar ontwor pen en bewerkt zou worden. De Commissie is daarom met den Heer Roijer in onderhandeling gelreden met dit gelukkig gevolg, dat zij dien kunste naar het vervaardigen van het groole model heeft opgedragenen dat de eerste hand aan het werk gelegd is. Na dank gezegd te hebben voor de ondersteuning van vele kanten onder vonden, zegt de Heer Noordziek, namens de Commissie, ten slotte: Terwijl nu de Heer Roijer het beeld ontwerpt, dat een duurzaam blijk zal worden der waarde in Nederland aan de uitvinding der Boekdrukkunst gehecht, waagt de Hoofd-Commissie een nieuw beroep te doen op de belang stellende medewerking barer landgenooten. Zij kan die niet ontberenzal het modelde werkplaats des meesters verlatendein metaal worden ovcr- gebragt, en het denkbeeld alzoo worden verwezenlijkt, hetwelk, eenmaal geopperddoor het gansche land weerklank vond. Moge de Commissie in hare verwachting niet worden te leur gesteld. Moge het wclgclukkcn barer pogingen het bewijs opleveren, dat er, ook in de dagen van onrust welke wij beleven velen gevonden worden die belang stellen in verlichting en be schaving en in het krachtigst middel tot bevordering van beide. ARNHEM, 16 October. Gisteren is alhier aangekomen Z. K. 11. Prins Hendrik der Nederlanden, komende van Luxemburg, en II. K. II. Prinses Sophia, Dochter van II. M. de Koningin weduwe, Gemalin van de Erfgroothertog van Saksen-Wcimar- Eisenach. In het hotel Bellevue werden de Vorstelijke Personen door hunne Moeder opgewacht. De ontmoeting der Koningin met hare Dochter, welke zij sedert het overlijden van Koningin Willem II niet had gezienwas zeer treffend. Een half uur daarna zijn de Vorstelijke Personen naar Biljoen ver trokken, alwaar, naar men verneemt, de Prinseseenigen tijd bij hare Ko ninklijke Moeder zal doorbrengen. EINDHOVEN, 16 October. Door de ijverige nasporingen der justitie is het gelukt de daders van den onlangs gepleegden diefstal in de II. C'. kerk te Helmond te achterhalen. Men heeft onderscheidene der ontvreemde kerksieradenvoor het grootste gedeelte aan stukken gesneden, ten huize van zekeren Peelers, wever te Helmond, in beslag genomen. Deze Peeters en zijn zoon (Duitschers van afkomst) zijn in verzekerde bewaring genomen en in het huis van arrest alhier overgebragt. Een bij hen inwonende fabriekarbeider, ook Duitscher van geboorte, die van den gepleegden diefstal mede verdacht is, is door de vlugt aan de justitie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1849 | | pagina 2