LEYDSCHE COURANT.'-1:*» I'M 1849. YRÏJDAG, 10 AUGUSTUS, N°. 90. BINiNEJNLAiNDSCHE BERIGTE3. De Courant wordt Maandag, Woensdag en Vrijdag uitgegeven. Dia van Maandag komt uit Zaturdag arond. M) IK t ^ZKOKKKNi De Prijs der Courant is f IS in het jaar; de afzonderlijke nummers worden tegen 10 Centen afgegeven. LEY DEN9 Augustus. Het Departement voor de Zaken der Hervormde Eeredienst enz. Iieeft eene circulaire aan de Leeraars dor Protestantsclie gemeenten uitgevaardigd, om op Zondag den 26sten dezer een' Bededag te houden. Sedert de laatste opgave van Dingsdag den 7Jcn Augustus zijn alhier bijgekomen 9 Cholera-lijdersoverleden G, hersteld 93. Totaal 1272, overle den 717, hersteld 37G, in behandeling 179. De 's Gravenh. nieuwsbode meldt, dat aldaar een valscli tien-gulden stuk met het jaartal 1840 in omloop is gehragt. liet draagt de navolgende kenmerken twee wigtjes vijf korrels te ligt de buste zeer weinig gelijkend een zware trek om den mond het oog defectde letters slordighoog geel van kleur. Uit Rotterdam wordt gemeld, dal twee personen uit die stad, Snelle- nian en W esse Istc Balogna aan de Wolga in Rusland, eene stoomboot voor particuliere rekening hadden gebouwd die den 28sten April van stapel liep en uitmuntend voldoet. Zij hadden 30 Russische arbeiders onder zich gehad. Te Rotterdam zijn in de laatste drie maanden aan de cholera ruim 700 personen overleden; in Junij alleen 462. Te Haarlem zijn door de Commissie voor het Staats-cxamen den 7den dezer, 13 jongelieden geëxamineerd en 9 toegelaten. Den 85ten, 12 geëxami neerd en 10 toegelaten. 'SGRAVENHAGE, 9 Augustus. Tweede Mtamer der Staten-Generaal. l'it het algemeen verslag op het ontwerp van belastingtot dekking van het tekort, enz. blijkt, dat hoewel algemeen hulde doende aan de zorg, door de Regering aan dezen nieuwen arbeid besteed, en gaarne erkennende, dat de Memorie van Beantwoording met opzigt tot het belastingstelsel nuttige wenken bevat, de groote meerderheid meent die voordrugt voor allezins ontijdig te moeten verklaren. Het hoofdbezwaar dat de Kamer tot geenen definitive!) maatregel tot dekking van het tekort meent te moeten medewer ken zoolang het stelsel van vereenvoudiging en bezuiniging, hetwelk de Re gering verklaard heeft te willen invoeren, niet in haar geheel en in de bijzon derheden aan haar bekend is geworden, bestaat nog in volle kracht en weegt zelfs, naar het oordeel van velen, zwaarder dan te voren. De besparingen worden in dat stuk, niet slechts voor 1849, maar ook voor 1850, op niet meer dan een milliocn gulden 'sjaars geraamd, waaronder dan nog de ver mindering van bet lstc hoofdstuk der staatsbegrooting, ten bedrage van ƒ450,000, begrepen is, zoodat hot Ministerie zich vleit, na twee jaren tijds, eene bezuiniging van ƒ550,000 's jaars te zullen hebben bewerktterwijl in bet bekende verslag van den Raad der tijdelijke Ministers aan den Koning, van 13 November 1848, de vermindering van uitgaven, door vereenvoudiging, minstens twee millioen zal kunnen bedragen en de Minister van Binnenl. Zaken, in zijne den 30stcn Julij, uit naam van geheel het Ministerie, in de Kamer gehoudene rede verzekerd heeft, dat het verslag van November 1848, voor zooveel de daarin vermelde onderwerpen betreftde grondslag der han delingen van het Ministerie is, met vrijheid om de daarin aangeduide vereen voudigingen te wijzigen. Het in te voeren stelsel van vcreenvondiging en be zuiniging is dus aan de Kamer nog zoo goed als onbekend. Zij mist alle zekerheid, dat daaromtrent niets zal worden verzuimd of nagelaten; zij bezit aan den anderen kant gcenerlei waarborg, dat het beginsel van bezuiniging viiet zal worden toegepast op zoodanige rijks-uitgavendie in het wèlbegrepen belang des vaderlands niet mogen worden ingekrompen. En nu meende de groote meerderheiddat de Kamer onder zoodanige omstandigheden niet mogt medewerken tot vaststelling eener wet, die, ofschoon daarbij eene verminde ring van lasten plaats vindt, dan toch te gelijker tijd de strekking heeft, «m ecnen nieuwen last op de natie te doen drukken. Er is nog inecr. Het tijdstip van de indiening der staatsbegrooting voor 1850 nadert. Uit die begrooting, zal de Kamer eenigermate bet stelsel der regering kunnen opmaken, dan zal het geschikte oogenblik gekomen zijn, om te handelen over de middelen tot dekking. Zoo doende zou men getrouw blijven aan den door velen voorgestanen regel, dat in eene wel geordende