LEYDSCHE
COURANT/
1849.
N°. 9
WOENSDAG, 1 AUGUSTUS.
1 i
De Courant wordt MaandagWoensdag en
Vrijdag uitgegeven. l)ic van Maandag komt
uit Zaturdag avond.
''fa
ft 4
1- 2
■m
Do Prijs der Courant is f\2> in het jaar;
de afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven
V-*"* v?i*
®iOL
B1NJNENLAJNDSCHE BEB1GTEJN.
I.EYDEN31 Jul ij.
Sedert de laatste opgave van Zaturdag den 28sten Julij zijn alhier bijge
komen 48 Cholera-lijdersoverleden 25 hersteld 6. Totaal 1195, overleden
651, hersteld 212, in behandeling 332.
De btrechtsclie Courant zegt, vernomen te hehhendat de Synode
der Nederd. Herv. Kerk, naar aanleiding der alom in het Vaderland heer-
schende ziekte, besloten heelt lot het uitschrijven van een Bede- en Dankdag
op Zondag den 26stcn Augustus 1849, en tot kennisgeving van dit haar be
sluit aan de overige Protestantsche kerkgenootschappen in Nederland.
Uit Apeldoorn wordt gi meld dat Ds. Ooslerzee, van Rotterdam, Zon
dag de Godsdienstoefening bestuurd heeft in de Kapel van het Paleis op het
Loo; bij welke gelegenheid hij lot tekst had genomen Ps. l.XXII: 25, 26.
Aan een 50-tal ingezetenen der gemeente was tot de Kapel toegang verleend.
Het getal bezoekers der Delftsche Tentoonstelling bereikte Zondag jl.
bet aanzienlijk cijfer van nagenoeg 3,500.
De buitengewone collecte Zondag te Utrecht aan de deuren der Herv.
kerken gehouden ten voordeelc der Herv. Diakoniekas, heeft ƒ1200 opgebragt.
Vrijdag II. is de Harlinger Groenlandsvaarder Spitsbergen, van Groen
land in het VIie binnengekomen, hebbende 850 robben geslagen.
De Ned. Handelmaatschappij heeft 5 schepen bevracht voor Amsterdam,
5 voor Rotterdam en 1 voor Middelburg.
Te Amsterdam zijn sedert 1°. Januarij geboren 4576 kinderen, overle
den 5309 personen.
De Prov. Staten van Friesland hebben besloten de Bibliotheek van het
voormalig Athenaeum van Franeker naar Leeuwarden over te brengen en in
het nieuwe Paleis van Justitie te bergen. De jaarlijkschc uitkeering van het
legaat van Schuurman tot aankoop van boeken, zal verblijven ten dienste
der kweckclingen op het Gymnasium te Franeker.
'sGUAVENUAGE, 30 Julij.
Z. M. heeft met ingang van 1°. Januarij 1850 den Staatsraad in bui
tengewone dienst II. Ewyk eervol uit de betrekking ontslagen van Raad-Ad
viseur hij het departement van Binnenl. Zaken, met vrijlating om zijne aan
spraak op pensioen te doen gelden. Voorts 4 Cormniesen3 eerste Klerken
en 2 tweede Klerken bij dat Departement ontslagen, onder dankbetuiging
voor hunne bewezen diensten, met toekenning van wachtgeld voor zoover
zij geen aanspraak hebben op pensioen en eindelijk benoemd 6 Adjunct-Coin-
miesen, thans eerste klerken, en nog 2 Adjunct-Comrniesenthans andere
betrekkingen beklcedendc.
Nadat Z. M. heden morgen hier van het Loo was aangekomen is hij
des middags ten half twee ure naar Delft vertrokken, ter hezigtiging der
Tentoonstelling, vanwaar Z. M. ten 4j ure alhier is teruggekeerd. Naar
men verneemt zal Z. M. zich Woensdag avond weder naar het Loo begeven.
Naar men verneemt zal de Heer Mr. Baron Collot d'Escury, Ontvanger
der Domeinen voor de Provincie Zuid-Holland, door liet bedanken van den
Heer Gevers Deynoot, als Secretaris van de Commissie van Landbouw in Zuid-
Holland, tol die betrekking benoemd worden.
Heden avond heeft er een langdurige Ministerraad plaats gehad.
De Regering heelt thans geantwoord op het voorloopig verslag der af-
deelingen nopens de belastingwet tot dekking van het tekort.
De vroegere voordragt is werkelijk gewijzigd, doch de strekking is dezelfde
gebleven met het gelijksoortige voorstel, dat in het vorig jaar werd gedaan.
Het tegenwoordig ontwerp berust op afschaffing van sommige accijnsen
(brandstoffen en geslagthet laatste voor zoo veel de varkens en schapen be
treft) en heffing van eenc belasting op de inkomsten tot een maximum van
3 ten honderd.
