f
i
Dat de productie van Java nog aanzienlijk zal toenemenaangezien de be
volking, naar behooren beschermd, en de onbelemmerde beschikking der
vruchten van haren handenarbeid erlangende, veel meer werk kan en zal ver-
rigten dan thans het geval is. Een neger in Noord-Amerika bijv. onderhoudt
1500 vierkante roeden grond een Javaansch huisgezinbestaande veelal uit
man, vrouw en drie kinderen, waaronder gewoonlijk een of meer zonen die
medewerken kunnen, thans nog slechts ongeveer 400 zoodanige roeden, en
het is dan ook aan geen redelijken twijfel onderhevig, of die uitgestrektheid
kan tot minstens 050 vierkante roeden worden opgevoerd
Dat de voortbrengselen door beter toezigt zullen kunnen worden veredeld;
Dat de kosten van productie zullen kunnen worden verminderd, als de in
lander vrij kan beschikken over hetgeen hij verdient
Dat de bevolking meer lijnwaden en andere Europesche artikelen zal ver
bruiken dan thans het geval is
Dat men zal kunnen invoeren een hoog noodig systema van bemesting der
velden
Dat men het mnntwezen naar behooren regele, namelijk, wanneer de in
lander zal geleerd hebben om liet geld te bezigen waartoe liet bestemd is,
te weten om koop en verkoop te sluiten
Dat men wegen en middelen van vervoer zal kunnen verbeteren
Dat opnamen en opmetingen zullen kunnen worden bewerkstelligd
Dat men dien ten gevolge èn belasting- èn cultuurstelselzoomede ver
schillende andere aangelegenheden naar behooren zal kunnen regelen zon
der die opnamen te hebben tot stand gebragt, is zulks ten eenen male on
doenlijk want men zal steeds in den blinde blijven rondtasten
Dat men daarna ook de zoo drukkende en tot vele afzetterijen en straffen
aanleiding gevende verpachte middelen, groolcndeelszoo niet geheel, zal
kunnen afschaffen
Dat men grondslagen zal kunnen leggen en verbeteringen van elke zijde
invoeren, ten einde van het schoone en vruchtbare Java te maken, wat er
van te maken is.
Zonder het leggen van die grondslagen, waartoe in den aanvang gecne tijd
ruimte voorhanden was, moet het gestichte, dit beken ik, hoe schoon ook,
te eeniger tijd noodwendig ineenstorten, er. het is het gebrek aan die grond
slagen welke thans aan dezen en genen zooveel stof tot aanmerkingen ople
vert en alle maatregelenwelke men verder ten goede wil invoerenschip
breuk doet lijden.
Tot het leggen van een behoorlijken grondslag, tot meerder bescherming en
ontwikkeling der bevolking, is de Regering genegen, doch zij zal tot het ne
men van onvoorzigtige maatregelen de hand niet leenen.
Z. Eic. zegt dat de Javasche bevolking, bestaande uit ongeveer 1.600,000
werkbare huisgezinnenonttrokkenniet aan het medebestuur hare eigene
hoofdenmaar aan het willekeurige van hun gezag en de niet minder wille
keurige handelingen van Chinesche pachters, in vervolg van tijd, stellig
800,000 bouws van 500 vierkante roeden elk, of 250 vierkante roeden per
liuiseezin, meer onder cultuur kan brengen dan thans het geval is, en Jicht
door berekeningen toe, hoe die uitbreiding van calluur voor ieder gezin eene
opbrengst van ruim ƒ100, of in het geheel 168 millioen zon kunnen op
leveren, die zoo door belasting als indirect, millioencn schat voor het moe
derland zouden opbrengen.
Hierna treedt Z. Exc. in uitvoerige beschouwing van het onwettige, onregt-
vaardigeen onstaatkundige om gronden die den Javaan of zijner gemeente
in eigendom toebehooren, te verkoopen, en merkt vervolgens nog aan dat het
resultaat zeer treurig zal wezen.
In den aanvang zal de schatkist cenige millioenen erlangen.
