zich zeer verheugd heeft over liet gewijzigd art. 59 der Grondwet. Ecliter moet hijin de gegevene omstandighedenmet het oog op het vroeger voor gevallene, het amendement van den Heer Groen van Prinsterer ondersteunen. Ja, liet kan zeer onschuldige en zachte betcekenis hebben, wanneer de Ver gadering zegt, dat zij met zorgvuldigheid zal kennis nemen van liet huishou den der koloniën. Die woorden kunnen de betcekenis hebbenwelke de voorlaatste spreker er aan gegeven heeft. Ware dit zoo, dan zou hij die van harte toejuichen. Die mecning moet de spreker, met het oog op het stand punt der Vergadering, bestrijden. Het betreft hier niet eene verklaring van een kind, over de betcekening van het woord opperbestuur. Neen, het zijn hier de Staten-Generaal, die, met art. 59 der Grondwet in de hand, zeggen: wij zullen kennis nemen van die huishouding, en daaronder is begrepen liet regt om daarvan kennis te nemen. De minister van Koloniën heelt dienaan gaande geheel des sprekers denkbeeld uitgedrukt. De redenaar verlangt ten aanzien der O. I. bezittingen geen monopolie van magt in de hand van één man, oin over het lot van millioenen menschen te beschikken; maar de vergadering zou te ver gaan, als zij bare bemoeijing uitstrekte tot de huis houding der koloniën. Hij verlangt niet, dat daar willekeur zal heerschen maar ook gcene onbevoegde bemoeijing, die het gezag aldaar zou kunnen ondermijnen. De lieer Wickers heeft beweerddat de woorden van het ontwerp in over eenstemming zijn met de Grondwet. De Heer Donker Curtius ontwikkelt zijne bezwaren tegen het gebezigde woord huishoudenals gezegd wordt in 4 Wij zullen het van onzen pligt achten, van het huishouden dier gewesten zorgvuldig kennis te ne men dat indringen in de huishouding der koloniën is niet af te leiden uit de artt. 59 en GO der Gwt. en daarom ondersteunt spr. het amendement van den lieer Groen van Prinstererdat in allen deelc met spr. zienswijze over eenstemt. De Heer Groen van Prinsterer beantwoordt nog cenige opmerkingen naar aanleiding van zijn amendement en stelt als verbetering van zijn amendement voor, de daarin opgenomen woorden: »zoo dikwerf de gelegenheid zich aan biedt er uit te liglen. De fleer Thorbecke verdedigt de tegen de bedenkingendoor sommige sprekers gemaakten vooral tegen de opmerking dat ze niet zou zijn in over eenstemming met de Grondwet, hetgeen onder anderen door een spreker uit Gelderland was gezegd, vrij wel in overeenstemming met wat de Heer Don ker Curtius op dat punt had aangevoerd. Een spreker heeft ook gemeend dat de uitdrukking, dat wij van het huishouden der koloniën zorgvuldig kennis zullen nemen dat die uitdrukking te zacht en van cene onschuldige betcekenis is, en een ander spreker zou het, indien dit zoo ware, toejuichen. Dat is niet zoo; de commissie weet van geene onschuldige betcekenis aan die woorden te hechtenomdat het verschaffen van kennis over de koloniën een regt is, ons zeer uitdrukkelijk door de Grondwet gewaarborgd. Spr. mag niet af zijn hier eene opmerking te maken, die dikwerf, als bij de hande lingen der vorige Kamer nagaat, een pijnlijken indruk op hem heeft gemaakt en waartoe hij thans wederom stof heeft, namelijk de gewoonte, om eer men nog eenig regt had uitgeoefend, zich beangst te maken over de grenzen van dat regt. Spr. bestrijdt vervolgens het amendement van den lieer Groen van Prinsterer, vooreerst omdat het den zin en het verband der in haar geheel beschouwd, stoort en verbreekt, want de