Volgens de memorie van beantwoording strekt het tegenwoordig voorstel,
om
1°. Aanvankelijk met het jaar 1850, den accijns op de brandstoffen af te
schaffen gelijk mede dien op het geslagt, voor zooveel de varkens en schapen
betreft, en
2°. Om daarentegen mede aanvankelijk met 1850, eenc belasting op de
inkomsten te heffen naai' de beginselen van haar eerste voorsteldoch slechts
tot een maximum van 3 ten honderd: de meerdere opbrengst van welke be
lasting zoude strekken omvereenigd met het bedrag der te maken besparin
gen van uitgaven, het te kort van 1848 te delgen.
De geldelijke uilkomsten van dit stelsel kunnen voor 1850 worden geraamd
als volgt:
De opbrengst van de belasting op de inkomsten wordt geraamd op
4,305,052.68.
Daarentegen zal minder worden ontvangen:
1". op den turf. Ver het grootste gedeelte van de opbrengst van dit middel
over 1849 moet nog in den aanvang van 1850 worden ontvangen, en men
schat dus de mindere ontvangst in dat jaar slechts, in hoofdsom en opcen
ten, op400,000
2°. op de steenkolen, het bedrag van de over 1849 geraamde
opbrengst, hoofdsom en opcenten834,900
3°. op tiet geslacht volgens raming1,000,000
2,234,900
Deze som aftrekkende van de opbrengst van de ontworpen belasting, blijft
er een bedrag over van 2,070,152.68.
Hierbij voegende de som der besparingen op de uitgaven over 1850, bij
voorraad geraamd op ƒ1,000,000 en het meerder bedrag, dat de koloniën
zouden kunnen opleverenten gevolge van de vermindering der kosten van
vervoer en verkoop der producten (voor zoover overigens de toestand der ko
loniale kas haar zal veroorlooven eene gelijke som als over het loopende jaar
in 's rijks schatkist te storten,) dan zou men in 1850 een totaal bedrag van
ruim 3 millioen gulden verkrijgen tot dekking van het tekort van 1848.
Over 1851 zou de rekening eenigzins minder gunstig zijn, omdat er in dat
jaar niets meer van .den turf zal te ontvangen zijn. Daarentegen zal het geheel
bedrag der verkregen bezuinigingen alsdan ongetwijfeld grooter zijn: en men
mag onderstellen dat, bij aanneming van het voorgedragen stelselmet of
kort na het jaar 1852, het tekort van 1848 geheel gevonden zal kunnen
wezen, indien geene nieuwe tegenspoeden de bestaande vooruitzigten verijdelen.
De Regering heeft ter dezer gelegenheid in rijpe overweging genomen de
vraag, of zij hare voordragt zou overbrengen in den vorm eener zoogenaamde
wet van beginselen. Zij heeft daartoe geene genoegzame termen gevonden.
De hoofdvraag, die in dit opzigt te beslissen valt, is, of men sommige ac
cijnsen door andere middelen wil vervangen Die vraag kan geredelijk nu
worden behandeld en tot beslissing gebragt. Eene geheele verandering van
het bestaande belastingstelsel op eens, is eene ondenkbare zaak; althans het
zoude, in het oog der Regering, eenc groote onvoorzigtigheid zijn. Maar is
eenmaal de hoofdvraag omtrent het accijnsslelsel beslist, kan de vertegenwoor
diging zich vereenigen met de strekking der onderwerpelijke voordragtdan
zal men daarna het belastingstelsel in onderscheidene zijner deelen achtereen
volgens kunnen verbeteren. Behalve de onderscheidene accijnswettcn (voor de
accijnsen die behouden moeten blijven), moet ook de algemeene wet op de
helling der regten en accijnsen herzien worden. Het algemeen stelsel omtrent
de scheepvaart vordert dringend herziening; zoo ook de wetten op de regis
tratie- en succcssie-regten. Dat alles echter staat in verhand met de vraag,
of men niet eenige accijnsen door eene belasting op de inkomsten wil vervan
gen. De gedane voordragt toont het gevoelen der regering dienaangaande aan.
Tegen Jen vorm, waaronder zij de helling der belasting op het inkomen heeft
voorgesteld, zijn vele bedenkingen aangevoerd.
De Regering ontkent, dat deze vorm wclligt hier en daar eenige ongelijk
matigheid medebrengtmaar zij vraagt of eene andere wijze van helling eener
zoodanige belasting geene veel grootere bezwaren medebrengt? namelijk vol
gens eigen aangifte der belastingschuldigen. De contröle op die aangiften, de
verpligling van elk, om volledige opening zijnen zaken te geven, al de bekende
bezwaren tegen die wijze van helling, zijn juist de reden, waarom men, op
grond van vroegere ondervinding, tegen de belasting op de inkomsten inge
nomen is. Die bezwaren wegen bij de Regering oneindig zwaarder dan de
bedenkingen omtrent de ongelijkmatigheid van den druk der belasting volgens
haar ontwerp, vooral wanneer die belasting op den duur eene plaats in ons
belastingstelsel bekleeden moet. Eene helling op eigen aangilte zou gewis in
de practijk de allergrootste ongelijkmatigheid en onregelmatigln id ten gevolge
hebben.
Onder de aangevoerde bedenkingen is die, dal opcenten op het patenlregt