gen gemaakte bedenkingen in overweging te hebben genomenin haar ont
werp eenige wijzigingen zijn gebragtcn zijn de beraadslagingen over dat
aldus gewijzigde ontwerp aan de orde gesteld op morgen ochtendten 11 ure.
Dit ontwerp-adres is van den volgenden inhoud
Sire
1. De Tweede Kamer der Staten-Generaal beseft levendig het gewigt der
pligten, welke de Grondwet aan de Volksvertegenwoordiging oplegt. AVij
wenschen tot vervulling der grooteveelomvattende taak, waartoe zij den
wetgever roept, mede te werken met het doel, dat tusschen de natie en hare
regering die innige overeenstemming, welke de kracht der regering is, worde
gevestigd. Dit heeft Uwe Majesteit gewild, toen uw Koninklijk woord de
hervorming besliste; en hieraan moet, in ons oog, de ontwikkeling der vrij
heden en regleriwelke de Grondwet aan hel Nederlandsche volk waarborgt,
hieraan moet de regeling van bestuur, die zij verlangt, dienstbaar wezen.
2. Wij gelooven Sire, dat, wanneer aldus de regering nationale kraebt
wordt, de moeijelijkliedenwelke onze finantiële toestand aanbiedt, kunnen
worden te hoven gekomen. Die moeijel ijk heden zijn vermeerderd door een te
kort: doch zullen met dekking van dat tekort niet verdwijnen. Zij eischen
vooral, dat en ons stelsel van uilgaven, en dat onzer belastingen op ecnen
anderen voet worden gebragt. De nalie zal des te gewilliger zijn, naarmate
zij meer overtuigd is, dat de offers, die men van haar vergt, te regt worden
gevraagd, naar hehooren verdeeld, en doeltreffend besteed.
3. Aan den wil zal het vermogen zich parenzoo de nijverheid haar le
vensbeginselvrije beweging, door wetgeving en bestuur ziet eerbiedigen, en
bij beide een juist begrip barer belangen ontmoet.
4. De koloniën en bezittingen van het Rijk in andere werelddeelen hebben
liooge aanspraak op nationale belangstelling. Wij zullen bet onzen pligt ach
ten van bet huishouden dier gewesten zorgvuldig kennis te nemen cn de
maatregelen, welke tot bevordering van hunnen voorspoed noodig zijn ijverig
te ondersteunen.
5. De natie, Sire, kan niet vergeten, dat gij het zijt, die haar riept tot
uitoefening van het regt, waaruit wij onzen oorsprong ontleenen. Wij schat
ten ons gelukkig, U biervoor de buide barer erkentelijkheid te mogen bren
gen. Koning en Volk zijn tot elkander genaderd; en in deze overtuiging
sluiten wij ons aan Uwe Majesteitom het nieuwe tijdperkdat Gij opendet,
moedig, incl vertrouwen op den Goddelijkcn zegen, in te treden.
In de Zitting der Tweede Kamer van heden is in de eerste plaats be
raadslaagd over de algemeene strekking van het adres op de Troonrede. On
derscheiden leden hebben verklaard zich daarmede niet te kunnen vereenigen;
echter is met 34 tegen 31 stemmen die algemeene strekking aangejiomen.
Daarna is de beraadslaging geopend over de
Een amendement van den Heer Storm, bij de lsle bevattende de woor
den: »En hieraan moet in ons oog de onverwijlde ontwikkeling der vrijhe
den en regten welke de Grondwet aan het Nederlandsche Volk waarborgt,
hieraan moet de regeling van bestuur, die zij verlangt, dienstbaar wezen,"
is aangenomen met 34 tegen 29 stemmen.