commissie van het adres heeft in hare willen uitdrukken behoefte aan publiciteit, door wrijving van kennis, uitgaande van deze vergadering, en verder opwekking van de zucht tot die kennis, algemeene belangstelling van de natie in die kostbare gewesten. De geachte voorsteller wil na de §1 der commissie, laten volgen eigenlijk hetzelfde wat in de Grondwet staat en dat is niet noodigen dat komt niet overeen met de aangenomen strekking van het amendement om tot den Ko ning te rigten een kortkrachtig en bescheiden woord. Wat nu aangaat de bedenking tegen het bezigen van het woord huishou den wij zullen liet van onzen pligt achten van het huishouden dier ge westen zorgvuldig kennis te nemen"), daarbij heeft men niet gedacht aan de bijzonderheden, de onderdeden van huishoudclijken aard, die volgens de Grondwet aan andere inagten zijn opgedragenmaar men had daarbij het oog op het stelsel van huishouden, het gcheele zamenstel. Ten slotte zegt de spreker ook naar aanleiding van het gesprokene door den Minister van Koloniën, dat als er aan de zijde der vertegenwoordiging deelneming wordt verlangt in de zaken der koloniënhet dan nooit in haar kan opkomen om bet bestuur of het opperbestuur dier bezittingen met den Koning te willen dcclen. Neen, men wil licht; en het ontvangen van licht kan niet den werkkring van een gouvernement belemmeren; integendeel het inoet zijne kracht verhoogen. Alsnu wordt het amendement van den Heer Groen van Prinsterer in om vraag gebragt en met 50 tegen 14 stemiften verworpen. Voor hebben gestemd de lleerenBorret, de Lom de Berg, Groen van Prinsterer, van Datn van Isselt, van Naamen, van Hall, van Randwijck, Donker Curtius, van Rosenthal, Boxman, SchooneveldLeclercq, Godefroi en Mutsaers. Alsnu wordt de 4lle zoo als die in het ontwerp der Commissie luidt, in omvraag gebragt en aangenomen met 58 tegen 6 stemmen. Tegende Hecren Mutsaers, Groen van Prinsterer, van Dam van Isselt, van Naamen, van Randwijck en Donker Curtius. Vervolgens is ook 5 en daarna liet gcheele ontwerp-adres aangenomen. Eene Commissie uit de Eerste Kamer van de Staten-Generaal heeft Za- turdag jl.liet antwoord op de troonrede aan Z. M. den Koning aangeboden, die daarop heeft geantwoord b Mijne Heeren! Ik ontvang met veel genoegen dit antwoord der Eerste Kamer op Mijne toespraak bij de opening van de tegenwoordige zitting der Staten-Generaal. Haar adres boezemt Mij een levendig vertrouwen in, dat de Kamer hare pogingen met de Mijne en die van den anderen tak der Wetgevende Magt zal vereenigen, tot bevordering van eendragt, van rust en orde, en van den voor spoed van het dierbaar Vaderland. Zeer gevoelig ben lk voor de gezindheden, welke dit adres uitdrukt voor Mij en Mijn Huis." Ook de Commissie uit de Tweede Kamer heeft haar antwoord op de troonrede aan Z. M. aangeboden, die op dit adres heeft geantwoord: Mijne Heeren! Ik verzoek U aan de Tweede Kamer Mijnen dank te betuigen voor de hulde, welke zij Mij bij haar adres van antwoord heeft gebragt. lk inerk in dit adres tevens met genoegen op, dat de Tweede Kamer bet meer dan immer vestigen van eene innige overeenstemming tusschen de Re gering en de Natie, als een doel beschouwt, naar hetwelk de Volksvertegen woordiging bij het vervullen haar gewigtige pligten moet streven. Ook Ik wensch Mijnerzijds tot het bereiken van dit doel mede te werken. Van zijne goede gezindheid heeft Mij de andere tak der Wetgevende Magt mede de verzekering gegeven. Aldus aaneengesloten, Mijne Heeren! kunnen wij de moeijelijkhcden van het oogenhlik met minder schroom te gcinoct gaan, en mogen wij eerbiedig den Goddelijken zegen verbeiden op onze pogingen ten behoeve van een trouw Volk, met hetwelk lk Mij innig verbonden reken." Morgen zullen de afdeelingeri van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voortzetten het onderzoek over de aanhangige ontwerpen van wet, en wel: 1°. over dat der wachtgelden; 2°. over dat der reis- en verblijfkosten, en 3°. over dat der regterlijke collegiën. 