LEYDSCHE
COURANT
2848.
MAANDAG, 9 OCTOBER.
B1NNENLANDSCHE BERIGTEN.
l)e Courant wordt Maandags Woensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
vjo 'f*
Do Prijs der Courant is ƒ12 in het jaar;
de afzonderlijke nommcrs worden tegen 10
Centen afgegeven.
LEYDEN7 October.
Bij besluit van den 3llcn dezer beeft Z. M. bepaald dat met den 29slPD
builen koers worden gesteldde oude voor 25 centen koers hebbende
schellingen en zesthalvenalsmede de één vierde guldenswelke tegen
gangbare muntspeciën en muntbiljetten zullen kunnen idgewisseld worden,
van den 2328 en den 30slpn dezer, bij de ontvangers der belastingen, de
Nedcrlandsche bank en de betaalmeesters.
'sGRAVENHAGE, 6 October.
Z. K. II. Prins Hendrik en de Minister van Buitcnlandscbe Zaken, Baron
Bentinck, zijn door de Koningin van Spanje benoemd tot Grootkruisen der
Orde van Karei 111, en de Spaanscbe Consul te Botterdam, de Heer El-
linckbuyzen tot Ridder dier Orde.
Bij de beraadslagingen der ontwerpen II en III, wier aanneming wij in
ons vorig nommer nog hebben medegedeeld, lubben ook de Ministers voor de
zaken der Kath. Eeredier.st, die van Marine en Koloniën, van Oorlog en die
van Justitie, die ontwerpen verdedigd. Eerstgenoemde betoogt het groote nut
dat een Raad van State kan slichten als blijvend vast collegie, bij een welligt
meer afwisselend Ministerie, vooral in hel bestuur der O. I. volkplantingen.
Z. Exc. verdedigt voorts de nieuwe bepaling omtrent de benoeming, de bevor
dering en het ontslag van officieren volgens wetsbepalingenen toont aan
dat bel in alle opziglen verkieslijker is, om het lot van den officier aan
wetsbepalingen, dan aan willekeur te onderwerpen, en ziet hierin geen de
minste aanleiding tol verslapping van krijgstucht.
De Minister van Marine en Koloniën verdedigt mede de bepaling omtrent
officieren als Minister van Koloniën geeft hij toe dat er veel op Java te ver-
beleren is, doch herinnert hoe hij als tijdelijk Minister toch wel in zulken
tijd van overgang gccne maatregelen daartoe kan verordenen en herinnert wij
ders hoe oinzigtig men in het Indisch bestuur tegenover eene Oostersche be
volking moet te werk gaan.
Wat het Muntwezen betreft, dit staat juist afzonderlijk in de Grondwet,
om ook afzonderlijk te kunnen geregeld worden. Wat de algemeene wetgeving
betreft, dit kan niet bij de Grondw. geregeld worden; want verschillende
tukken daarvan strekken zich uit tot eene andere bevolking. De wetten die
deswege noodzakelijk zijn, zullen evenwel hier voorgedragen worden. Omtrent
bet financiële, herinnert Z. Exc. dat de jaarlijksche afgesloten rekeningen
naar hier komen, en dat daaruit aanleiding kan gevonden worden tot het
doen van voorstellen. Het monopoliestelselwaarover is uitgeweid is in vele
opzigten met betrekking tot de Molukkos reeds gewijzigd, door het openstel
len van vele havens als vrijhavens; overigens is het ook het ernstig streven
der Regering om daarin gaande weg, vei betering aan te brengen maar in
den toestand der schatkist, zou het onraadzaam zijn proeven te nemen ten
koste van dadelijke geldelijke opofferingen. De bedoeling der Regering is om
de meeste partij van onze koloniën te trekken en de inwoners dier gewesten
dat geluk te verschaffen, waarvoor zij vatbaar zijn, en aan de andere bewo
ners die regten en vrijheden toe te kennen die noodig zijnzonder echter te
kunnen dulden eene verzet tegen de bestaande regering, die tot omverwer
ping van het gezag zou kunnen leiden. Z. Exc. kan hier niet verzwijgendat
het bestuur onzer O. I. volkplantingen in het buitenland niet zoo slecht wordt
gekeurd als in enkele dagbladen wordt verkondigd.
Z.Exc. de Minister van Oorlog, zich refererende aan hetgeen door de beide
vorige ambtgenootcn nopens art. 37 is in 't midden gebragt, beantwoordt
cenigc zinsneden der rede van den Heer Nepvcu.
Vervolgens heeft de tijdelijke Minister van Justitie, het stelsel der Rcgt-
streeksche verkiezingen en de zamenstelling der Eerste Kamer, zoo als dat is
voorgedragenverdedigendemet opneming der veelsoortige aanmerkingen
nopens beide pnntcn, van onderscheidene kantendikwijls lijiiregt tegen elkan
der indruischendein het midden gebragt, hoofdzakelijk hel volgende gezegd:
Z. Exc. merkt op dat hij zich nopens dit ontwerp waarlijk in verlegenheid
bevindt. Van de eene zijde toch wordt beweerd, dat de Regering niet ver ge
noeg is gegaan; van den anderen kant is men van oordcel dat zij te veel heeft
gedaan en onder die laatste redenaars warrn er die zulks in geene zachte uit
drukkingen hebben ingekleed. Maar juist aan dat verschijnsel ontleent de
Regering eene groote verligting in hare taak; juist daarin is eene verdediging
voor hare handelwijze gelegen want bet blijkt toch uit die tegenstrijdige
opiniën, dat de Regering den wijzen middenweg heeft gekozen en met vasten
gang de baan is betreden tusschen reactie en revolutie. Z. Exc. zal over
twee punten spreken: de regtslreeksche verkiezingen en de zamenstelling der
Eerste Kameren daarna met een enkel woord over den wensch om de ver
kiezing met volstrekte meerderheid in de Grondwet bepaald te hebben.