Bij de beraadslaging is gesproken over het besluit betrekkelijk de benoe
ming cener Staats-Cominissie voor het hooger onderwijs. Onderscheiden Ka-
tholijke Afgevaardigden hebben zich beklaagddat geen enkel Roomsch-Ka-
tholijk of Israëliet lid dezer Commissie is, (waaromtrent sommige R. K. reeds
een adres aan Z. M. hebben ingediend). De Minister van Binnenlandsche
Zaken heeft verklaard, dat hij die Commissie heeft doen zamcnstellen alleen
met het oog op het belang van bet onderwerp dat behandeld moest worden
en dat hij daarbij op giene geloofsbelijdenis heeft gelet. Tevens verklaarde
hijdat zijne ambtgenooten daaraan ten eeneinale vreemd waren en hij de
verantwoordelijkheid daarvan alleen moest dragen. Die verklaring werd be
vestigd door den Minister voor de R. K. Eeredienst.
Het ontwerp van wet van belasting lot dekking van bet tekort over
1848 en 1849 bevat hoofdzakelijk de volgende bepalingen:
De belasting wordt geheven van alle binnen dit Rijk gelegen onroerende
goederen de renten der Neder!, staatsschuld en alle andere geldleeningen
van alle ambten, bedieningen en pensioenen, en palentpligtige beroepen of
bedrijven.
De belasting op de onroerende goederen bedraagt 5 ten honderd van het
kadastraal belastbaar inkomen, na aftrek der grondbelasting cn alle daarop
geheven opcenten. Zij wordt over elk der jaren 1849 en 1850 geheven.
Bezittingen van kerkelijkeu en liefdadigen aard zijn zulks, verzoekende, vrij.
De eigenaars van bezwaarde onroerende goederen zijn bevoegd om op die
renten of lasten te korten 5 ten honderd en zulks op de termijnen gedu
rende de twee jaren na de invoering dezer wel verschijnende.
De eigenaars van tiendpliglige landen kunnen gedurende de jaren 1849 en
1850 een vierde, in plaats van een vijfde, van den tiend inhouden.
De belasting op de renten van de NederI. staatsschuld bedraagt 5 ten hon
derd te vinden door korting bij de betaling.
De belasting op de renten van geldleeningen ten laste van zedelijke ligeha-
rnen, op de uitdeelingen van winst van naamlooze maatschappijen en daar
mede gelijkstaande zedelijke ligchamen bedraagt mede 5 ten honderd.
Uitgezonderd zijn de renten van kapitalen op hypotheek uitgezetdaar die
eigenaars de bevoegdheid is verleend hierop 5 pCt. te kortenwaardoor deze
alzoo in plaats der geldschieters betalen.
Voor de belasting op renten en inkomsten van buitenlandsche effecten en
goederen, op de renten van beleeningen, in-pand-nemingen en uitgezette ka
pitalen, en voorts op alle andere niet in vorige of volgende rubrieken be
grepen, strekt tot grondslag der berekening.
Voor zooveel betreft bezittingen en etablissementen buiten 's lands of in
de koloniën of bezittingen van het Rijk buiten Europa gelegen, de gemiddelde
som der inkomsten, die zij in de drie laatstbekende jaren hebben opgeleverd;
b. Voor zooveel betreft kapitalen in buitenlandsche effecten en actiën ge
plaatst, het bedrag der renten, dat daarvoor in het voorgaande jaar is betaald;
c. Voor zooveel betreft lijfrenten, tontines, schuldbekentenissen, kapitalen
tot uitgifte in beleening of prolongatie bestemd de som der inkomsten die
zij in het voorgaande jaar hebben opgeleverd of, voor zooveel de verbindtenis
tot rentebetaling in het vorig jaar bestond, het bedongen bedrag der renten.
De belasting op inkomsten uit ambten en bedieningen en op de pensioenen,
wordt berekend wanneer de inkomsten bedragen
ƒ2,501 of inecr 5 pCt.;
- 2,001 tot ƒ2,500 4 D
-1,501 -2,000 3
- 701 -1.500 2 d
700 en daar beneden 1 pC't.
De belasting op de inkomsten uit beroepen of bedrijven wordt geheven door
middel van buitengewone opcenten op het regt van patent, over de dienst
jaren 1849/50 en 1850/51 als volgt
van 80 wanneer het art. op het kohier in hoofdsom hedr. ƒ150 of meer.
v) vi - 100 tot ben.150.
- 75 -100.
v b - 50 - 75.
b B - 25 b B - 50.