Men zal dc particuliere productie van Java in den beginne cenigzins zien
vermeerderen; doch die der gouvernementslanden zal echter al spoedig in nog
grooter mate afnemen.
Men zal de gronden op Java, tot nadeel hunner bevolking, hebben ver
kocht aan Nederlanders en vreemdelingen, want deze znllen op den duur,
zonder inbreuk op het eigendomsregt te maken, moeijelijk kunnen worden
uitgesloten.
Men zal in den aanvang daarstellen magtige en rijke Landheercn of asso-
ciatiëndie ik vrees dat moeijelijk binnen de grenzen hunner verpligtingen
jegens het gouvernement en dc bevolking zullen zijn te houden.
Men zal de ambtenarenvooral hoog geplaatsteer zich op zien toeleggen
om mede-ei ge naren van landen te worden, en zoo doende zal eigenbelang
alle controle en toezigt doen verdwijnen.
Men zal de landeigenarenna gemaakt fortuin Java zien verlaten want
wat men ook moge zeggen van het schoone Oosten en het harre Noorden
bijna ieder verlangt naar den geboortegrond terug.
De landen zullen daarna verkocht of verhuurd worden aan de meest bie
dende personen, die, om nog cenig voordeel te behalen, de bevolking zullen
moeten bek nevelen.
Dc Landhceren zullen steeds een gezag over de bevolking uitoefenen, onbe
staanbaar met de souvereine regten van het gouvernement, ten ware men
een groot en hoog bezoldigd personeel wilde in dienst stellenals wanneer
men dan nog zou bloot staan aan aanhoudende botsingen tusschen de land
eigenaren en die ambtenaren.
De landen zullen, na in onderscheiden handen te zijn overgaan, belast en
beleend, verlies in stede van voordeel afwerpen, en men zal in zekere mate
een staat van zaken zien geboren wordenzoo als thans in de West-Indische
bezittingen wordt aangetroffen.
De 10,000,000 Javanen eindelijk, het geweld der blanken, welke niet zel
den zullen bestaan uit personen, ruw er. opvliegend, vreemd aan liunuc
taal, gewoonte en karakter, moede, zullen hen allen tot op den laatsten
toe vermoorden en vernietigen.
En zoo doende zal voor ons onherroepelijk verloren gaan het schoone,
vruchtbare, thans winstgevende en voor aanzienlijke verbeteringen vatbare
eiland Java.
Wanneer men evenwel op het oog heeft, gelijk zulks dan ook ter loops
wordt aanbevolenhet erlangen van zeker kapitaalof wel de delging van
een gedeelte onzer staatsschuld, door den afstand van ondernemingen op dc
bezittingen buiten Javaen waaromtrent de Regering dan ook reeds met
het Indisch Restuur in gedachtenwisseling is getreden, dan zou zulks welligt
na rijp beraad en onderzoek voor verwezenlijking vatbaar zijn. Voor het te
genwoordige is echter ten deze in geen geval op eenige directe bijdrage van
wege de overzeesche bezittingen ten behoeve der geldmiddelen van het moe
derland te rekenen.
De Voorzitter deelt mede dat door de Afdeelingen tot rapporteurs gekozen
zijn1». voor het ontwerp tot vaststelling van het koloniaal batig slot over
1847, de HecrenScheltinga Winterberg, ter Bruggen HugenlioltzWint-
gensvan Rijckcvorsel en Backer2°. voor dat nopens de ministeriële ver
antwoordelijkheidde Heeren: Costeius, van der Linden, van Hasselt, Meeus-
sen en Wichers, en 3°. voor dat tot het verleenen van vrijdom van accijns
op het gemaalten behoeve van vermicelli- en macaroni-fabriekcnde Hee
ren: Smit, Poortman, van Hasselt, van Eek en van Doorn.
De Commissiën van rapporteurs brengen hare algemeene verslagen uit
1°. over het ontwerp van wet tot onvervreemdbaar-verklaring van militaire
pensioenen en gageinentenen 2°. over dat tot het -verleenen van dispensatie
van de wet van 16 November 1814, te Ooltgensplaat.
