LEY DSCHE
WOENSDAG, 28 FEBBUARIJ.
BINN EN LAN DSCHE B E BI G EN
Dc Courant wordt Maandag, Woensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
uil Zaturdag avond
De Prijs der Courant is ƒ12 in het jaar;
de afzonderlijke nominers worden tegen 10
Centen afgegeven.
LEY DEN, 27 Februarij.
Uil het vroeger gemelde twaalftal van Predikanten, heeft de Breede Kerkc-
raad der Ned. Herv. gemeente alhier, gisteren het volgende zestal gemaakt:
DD. V. J. Berkhout, te Monster; J Broedelet, te Gouda; G. R. Erdhrink,
te Zulphen; J. P. Ilarencarspelte Leeuwarden; J. F. Kuyper, te Middel
burg, en N. van Wijk, te Weesp.
Z. M. heeft benoemd tot Alilitie-Commissaris in Zuid-Holland hoofd
plaats Goudaden gepensionneerden Colonel F. G. Cliomelin plaats van
wijlen J. P. Roemer.
Bij Koninklijk besluit van den 17dcn dezer is vastgesteld eene geldlce-
ning ter somma van ƒ500,000, uitmakende de zesde en laatste serie der
negotiatie van 8 rnillioen guldens, voor de droogmaking van het Haarlem
mermeer. De inschrijvingen zullen van den 8sltn tot den 10den Maart
aanstaande geopend zijn bij den Agent van het Ministerie van Finantiën, te
Amsterdam, en bij de betaalmeesters in de hoofdplaatsen der provinciën,
doch zullen op den derden of ook reeds op den tweeden dag niet meer worden
aangenomen, wanneer op den tweeden of eersten dag dc ƒ500,000 zijn vol-
geteckend. Vóór ultimo Maart zullen 10 pCt moeten gestort worden, en
voorts op 1 Mei 50pCt, en op 15 Mei 40 pCt.
Men verneemt dat de vroeger in dienst gehouden miliciens der ligting
van 1847 en ook die van 1848, met groot verlof naar hunne haardsteden
worden teruggezonden.
De vaderlandsche toonkunst heeft een groot verlies geleden. Eergiste
ren avond overleed te Amsterdam de Heer G. H. Broekhuyzenals compo
nist met lof bekend, na eene kortstondige ziekte, in den ouderdom van 81
jaren.
Het berigt dat de Durgerdamsclie visscherKlaas Bording, de Vader,
overleden zou zijn, wordt thans tegengesproken. Een hevige koorts, die
voor zijn leven deed vreezen, schijnt dc oorzaak van dat onjuist berigt te
zijn geweest.
Er is van de Kaap de Goede Hoop weder eene uitnoodiging aan Predi
kanten en Candidaten hier te lande gcrigt, om daar geplaatst te worden.
's GRAVENHAGE 26 Februarij.
Z. M. heeft tot Ridders der Orde van den Nederl. Leeuw benoemd, den
Kapitein L. van Bronkhorst, Secretaris van Z K. H. den Prins van Oranje,
en den Ileer J. van Lokhorst, Hoofd-Coin mies bij liet departement van Buitenl.
Zaken.
Vervolg en slot van bet kort verslag der zitting van de Tweede Kamer
van Zaturdag jl.
Ten aanzien van 2 zijn weder verscheidene amendementen voorgedragen
waarvan alleen dat van den Heer Albarda aangenomen is.
Bij hoofdelijke omvrage is de aangenomen met eene meerderheid van 55
legen 11 stemmen. Deze luidt nu aldus:
»Wij gelooven, Sire! dat, wanneer aldus de Regering nationale kracht
wordt, de moeijelijkliedcnwelke onze finanliële toestand aanbiedt, kunnen
worden te hoven gekomen. Die moeijelijkliedcn zijn vermeerderd door een te
kort; doch zullen met de dekking van dat tekort niet verdwijnen. Zij eisclien
vooral, dat èn ons stelsel van uitgaaf, èn dat onzer belastingen worden her
zien en verbeterd. De Natie zal des te gewilliger zijn, naarmate zij meer
overtuigd is, dat de offers, die men van haar vergt, teregt worden gevraagd,
naar behooren verdeeld, en doeltreffend besteed."
3 is onveranderd aangenomen met eene meerderheid van 61 tegen 3
stemmen. Deze is van den volgenden inhoud
»Aan den wil zal het vermogen zich paren, zoo dc nijverheid haar levens-
lx'ginscl, vrije beweging, door wetgeving en bestuur ziel eerbiedigen, en hij
beiden een juist begrip harer belangen ontmoet."
In de avondzittirig van Zaturdag II. heeft de Tweede Kaïner de beraad
slagingen voortgezet over het ontwerp van antwoord. 4 heeft aanleiding
gegeven tot zeer uitgebreide beraadslaging.
