vredesonderhandelingen waren aangeknoopt, ten gevolge waarvan Allessandrie
door de Oostenrijkers reeds was ontruimd. De onderhandelingen zouden te
Milaan plaats hebben.
PRUI88EN.
Den 22sten heeft de Prins van Pruissen de opstandelingen bij Waghaüsel
geslagen. Den 23steD is Heidelberg bezet.
Manheim is zonder slag of stoot ingenomen, nadat een regiment dra
gonders, dat tot de opstandelingen behoorde, de partij der orde koos, waarbij
de meeste burgers zich aansloten en de poorten voor de Pruissen openden. Na
weinige uren verlieten deze weder de stad, om de opstandelingen met den
Pool Mieroslawsky aan het hoofd te vervolgen.
Te Keulen is bij het uitgraven van een kelder in de Kapitools-kerk eene
ruimte ontdekt, die beschilderde muren een wel onderhouden mozaïk-vloer
en een stuk van eene reusachtige zuil bevatte.
De beroemde Hoogleeraar in de Godgeleerdheid Dr. VV. M. L. de Wette,
is den 6den dezer in den ouderdom van 69 jaren te Bazel in Zwitserland over
leden.
WIRTEMBERCI.
STUTTGARDT, 21 Junij.
De Oostenrijksehe Gezant alhier heeft aan de Oostenrijksche Afgevaardig
den, die zich aan het Romp-Parlement hebben aangesloten, bevolen, naar
hunne woonplaatsen terug te keeren, op straffe van verlies van het burger -
regt, en van nooit weder het Oostenrijksch gebied te mogen betreden.
De Voorzitter van bet Romp-Parlement heeft de leden tegen den 25sten
te Karlsruhe bescheiden.
De meeste leden van dat Parlement hadden de stad reeds verlaten, en de ge
wone rust keerde langzamerhand terug.
OOSTENRIJK.
WEENEN, 19 Junij.
De Protcstansche Geestelijke, en uitstekende kanselredenaar, Razgater
dood veroordeeld wegens verstandhouding met de Hongaren heeft den 18dcn
zijn vonnis met gelatenheid ondergaan zijne laatste woorden warenIk heh
mijnpligt voor mijn Vaderland gedaan.
Naar berigt wordt, zouden de Hongaren 200,000 man in het veld heb
ben, van welke echter een gedeelte ongeoefend en slecht gewapend is.
De Keizer van Rusland heeft in zijn Rijk openbare gebeden verordend,
voor den voorspoed der Russische wapenen tegen de Hongaren.
DENE HARKEN.
KOPENHAGEN, 20 Junij.
Eergisteren kwam hier aan de Pruissische stoomboot de Oderaan boord heb
bende den Secretaris van den Baron Reedtz, die te Berlijn met de leiding der
vredesonderhandelingen belast is. De Secretaris houdt quarantaine, doch de
depêches zijn aan de regering gezonden. Dat deze depêches met de vredeson
derhandelingen in verband staan, spreekt van zelf, hoewel nopens den in
houd niets bekend is, daar de regering daaromtrent het diepst stilzwijgen in
acht neemt.
OOST-INDIE.
BATAVIA, 13 April.
De Javasche Couranten behelzen belangrijke berigten omtrent den gunsti-
gen uitslag van den krijgstogt tegen Balie, waaruit wij het volgende ont-
lecnen
De Opperbevelhebber van dien togt was den 28sten Maart aangekomen tor
reede van Beliling, en was van daar gestevend naar Banjoewangie.
Den 295ten werdop zijn bevelmet een detachement uit dc bezetting
der redoute, sterk 120 man infanterie, eene verkenning gedaan naar Siriga-
radja; de Balinezen, aldaar in aanzienlijken getale aangetroffen, vermeden
vijandelijkheden.
Den 30sle® kwam de Opperbevelhebber terug ter reede van Beliling, alwaar
tegen den avond 's lands fregat Prins van Oranje ankerde, aan welks boord
zich bevond do Vice-AdmiraalCommandant van 's lands zeemagt in Oost-
Indië.