Op voorstel van den Heer Boreel van Hogelanden wordt besloten tot het
doen drukken en ronddeelen van de voorloopige verslagen over de wetsontwer
pen betrekkelijk de voorziening in het te kort over 1848, nopens het regt
van vercenigingde ministeriële verantwoordelijkheid en dc niet-aanvulling
der vacatures bij de regterlijke collegiën.
Daarna wordt de Zitting opgeheven.
Het ontwerp van wet op de onvervreemdbaar-verklaring van militaire
pensioenen en gageinenten luidt aldus:
Art. 1. De pensioenen en gagementen van de land- en zcemagt, daaronder
begrepen die der Overzeesche bezittingen, hier te lande betaald wordende, en
van het corps mariniers, benevens de verhoogde soldijen toegelegd aan de rid
ders der Militaire Willems-ordezijn onvervreemdbaar.
De titularis kan daarover op geenerlei wijze beschikken, ook niet door
verpanding of beleening.
Alle overeenkomsten hiermede strijdig zijn nietig.
Deze bepaling wordt in de acte van pensioen of gageinent, of op de rid
der-diploma's uitgedrukt.
Art. 2. Op de reeds verleende pensioenen en gagementen en verhoogde
ridder-soldijen zijn de bepalingen, in het voorgaand artikel vervat, van toe
passing behoudens de regtendoor derden vóór de invoering dezer wet
wettig verkregen.
ROTTERDAM, 14 Maart.
Als bijzonderheid verdient vermelding, dat het schoenerschip Mr. Cornells
Haga Kapitein J. J. Bell, eergisteren namiddag van Canton te llellevoetslnis
binnengekomende reis naar Java en China en terugin den korten tijd
van tien en eene halve maand heeft volbragtzijnde den 24sten April des
vorigen jaars van llellevoetslnis naar Batavia vertrokken en den 18icn Novem
ber jl. van de reede van Whampoa gezeild.
AMSTERDAM, 14 Maart.
De verkooping van het Muntkabinet van wijlen den Heer P. van Santen,
deze week in het Huis met de Hoofden alhier plaats gehad hebbende, heeft
opgebragt de som van ruim ƒ4,000. Onder de hooge prijzen die voor en
kele nummers besteed zijn, vermelden wij de volgende: een gouden ducaton
van 1672, niet het kantschrift: ter gedachtenis van de munt van Amster
dam, ƒ102.50; een gouden rijksdaalder, geslagen als Provinciale munt van
Utrecht, anno 1814, onder de regering van Willem 1, als Souverein Vorst,
(waarschijnlijk voor proefinunt gediend hebbende), ƒ256.
ARNHEM, 13 Maart.
Een arbeider, vond onlangs te llienin de Betuwe, bij het spitten twee
massive gouden penningen.. Beide hebben de grootte van groote oude zestc-
halien. Het grootste en zeer gave stuk heeft aan den eenen kant in het
midden een schild, links van hetwelk de letter C en regis van hetwelk de
letter A staat, hebbende tot randschrift: Joana et Karolus Rex Aragonr,
aan de andere zijde van den penning bevinden zich in het middeu twee ge
kroonde hoofden, zijnde een man en eene vrouw, tusschen welke zich mede
de letter C bevindt, om welke hoofden staat: Joana et Kar Dei Gra
R A R II A. De andere munt is niet zoo gaaf, heeft aan de eene zijde
een kruis, met leliën aan de einden, cn een onleesbaar randschrift er om
heen aan de andere zijde in liet midden een vlak veldin vier deelen ver
deeld in twee van welker hoeken zich drie leliën bevindenterwijl de an
dere hoeken hoornen van overvloed bevattenvan het randschrift om dit
veld heen is alleen leesbaar: Franciscus Dei Gratia Rex.
Jammer is het, dat op geen van heide eenig jaartal te vinden is, wensclie-
lijk echter dat deze stukken in handen mogen vallen van kenners.