Op last des Konings maakt de Kamerheer-Ceremoniemeester bekend, dat Zijne Majesteit goed gevonden heeft de drie navolgende wijzigingen of aanvullingen te bevelen in liet reeds uitgevaar digde Programma voor de begrafenis van Wijlen Z. M. Willem II, en hierin bestaande: 2. Niemand hoegenaamdbuiten de in het Programma opge noemde personen en zij, wier ambt of beroep hen daartoe mag- tigtzal vèor noch na de plegtigheidonder welk voorwendsel ookbinnen de Kerk mogen toegelaten worden. De Commissaris van den Koninklijken Grafkelder wordt verantwoordelijk gesteld voor, en belast met de uitvoering van deze onvoorwaardelijke be paling; te dien einde zal hij de militaire magt te zijner beschik king hebben. Hij zal almede zorg dragendat de Grafkelder tijdig geopend zij, en, onmiddelijk na de begrafenis wederom gesloten wordezonder iemand daarin toe te laten. 3. Het te Delft in garnizoen liggende bataillon Jagers van het regement Grenadiers en Jagers, zal de Eerewacht bezetten aan de Kerkdeur en bij het Graf zelf. 4. Tot het bijwonen van deze pleglige ler-aarde-bestelling zul len van wege Z. M. den Koning uitgenoodigd en in de Kerk, door de Aide-Ceremoniemeestersnaar de voor hen bestemde plaatsen geleid worden: de Leden van het Corps Diplomatique, residerende alhier; de Voorzitters van de beide Kamers der Staten-Generaal de Ministers, Hoofden van Ministeriele Departementen; de Ministers van Staat, en de Kanselier en de Grootkruisen der- Orden; het Voorzittende Lid van den Raad van State; de President van den Hoogen Raad der Nederlanden de President van de Algemeene Rekenkamer de President van den Hoogen Raad van Adel; de Gouverneur der provincie Zuid-Holland de Burgemeester der Koninklijke Residentie; de Officier van Gezondheid der 2Jo klasse van Hees en Doctor Maes, te Tilburg; en de Officier van de dienstdoende Schutterij te Tilburg, die de Eerewacht aldaar gecommandeerd heeft op den dag van het overlijden van Zijne Majesteit. 5. De dienstdoende Schutterij te Delft en het garnizoen van Delft en 's Gravenhage zullen de straten, langs welke de trein doortrekt, bezetten met ééne rij aan weerszijden; terwijl piketten cavalerie, langs den weg en in de straten, zullen medewerken tot het bewaren der goede orde. Dien dag zullen al de troepen onder de bevelen staan van den Generaal-Majoor en buitengewonen Adjudant, Jonkh. van Spengler, Kominandant der Reserve-Brigade, en waarnemende Provincialen Kommandant van Zuid-Holland. 0. De Plaatselijke Besturen van Rotterdam, Overschie en Delft zullen de noodige maatregelen nemen, dat de straten en plaat sen, welke de trein doortrekken moet, mitsgaders de groote weg tusschen genoemde plaatsen vrij en onbelemmerd blijven. 7. Burgemeester en Assessoren van Overschie zullen op eene geschikte plaats binnen die Gemeente den doortogt, en Burge meester en Wethouders van Delft aan de Nieuwe Brug tie aan komst van het Koninklijke Lijk bijwonen. 8. Al de klokken zullen geluid worden: te Rotterdam, van des ochtends ten half zeven ure tot het oogenblik dat de trein aan het einde der Schiekade zal genaderd zijn; te Overschie, gedurende den doortogt door de Gemeente; en te Delft en te 's Gravenhage, zoodra de begrafenisstoet zich aan de Nieuwe Brug in beweging stelt, tot aan den afloop der plegtigheid. 9. Op den dag der plegtige begrafenis zal de Koninklijke vlag ter halver stok geheschen worden op den toren van wijlen Zijner Majesteits Paleis te 's Gravenhage. 10. De Officieren van het Huis des Konings, en de Staats ambtenaren zijn in groot kostuum, met zwarte pantalons; de Militaire Officieren zijn in groote tenue, in den rouw volgens de dienaangaande voor het leger bestaande bepalingen, en, voor deze plegtigheid, met zwarte handschoenen. 's Gravenhageden 28>ten Maart 1849. De Kamerheer-Ceremoniemeester Baron A. C. SNOÜCKAERT van SCHAUBÜRG. 1°. Dat de Minister van Marine, Vice-Admiraal Rijk, voor het geval dat de Luitenant-Generaal Graaf van Limburg Stirum niet mogt kunnen tegenwoordig zijn bij de plegtigheid, dezen laatste zal vervangen als drager der slippen van het rouwkleeddoch dat, in het tegenovergestelde geval, hij Minister van Marine ge durende den plegligen optogt te Delft den Koninklijken Lijkwa gen ter regter zijde begeleiden zal. 2°. Dat een honderdtal uit den deftigen burgerstand van 's Gra venhage die het allereerst verzocht hadden om het Koninklijke Lijk te begeleidendoch wier daartoe strekkend verzoekschrift in het ongereede is geraakt, in den begrafenis-stoet afzonderlijk zullen worden opgenomen tusschen de letters nn en ooen alzoo onmiddellijk na de vier en twintig Kamerheeren des Konings, vier aan vier, gaan; zullende ook zij den trein verlaten aan den ingang der kerk, en dus niet mede naar binnen gaan. 3°. Dat de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Justitie, de Heer Muller, als moetende tegenwoordig zijn bij de verzege ling der Koninklijke Lijkkistoveral in de Kerk en in den Ko ninklijken Grafkelder volgen zal den Minister van Justitie. 's Gravenhageden 29slen Maart 1849. De Kamerheer-Ceremoniemeester Baron A. C. SNOÜCKAERT van SC11AÜBÜRG. Te Leyden, ter Boekdrukkerij van J. G. LA LAU.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1849 | | pagina 8