staatshuishouding eerst de volstrekt noodzakelijke uitgaven vast gesteld en daarna de middelen tot bestrijding daarvan beraamd moeten worden. Dat uitstel kan niet schaden, gelijk de Regering zulks stilzwijgend erkent, door het voorstel om de nieuwe belasting eerst met 1°. Januarij in werking te doen komenen door het aangekondigd voornemen om het over 1848 bestaande tekort slechts zeer langzaam 'en trapsgewijze, binnen een tijdsver loop van 3 of 4 jaren te dekken, en omdat in de behoeften der Staatskas vojrloopig door schatkistbiljetten voorzien is. Nog eene andere beschou wing behoort hierbij, ten minste naar het gevoelen van sommige leden, niet uit bet oog te worden verloren, dat namelijk sedert Julij 1848 de toestand der geldmiddelen minder ongunstig is geworden. De thans ingekomene me morie van beantwoording behelst, gelijk reeds biervoor is aangestipt, in dit opzigt onderscheidene verblijdende bijzonderhedenwaarom men het onraad zaam acht, nu reeds tot het vaststellen eener nieuwe belasting over te gaan. Enkele leden waren over het algemeen gunstig voor de wet gestemd. Zij meenden, dat toch werkelijk de afschaffing der genoemde accijnsen, eene aanmerkelijke verligting van lasten voor het talrijkste deel der bevolking zou aanbrengen; dat, indien ook nu weder dat voorstel ter zijde wierd gescho ven, de invoering der belasting op de inkomsten met den aanvang van 1850, die dan toch in meer dan één opzigt wenscbelijk was, ligt onmogelijk zou worden. Eindelijk voerden zij nog aan en deze laatste beschouwing werd ouk door vele leden der meerderheid gedeeld dat men zich van het cijfer der bezuinigingen, die zonder henadeeling van de gewigtigste belangen des vaderlands tot stand te brengen zijn, niet een zoodanig overdreven denkbeeld moest vormen, als of daardoor het tekort over 1848, hetwelk dan toch wer kelijk ten bedrage van ongeveer 10 millioenen bestaat, als van zelf zou kun nen verdwijnen. Morgen ochtend ten elf ure zullen de afdeelingen vergaderen, over de ontwerpen van wet betrekkelijk bet Muntwezen. Eerste Bïamer der Staten-Generaal. In de Zitting van gisteren zijn de ontwerpen over het inkomen der Kroon en dat der Koningin-Weduwe, met algemcene stemmen (33) aangenomen. Voorts is aan de orde het ontwerp betrekkelijk het Koloniaal batig slot over 1847. Eenige sprekers en ook Z. Exc. de Ministers van Koloniën en Marine hebben bet woord gevoerd. De meesten en ook de Ministers waren zeer moei lijk te verstaan. De Heer Taets van Amerongen dringt aan op de verbetering van het lot der slaven bevolking in Oost-lndie, waaraan in 30 jaren door de Regering niets is gedaan. Daarna brengt de Spreker eenige beschouwingen in het midden nopens het departement van koloniënen wil daarop de aandacht gevestigd hebben dat de persoon, die aan het hoofd van dit departement staat, moet zijn een groot genie, toegerust met zulk een verscheidenheid van kennis als hoogst zeldzaam in één persoon vereeuigd is, en vraagt daarom: of men hier geen Raad van Koloniën moest oprigtcn waaraan hij meent dat behoefte bestaat, ook omdat er tegenwoordig veel geschreven wordt over koloniën door personen, die óf nooit in Indie zijn geweestóf van daar misnoegd zijn teruggekeerd. Na het antwoord des Ministers, betrekkelijk dit laatste punt, heeft de Heer Taets nog aangemerkt, dat bij wel heeft bedoeld de daarstelling van een Raad van Koloniënmaar altijd met een Minister aan bet Hoofden beeft daarbij tevens doen uitkomen de wenschelijkheid van eene openbare behandeling der koloniale aangelegenheden. Het ontwerp is ten slotte aangenomen met algemcene (33) stemmen, en de beraadslaging over de ontwerpen: 1°. tot belling van prov. opcenten in Noord-Brabant 2°. tot invoering der Pharmacopoea Neerlandica en Ned. Apotheek, bepaald op morgen middag. Daarna is de zitting opgeheven. In de Zitting van heden is het ontwerp tot heffing van provinciale op centen in Noord-Brabant aangenomen met 21 stemmen tegen 1 (de Heer van Mierlo). Vervolgens is beraadslaagd over het ontwerp tot invoering der Pharmacopoea Neerlandica en Ncderlandscbe Apotheek. De Minister van Binnen). Zaken heeft medegedeeld dat de daartoe benoemde Commissie hare veelomvattende taak onlangs heeft voltooid en aan het Ministerie overgelegd de volgende ontwerpen 1°. Omtrent het geneeskundig Staatsbestuur. 2". Op de geregtelijke geneeskunde.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1849 | | pagina 1