Den 31slen werd de versterking van Singa-Radja in bezit genomen. Tot
op een half geweerschot genaderd, trokken er gewapende benden langzaam
terug, zonder vuur te geven.
Tot op den 4den April waren drie gezantschappen aangekomen van Djaga-
raga; voor dien dag had zich laten aanmelden de Radja van Karang-Assam
voor den volgenden die van Beliling.
Bij opvolging kwamen de oorlogschepen en transport-vaartuigen ter reede
van Beliling; manschappen en materieel werden in den besten staat ont
scheept: terwijl de krijgsbewegingen, ofschoon bemoeijclijkl, door een hoogst
doorsneden terrein, werden voortgezet, zonder dat het nog tot dadelijken te
genstand gekomen was. Het aantal zieken was gering.
Met het voornemen om uit Singaradja eene beweging in de rigting van
Sangsii Dalam te bewerkstelligen, werd bepaald, dat een gedeelte van 'slands
zeemagt en van de transport-vaartuigen, in den morgen van den 6den, zoude
verzeilen tot op de hoogte van Sangsiten aldaar zoude ankerenzonder
gemeenschap met den wal te houdenom geene aanleiding te geven tot
strooptogten van het scheepsvolk.
De voorgenornene beweging van de landtroepen werd echter éénen dag uit
gesteld tot ontvangst van den Radja van Karang-Assam en den Rijksbestuur
der van Beliling, die inmiddels verzocht hadden op den 7den te worden toe
gelaten en zich werkelijk in den namiddag van dien dag vertoonden met eer®
gewapend gevolg van 8 10,000 mandie alle door onze posten binnen de
versterking werden toegelaten, en door de officieren van den staf 8 10
passen tegenover onze in slagorde staande troepen werden gesteld, terwijl de
Vorst met zijne hoofden binnen den kraton werd geleid en ontvangen aan
eene soort van voorportaalwaar de Opperbevelhebber en de Radja plaats
namenen de Goestie Djielantiek en alle andere volgelingen zich op den
vloer zetten.
Het was evenwel deze die veelal het woord voerdedaarop nederkomende
dat de Vorsten van Karang-Assam en Beliling zich geheel zouden willen on
derwerpen aan de genade der Nederl. Regeringnadat bun eerst in algemeene
bewoordingen de hoofdtrekken en bedoelingen met Balie waren opengelegd.
Het gesprek eindigde met verzoek, dat de Radja van Beliling den volgenden
dag ook mogt worden toegelaten: waarin werd toegestemd, met kennisgeving
evenweldat Djagaraga van lieverlede meer zon worden genaderdwaarop
voornoemde Goestie antwoordde dat men dan maar terstond op Sangsit Dalam
moest marcherenten einde aldaar den Radja van Beliling te ontmoeten.
Deze ontmoeting van twee vijandelijke legers op zoo korten afstandzonder
dat er eenige botsing ontstond, leverde een treffend, zeldzaam tooneel op,
en een bijzonder bewijs van orde en krijgstucht.
Den 8s,en April sloeg eene kolonne, bestaande uit het 14de hataillon infan
terie, de berg-batterijen en 20 sappeurs, den weg in naar Sangsit Dalam,
en bereikte ook dien morgen deze plaats, welke nog bezet was, doch na eeni-
gen mondelingen aandrang werd ontruimd de weg liep de weg onafgebroken
door kampongs, welker bewoners bij het doortrekken der troepen vrijmoedig
en vertrouwelijk voor hunne buizen bleven.
Den 9den trok de Opperbevelhebber persoonlijk, met twee bataillons, de
hulptroepen en de veld-batterij, van uit Singaradja naar Sangsit Dalam.
Voor die batterij was de weg, hoewel kort bij het strand, zoo moeijelijk, dat
men voor den afstand van IJ. uur, alleen door de ongebaandheid, 7 uren
besteedde.
