kunnen worden en b. dat de provisie der factorij zal kunnen worden terug-
gebragt tot een maximum van ƒ140,000.
Art. 13. Deze overeenkomst zal voor den Staat der Nederlanden verbindend
zijn na de verkregene goedkeuring der wetgevende magt terwijl zij ophou
den zal voor de maatschappij verbindend te zijn, bijaldien die goedkeuring
niet tot stand is gebragt vóór de sluiting van de tegenwoordige zitting der
Staten-Generaal.
De Memorie van Toelichting luidt aldus:
De wet van 10 Julij 1842, heeft de overeenkomst bekrachtigd, die den
23/25 Julij 1840 door den Minister van Koloniën met de Handcl-Maatschappij
was aangegaan en den 25/31 Maart 1841 gewijzigd. Daarbij werd bepaald,
dat het restant der schuld aan de Maatschappij na uit0. December 1849 ten
bedrage van ƒ10,505,233.12aan haar zou worden voldaan uit de op 1 Ja
nuary 1850 ongerealiseerd gebleven producten.
De bestaande verbindtenis eindigt dns met den laatsten dag van bet jaar
1849. Met dienzelfden dag eindigt ook dc termijn van het bestaan der Maat
schappij.
In het jaar 1846 werd in overweging genomen, of, na het verstrijken van
den zoo even genoemden termijnhet hestaan van die Maatschappij al dan
niet zou worden vernieuwd. Van groot helang was het, daarvoor te weten,
of de Regering of dan niet geneigd was hare betrekking tot en overeenkomsten
met die Maatschappij te vernieuwen.
Daarover werd alzoo door de Directie der bestaande Maatschappij met den
toenmaligen Minister van Koloniën onderhandeld. De laatste was daartoe niet
geneigddan op voor den Staat voordeeliger voorwaarden. Na vele onderhan
delingen werd men het over die voorwaarden eens, en ten gevolge daarvan
werd voorloopig vastgesteld, op welken voet later eene stellige overeenkomst
zonde worden getroffen, wanneer werkelijk tot eene vernieuwing van dc Han-
del-Maatscbappij zou worden besloten. Die voorloopige overeenkomst werd
door den Koning goedgekeurd, en daarna vastgesteld, dat met 1° Januarij
1850 eene nieuwe naamloozc vennootschap onder den naam van Nederlandsche
Handel-Maatschappij zou optreden en de plaats der vorige Maatschappij van
dien naam innemen.
Inmiddels was, ten gevolge van de wet van 6 Maart 1844, bet kapitaal
vari ƒ32,027,775.18, volgens bet gewijzigd kapitalisatie-contract verschul
digd, door aflossing verminderd tot 10,000,000.
Dc Staat heeft, naar hel inzien der Regering, niet minder belang bij het
vernieuwen zijner betrekkingen met de Maatschappijdan bij het verlengen
van den termijn, gedurende welken hij niet zal kunnen worden genoodzaakt,
het voormelde restant-kapitaal van ƒ10,000,000 af te lossen.
Uit dezen hoofde beeft de Regering niet geaarzeld aan de voormelde voor
loopige overeenkomst van 1846 te voldoen door met de Nederlandsche flan-
del-Maatschappij het definitive contract, aan dit wets ontwerp gehechtte
sluiten, onder voorbehoud der goedkeuring van de wetgevende magt, voor
zoo verre daartoe gevorderd.
Die goedkeuring wordt door bet indienen van het bijgaand wets ontwerp
aangevraagd.