BB B B B -10 BB- 25.
bb bb b b beneden 10.
v 60 B
X>
B 50
1)
40
B 30
B 25
20
Van deze opeen ten z
dragende dan
ƒ10
- 9
- 8
7 1
in de
- 6 1
- 5
1
ir isten rang.
2<tvn b
3deü b
4dcn
I 5deD B
gden
De aanslagen naar de tabellen IX en XVIgevoegd bij de wellen op het
regt van patent, zijn aan de heIHng dezer opcenten niet onderworpen.
De vrijdom van patentregt, bij de wel van 21 Mei 1819 aan sommige be
roepen toegekendwordt opgeheven en gepatenteerd naar de regten van tabel
XI dier wet: de klerken en kantoorbedienden van de uit 's Rijks, gemeente-
of dijk- en polderkassen bezoldigde openbare ambtenaren en bediendende
deurwaarders bij 's Rijks middelen
Naar de regten van tabel XIVde advocatenvan de eerste tol de achtste
klasse; de schilders, teekenaars, graveurs, penningsnijders en beeldhouwers,
allen als kunstenaars beschouwd, hunnen eigen arbeid verkoopende, van de
eerste tot de twaalfde klasse.
-In de Memorie van Toelichting wordt nogjgezegd dat bet jaar 1848 een
tekort oplevert van ruim elf millioen waarin gedeeltelijk voorzien is door de
uitgifte van acht millioen schatkistbiljetten, wier renten cn kosten van plaat
sing 360,000 bedragen. Zonder dat voor alsnog het te verwachten tekort
in cijfers, zelfs bij toenadering, kan worden uitgedrukt, is men overtuigd
dat ook bij de meest ernstige bezuiniging de behoeften de inkomsten zeer zul
len te boven gaan.
Getrouw aan bet beginsel dat de nood van het oogenhlik niet op de toe
komst moet worden geschovenheeft de Regering gemeend geene toavlugt te
mogen nemen tot eene leening, van welken aard of onder welken vorm [ook.
Nog veel minder mogt zij besluiten om eene leening op de circulatie te be
werkstelligen door de uitgifte van eenig renteloos munlpupier.
Zij heeft hare keuze gevestigd op eene belasting, die meer regt-streeks
op de inkomsten drukkende, geacht kan worden genoegzaam te zijnom
het bestaande tekort in twee jaren tijds te dekken; na afloop van welke
men, oji grond van verkregen ondervinding, zal kunnen beslisseuof dat
middel, ter vervanging van andere belastingen, onder de gewone bronnen van
inkomst der schatkist zal kunnen en moeten behouden blijven.
Om bet onaangename van openlegging van zaken is de verklaring van in
komsten beperkt tot het onvermijdelijk noodzakelijke, dat op geene andere
wijze kan worden gekend of bereikt.
De opbrengst van het eerste jaar zou ten volle bestemd worden tot dekking
van hel tekort op de dienst van 1848. Van de helling van het volgend jaar
zou zooveel tot een gelijk einde besteed worden, als noodig is tot verdere dek
king van dat tekort cn voorts tot aanvulling van bet vermoedelijk gemis op
de inkomsten van 1849; hel overige zou kunnen strekken tot vervanging van
andere belastingen, waaromtrent de overwegingen der Regering steeds leven
dig blijven en in de eerstvolgende zitting der Staten Generaal nadere voorstel
len zullen gedaan worden, wanneer over de uitkomsten van dezen maatregel
zal kunnen worden geoordeeld.
Voorts wordt bij eenen staat de uitkomsten der voorgedragene belasting
op de inkomsten geraamd als volgt: Van «Ie vaste goederen, 2,803,123.00;
Renten van de Nederlandsche slaats-schuldƒ1,658,856.91; Renten ten laste
van provinciën, gemeenten en verdere zedelijke ligchamen, bij art 10 van
het wetsontwerp bedoeld, ƒ85,000.00; Uitdeelingen van naamlooze maat
schappijen202,501.65)Renten van vreemde fondsen en andere inkom
sten in art. 19 van het wels-ontwerp vermeld, 1,500,000.00; Tractementcn,