De lieer Groen v. Piinsterer stelt voor de tweede zinsnede aldus Ie wijzigen:'
»vvij zullen het onzen pligt achten aan de wettelijke regeling der belangen
van deze aan het Opperbestuur van uwe Majesteit toevertrouwde gewesten,
zoo dikwerf de gelegenheid zich aanbiedt, met naauwgezetten ijver bevorder?
lijk te zijn." Spr. treedt in eene ontwikkeling van eene constitutionele Rege
ring de Ministers moeten geen werktuigen der Kamer zijn, hun behoort dc
leiding der zaken, aan de Kamer het toezigt en het veto (de afstemming);
zij moet zich niet meester maken van de regering cn het beheer; en nu
meent S. dat 4 tot een ander denkbeeld You kunnen leiden. Hij acht dat
de hemoeijing met de algelieele koloniale huishouding niet uit de veranderde
Grondwet voortvloeit, en verlangt in het adres uitdrukkingen, die in over
eenstemming zijn met de rrgten der Kroon en der Kamer.
De Minister van Koloniën dringt aan op de aanneming van dit amendement.
Hij betoogt het hooge belang, om ten aanzien der koloniën met voorzigtig-
hci 1 te werk te gaan. Het is dringend noodzakelijk te zorgen dat rust cn
orde in onze volkplantingen blijven hecrschen. Eene te groote hemoeijing der
vertegenwoordiging in de huishouding der overzeesche bezittingen zou al spoe
dig tot verzwakking van inagt kunnen leiden, waarvan de gevolgen voor de
koloniën en voor den Staat onberekenbaar zouden kunnen zijn. Daar liet
amendement van den Algevaardigde uit Zuid-Holland in behoedzame termen
gesteld is, meent hij het Ie moeten ondersteunen.
De Heer Sloct tot Oldhtiis heeft zich als lid der Commissie legen de ver
klaard omdat zij, zijns inziens, nog te weinig behelsde. Doch nu hij hoort
zeggendat er te veel in gezegd is, treedt hij lot verdediging op. Spr. zegt
vooreerst dat de volkplantingen op belangstelling der Natie aanspraak hebben,
dal de Kamers haar hierin moeten voorgaan; dat men niet alkcerig behoort
te zijn van vooruitgang, en geenc verbeteringen als gevaarlijke nieuwigheden,
afwijzen, en dal er niet eens gezegd is: ntvij zullen ons moeijen met die
huishoudingmaar alleen wij zullen er kennis van nemen. Spr. betoogt
verder dat de wijziging: zoo dikwerf de gelegenheid zicli aanbiedtover
tollig is.
De Heer van Rijckevorsel is het met den vorigen Spr. eens, en neemt deze
gelegenheid waar om de Ministers van Koloniën en Buitenl. Zaken naar de
traclaten van Engeland met den Sultan van Borneo-Proper te vragen waarhij
Nederland allezins belang heeft.
Hierop antwoordt de Minister van Buitenl. Zaken, dat hij begrijpt dat de
handel bezorgd is, dat de Begering in die bezorgdheid deelt.
Dal het waarheid is dat in de vorige maand door den Brilschen gezant eene
nota is ingeleverd aan deze Regering waarbij eenvoudig en zonder terugzigl
op vroeger, mededeeling gedaan wordt van het traetaat van 27 Mei 1848, ge
sloten tusschen den Sultan van Borneo en H. M. de Koningin van Groot-
Britannië.
Dat de nota van den 27steD April 1847, inhoudende consideration op de
nota van Lord Aberdeen, van 4 Mei 1846, die beschouwingen omtrent de
betrekkingen der heide gouvernementen in Oost Indië bevat, tot op dit
oogcnblik onbeantwoord is gebleven.
Dat het bedoelde traetaat o. a. in de slotbepaling van art. 10 inhoudt,
dat de Sultan van Borneo-Proper zich verbindt om aan geene andere natie
of hare onderdaneneen dergelijken afstand van ccnig eiland of van een
ander punt onder zijn gebied te doen als met opzigt tot Laboean aan Flnge-
land heeft plaats gehad zonder toestemming van Hare Britsclie Majesteit.
Dit verdrag heet een verdrag van handel en vriendschap.
En eindelijk, dal de mededeeling van dit traetaat het onderwerp van erns-
stige raadplegingen in den Ministerraad heeft uitgemaakt.
Hierbij moet de Minister zijne mededeelingen beperken.
De Regering kan inlusschen bij deze de stellige verzekering geven, dat zij de
billijke bezorgdheid van den handel, ten aanzien van Borneo, met de meeste
belangstelling zal bejegenen en dat zij het onderwerp dier bezorgdheid met
gezette aandacht zal behandelen en met hare beste vermogen zal voorstaan.
Hiermede vermeent zij voldaan te hebben aan het verlangen naar cenige in
lichting, zoo even aitgedrukt.
De Minister van Koloniën voert hierop nog kortelijk het woord en zegt
onder anderen, dat de Begering rnct de meeste aandacht zaJ overwegen de
maatregelen, welke in het belang der Koloniën en van het moederland zullen
kunnen worden genomen. (Het gesprokene, hoe kort ook, kon op de tribune
der snelschrijvers riiet genoegzaam gehoord worden.)
De fleer van Dam van lsselt zegt steeds te hebben behoord onder de meest
ijverige bestrijders van het systcma der vorige Regering, omtrent de overzee
sche bezittingen, en dat het dan ook gccne verwondering zal haren, dat hij