In de Zitting van beden heeft de interpellatie plaats gehad van den
Heer Dommer van Poldersvelt, waartoe de Kamer vroeger verlof verleend had
en die strekte om van de Regering te vernemen of de Kamer eerlang een
ontwerp van wet verwachten mogt tot regeling van den afkoop en aflossing
der tienden. In den loop der discussie, waartoe deze interpellatie aanleiding
gegeven heeftheeft de Minister van Binnenlandsche Zaken de redenen ont
wikkeld waarom nog niet beeft kunnen worden overgegaan tot het voorstel
len van zoodanige wet, en verklaard dat nog wordt beraadslaagd of en zoo ja
op welke wijze later aan bet deswege geuite verlangen zou kunnen worden
voldaan. Voorts zijn te dezer zake de twee volgende voorstellen gedaan
A. Door den Heer Thorbecke het voorstel tot benoeming eencr commissie,
op den voet van art. 98 van het Reglement van Orde tot het ontwerpen van
een adres aan den Koning: 1°. kortclijk ontwikkelende dc redenen, die schij
nen te pleiten voor het tot stand brengen eener wetgeving, die den weg baant
tot aflossing en afkoop van dc tienden 2°. aangaande de beginselen, welke
ten grondslage van eene zoodanige wet moeten dienen.
B. Door den Heer Sehooneveld het voorstel, om op grond van art. 90 van
het Reglement van Orde, te benoemen eene commissie, ten einde te overwe
gen of en in welken zin omtrent de aflossing en den afkoop der tienden een
voorstel van wet zal worden gedaan.
Het eerste voorstel is met 30 tegen 23 stemmen afgestemd en bet tweede
met 50 tegen 3 stemmen aangenomen.
Daarna beeft de interpellatie van den Heer Groen van Prinsterer plaats
gehad, en beeft die spreker in eene rede die ruim twee uren duurde, zijne
beschouwingen omtrent een homogeen ministerie ontwikkeld, en daaromtrent
inlichtingen aan dc ministers gevraagdwaarop de Heer Donker Curtius het
woord heeft gevoerd en zijne handelingen, gedurende den tijd dat hij Minister
was, toegelicht en verdedigd. Hij hield zich overtuigd, dat de beginselen
van het Ministerie nog in het Programma van 13 Mei en in het Verslag aan
den Koning van 13 November jl. gelegen waren. Ten slotte is door den Mi
nister van Binnenlandsche Zakenuit naam van het Ministerie verklaard
dat de Regering, gehoord hebbende het in deze zitting in het midden gc-
bragtedaarover wenschte te beraadslagenten einde te overwegen in hoe
verre en wat op de gedane interpellatie behoort te worden geantwoord en
daarna op een nader te bepalen dag dat antwoord aan de Vergadering bekend
te maken.
Op voorstel des Voorzitters is daarop de voortzetting van deze beraadslaging
vastgesteld op Maandag den 30st™ dezer, des voormiddags ten 11 ure.
Men verneemt dat van Regeringswege aan dë Tweede Kamer zijn toege
zonden de antwoorden op de bedenkingen, gemaakt tegen het ontwerp van
wet tot dekking van bet te kort (de belastingswet)zoodat het schijnt dat
aan dat ontwerp, welligt op eenen gewijzigden voet, gevolg zal worden
gegeven. -
Door een' schipper is vergunning gevraagd tot het in werking brengen
van eene schroefstoomboot tusschen deze stad DelftOvcrschie en Rotter
dam. Door de Regering der 3 laatste plaatsen is het voorstel aangenomen.
AMSTERDAM, 27 Julij.
Hier is het volgende bekend gemaakt
»De Directeur van Policic te Amsterdam brengt ter kennis van het pu
bliek, dat door een magazijnhouder te dezer stede worden uitgegeven Bil
jetten, welke, naar hunnen inhoud, de strekking hebben vaneen adres
kaart, met aanwijzing dat in bet magazijn de goederen 25 percent goedkooper
dan elders worden verkocht; doch welke biljetten in grootte, inrigting, rand,
sorteering en kleur geheel den vorm van gewone Bankbiljetten van 25 gulden
nabootsen, hetgeen bij de circulatie dier biljetten bij het publiek, tot bedric-
gelijke handelingen misvattingen en schaden aanleiding zal kunnen geven.