1°. Het Stelsel der Verkiezingen. Geen stelsel is anders te beoordeelen dan
bij vergelijking. Elk stelsel heeft zijne eigenaardige gebreken. De voorname
vraag is: wat is beter, liet voorgedragene of het bestaande? Niemand ver
dedigt het oude kiesstelselsommigen prijzen de verkiezingen met een' trap
aanomdat men meent dat dan het stemregt meer algemeen zal zijn dan
volgens het thans voorgedragene. Wat verliezen eenige tegenwoordige stemgc-
regtigden anders dan een regt om kiezers te benoemen wier eenige functie
gelegen was in het benoemen van raadsleden; dat regt betcekent niets; het
leidt tot niets.
Z. Exc. ontwikkelt verder dat er veel meer in de Regtstreeksehe verkiezin
gen gelegen is, dan men denkt; zij zijn niet alleen het middel om de verte
genwoordiging te kiezen maar zij geven werkzaamheid ontwikkeling van
publieken geest, zekerheid dat het algemeen belang behartigd zal worden;
men moet niet wijzen op de misbruiken van elders, alles kan misbruikt wor
den maar bij onze natie is daarvoor geene vrees.
2°. En nu de Eerste Kamer. Ook dienaangaande zijn de incest tegenstrijdige
meeningen geuit. Dc een vindt ze nutteloos. De ander daarentegen wil de
benoeming der leden door den Koning voor hun leven; een derde wil de leden
gekozen hebben door drie elementen, een vierde heeft bezwaar, dat de Rege
ring heeft voorgesteld om uit de duizend rijksten39 leden der Kamer te
doen verkiezen.
Z. Exc. moet antwoorden dat die Kamer zoo als die nu bestaat, in
wederspraak is met het beginsel van Vertegenwoordiging. Haar af te schaffen
kan in 'tgeheel niet, want dan zou Koning en Regering zich steeds moeten
onderwerpen aan bet inzigt ccner Tweede Kamer, die tegelijk de sleutel van
de geldkist in handen heeftom aan hare besluiten kracht bij te zetten.
Z. Exc. ontwikkelt hier het wezenlijk noodzakelijke van eene Eerste Kamer,
in eene constitutionele Regering. Maar zeer onlangs is de questieYn Frankrijk
op het tapijt gekomen en, zoo veel is toch zeker, wat ook de beslissing der
Nationale Vergadering geweest zij, alle practische Staatsmannen hebben zich
gevoegd bij hen die het stelsel van 2 Kamers voorstonden.
Z. Exc. geeft voorbeelden van de moeijelijkheden waarin men vervalt, door
de benoeming der leden voor hun leven, bij verandering van regerings-begin
selen. Dan kan alles afstuiten op de Eerste Kamer. Men heeft opgave
van katagoriën gewenscht. Maar wie zal beoordeelen de talentin en de ver
diensten; velen zullen dus meenen onregtvaardig behandeld te zijnj aan wie
nu de beoordeeling Is het dan niet oneindig beter dat de 1,000 aanzienlijk
sten worden opgegeven tot verkiezing niet tot loling van 39 leden Hebben
die vermogenden het vermoeden niet voor zich van kunde, talent, belang
bij het heil en het welzijn des Vaderlands En zouden dan uit die 1,000 per
sonen geen 39 wetenschappelijke en kundige mannen zijn te verkiezen? leveren
de bereids aan de Kamer ter inzage voorgelegde lijsten van de hoogst aangcsla-
genen in de Directe Belastingen, zulke onbekende namen op?
Z. Exc. besluit, met een enkel woord te zeggen, over dat niet uitdrukken
in de Grondwet van het stelsel der verkiezingen bij volstrekte meerderheid.
De Regering heeft daarvan in de Grondwet niet gesproken, omdat dit daar
niet te huis behoort. De Regering is het stelsel toegedaan, maar het behoort
opgenomen in de kieswet, terwijl Z. Exc. wijders uiteenzet en door voorbeelden
van benoemingen staaft, dat inderdaad bij de meeste verkiezingen liet syslema
van betrekkelijke meerderheid wordt gevolgd, zoodra de eerste stemmingen
geene volstrekte meerderheid aangeven.
In de Zitting van heden worden de beraadslagingen voortgezet, en wel
eerst over Hoofdstuk IV. Van de Prov. Stalen en Gemeentebesturen.
De Heeren Storm van 'sGravezande, Albarda, Lotzy, de Man, Nienliuis,
van Goltstein Sloet (uit Gelderland), Kroel', v. Hall, v. Haersolte, Lyclama
a Nyeholt, de Jong van Beek en Donk en v. Leeuwen, voeren achtervolgens
het woorden eenigen hunner ontwikkelen daarbij sommige bezwaren tegen
dit Hoofdstuk.