27 Februarij. De Eerste Kamer heeft in hare zitting van hedende beraadslaging over haar reglement van orde aangevangen. BUITEi\LAlM>SCÜE 5>Uti(«i'KN. FRANKRIJK. PARIJS, 25 Februarij. De verjaardag der Feliruarij-omwenteling is gisteren plegtig herdacht. De Aartsbisschop heeft in de Magdalcna-kerk dienst gedaan. De President der Republiek en de leden der Nationale Vergadering woonden die bij. De kerk was ten deele met rouwfloers behangen en in het ruim eene katafalk opgerigt. 't Had dus wel iets van cene zinnebeeldige lijkdienst der republiek, zoo als Karei V bij zijn leven zijne begrafenis liet houden. Gedurende de plegtiglieid poogde cene bende van omstreeks drie honderd mannen en vrouwendoor een vaandel voorafgegaande kerk binnen te dringen; zulks werd echter door de militairen belet en de troep uiteenge dreven. Anders is de orde dezen dag volstrekt niet gestoord. Des avonds waren cenige openbare gebouwen verlicht. De President der Republiek heeft bij gelegenheid van dit jaarfeest aan een aantal militaire veroordeelden kwijtschelding van straf verleend. De burgerlijk veroordeelden zouden eerst den 4den Meiden eersten verjaardag van de plegtige afkondiging der Republiek, in het genot van kwijtschelding beginnen te deelen. ITALIË, ROME, 14 Februarij. In de zitting van den 12dcn heeft het Bewind der Republiek aan de Con stituerende Vergadering twee wetsontwerpen aangeboden. Volgens het eerste geschiedt de uitvaardiging van wetten en regtsbedeeling, in naam van God en het Romcinsclic volk; de vlag der Republiek bestaat uit drie kleuren, met een arend in het midden alle ambtenaren worden ontbonden verklaard van hun eed, aan de vorige Regering afgelegd. Dit ontwerp is zonder be raadslaging aangenomen. Bij het tweede wetsontwerp worden alle roerende en onroerende goederen van geestelijke ligchamen en broederschappen voor eigendom der Republiek verklaard. De burgers, tot deze broederschappen behoorendebekomen voor hun leven een pensioen. Bovengenoemde onroerende bezittingen worden in kleine stukken verdeeld en in erfpacht aan kleinere landbouwers gegeven. Alle verkoop van zoodanige goederen, na 24 November gedaan, wordt van onwaarde verklaard. Dit wetsontwerp is naar de bureaux gezonden. In de zitting van den 13den werd verlag gedaan van den staat der geld middelen der Republiek, waaruit bleek, dat over 1849 een tekort van 5,168,186 kroonen bestaat, zijnde de vermoedelijke inkomsten geraamd op 8,023,814 en de uitgaven op 13,192,000 kroonen. Dit rapport heeft echter niet kunnen verhinderen, dat een der Afgevaardigden voorstelde, om onmid- delijk te verklaren, dat de natie de openbare schuld als heilig erkent. De Vergadering heeft bij een besluit dit voorstel aangenomen. NAPELS. 14 Februarij. Gisteren is door 67 leden der Kamer van Afgevaardigden een voorstel ge daan, om den Koning te verzoeken, zijn Ministerie weg te zenden, Het is

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1849 | | pagina 2