»En wordt mitsdien een ieder gewaarschuwd om, bij de ontvangst van
Bankbiljettenin zijn eigen belang tegen mogelijke misleiding te waken."
B UITEJN L AINDSCHE BER.1GTEJN
FRANKRIJK.
PARIJS, 26 Julij.
De Commissie der Wetgevende Kamer, in welker banden het voorstel was
gedaan om de Kamer van 13 Augustus tot liet einde Van September te
schorsenheelt tot dien maatregel besloten.
Het stoomschip Willem I, aan boord hebbende Prinses Marianne der
Nederlanden, is den 23slen dezer van Havre uitgestoomd naar Lissabon, Cadix
en Marseille.
SPANJE.
MADRID, 21 Julij.
De Kapitein-Generaal van Catalonië neemt steeds voorzorgen tegen een op
roer te Barcelona. Den avond van den 16den is het bij de poort van St. An-
tonius tusschen de soldaten en de inwoners tot een gevecht gekomen waarbij
van wederzijden eenige dooden zijn gevallen.
ITALIË,
ROME, 17 Julij.
Garibaldi heeft aan de stad Orvieto eene brandschatting van 8000 kroonen
opgelegd, en is daarna in de rigting van Lorenzino vertrokken. Zijne troe
pen zijn in onderscheiden benden verdeeld. Een dier benden heeft Cetona be
zet. Te Chinsi is eene andere bende door de Toscaanschc troepen uiteenge
dreven. Deze laatste vcreenigen zich nu om tegelijk met de Oostenrijkers,
die uit Umbrie naderen Garibalbi tusschen twee vuren te brengen.
Volgens een' brief uit Gaëta zou de Paus die stad niet verlaten voor de
bevalling van de Koningin, wier kind hij zelf wil doopen, uit erkentenis
voor de hem betoonde gastvrijheid.
BAREN.
Te Mannheim zijn in den avond van den 22stcn botsingen ontslaan tusschen
i dc Beijersche en Pruissische bezettingonder welke zich reeds eenige dagen
een hevige spanning had vertoond. Eenige Beijersche soldaten deden eenen
aanval op eene Pruissische wachtpost, die met de bajonet moest worden afge
keerd. Ook elders bestaat spanning tusschen dc Beijeren en Pruissen.
Van daar wordt nog van den 24sten herigt, dat Rastadt zich den vori-
gen dag op genade of ongenade aan den Prins van Pruissen heeft overgegeven.
Daarmede is aan den opstand de laatste slag toegebragt. De bezetting der op
standelingen bestond nog uit 5,000 man. Zij zijn voorloopig in de kasemat-
ten in verzekerde bewaring gesteldhunne aanvoerders worden streng be
waakt.
Volgens andere berigten zouden deze laatsten middel gevonden hebben, om
vóór de overgaaf, de stad heimelijk te verlaten. Niemand wordt binnen de
vesting toegelaten.
OOSTENRIJK.
WEENEN, 22 Julij.
Een officieel bulletin bevestigt de ongnnstige berigten omtrent het leger
van Jellachich in het zuiden van Hongarije; daarin wordt alleen gezegd, dat
de Banusdoor eene vijandelijke overmagt aangevallenbet voegzaam bad
geacht eene rugwaartsche beweging te maken. Ook meldt dat bulletin, dat
de Veldtuigmeester Baron Haynau den 19den zijn hoofdkwartier naar Pesth
verplaatst heeft, en dat de Hongaren, na het mislukken van hun plan, om
over Waitzen naar Szegedin te komendoor Vorst Paskewitsch onophoudelijk
vervolgd worden.
Het heeft zich niet bevestigd, zoo als door sommige bladen was gemeld,
dat Sardinië bet ultimatum reeds aangenomen had; hel heelt integendeel bij
eene nota eenige wijzigingen daarin verzocht.