Den llden volgde het 7de bataillon. Met den Goestie Djielantiek, daartoe
uitgenoodigdbedong men bij Sangsit Dalam dat de Radja's van Beliling
en Karang-Assam zouden verklaren, zich onvoorwaardelijk over te geven aan
de genade van het Nederlandsch Bestuur, en den Gouverneur-Generaal te
erkennen als hunnen Opperheer, aan wien zij binnen weinige dagen een ge
zantschap, met een smeekschrift om vergiffenis zouden zenden; dat de Rad
ja's van Karang-Assam en Beliling gezamentlijk aan den Opperbevelhebber op
den 13den een bezoek zouden komen afleggen, en dat inmiddels de verster
kingen van Djagaraga zoo ver zouden worden opgernimddat onze troepen,
die er Zondag den 15den April onze vlag zouden plantenvrijen toegang
zouden hebben.
Nadat gezegde onderhandelingen nitzigt openden op vrijwillige overgave van
Djagaraga, welke bepaald was op den 15den April, werden op den 13den dc
Kapitein-Adjudant van der Cappellen benevens de Luit. Colonel, chef van
den staf der expeditie, de Brauw, de Luit. Colonel Commandant der artille
rie Meis, en de Majoor der genie Sleinmetz derwaarts gezonden, om op ta
nemen welk begin er, volgens dc voorwaarden, met die opruiming was
gemaakt. Deze officieren werden wel ontvangen, doch slechts toegelaten in
eene der voorste redoutes; van werkelijke slechting van versterkingen konden
zij niets bespeuren; men wees hun echter de plaats aan, waar de Radja's
den opperbevelhebber zouden afwachten.
De opperbevelhebber liet den volgenden morgen den Goestie Djielantiek
welen, dat onvoorwaardelijke overgave werd geëischten men dus den ge-
zondene officieren de punten had aan te wijzen, waar voorloopig bres zoude
I moeten worden geopend; terwijl de opperbevelhebber wijders niet verkoos,
bij zijne komst de Radja's te ontmoeten met hunnen zoogenaamden stoet,
noch eenig gewapend volk meer te zien.
Het verzoek om tijd tot beraadslaging bevestigde het vermoedendat de
Balinezen, door eene schijnbare onderwerping, voldoening trachten te geven,
ten einde zich in hunnen trots niet voor hun eigen volk of andere inlandsche
volken te vernederen: ook hadden zij welligt de inschikkelijkheid van den
opperbevelhebber jegens hen als zwakheid aangemerkt: doch er werd aan
hunne ontwijkende boodschappen geen verder gehoor gegeven.
De versterkingen van Djagaraga waren aangelegd op een sterk rijzenden
grondafgesneden door ravijnen of drooge beddingen van rivierenvan welke
de westelijkste door Sangsit Dalam loopt, 's Morgens den 15den werd het 7de
bataillon infanterie, onder bevel van den Luit. Colonel le Bron de Vexela,
en geleid door den chef van den staf, den Luit. Colonel de Brauw, langs
den linker oever van dezen stroom afgezondenom de vijandelijke stellingen
van die zijde te verkennen, en zooveel mogelijk om te trekken; zij hadden
bij zich 20 sapeurs en 2 handmortieren.
De opperbevelhebber zelf rukte met twee andere bataillons, het 13de en
het 5de, en met de veldbatterij in het front der vijandelijke versterkingen
op, en plaatste zich voorloopig op ongeveer 800 passen van dien bedding
waarover men eene brug wilde werpen.
Omstreeks half elf ure vernam men het vuur van de omtrekkende kolonne
van het 7de bataillon en liet de opperbevelhebber van zijne zijde het geschut
nog 300 passen voorwaarts rukken en insgelijks het vuur openen met werp
geschut en holle projectilen door vier houwitsers en eenen mortier van 20
duim, als overtuigd, dat kernschoten niets zouden baten tegen de zware
kleiwallen.
Op het berigt, dat het 7de bataillon in meer of min hagchelijken toe
stand verkeerde, werd het 5de linker half-bataillononder bevel van den