COURANT.
LEYDSCHE
WOENSDAG, 20 SEPTEMBER.
BINNEN LAN DSC 11E BERIGTEBÏ.
Do Prijs der Courant is f 12 in het jaar;
de afzonderlijke nummers worden tegen 10
Centen afgegeven.
18-48.
l)e Courant wordt
Vrijdag uitgegeven,
vit Zaturdag avond.
MaandagWoensdag en
Die van Maandag komt
LEYDEN, 19 September.
Op Zatordag den 23sten dezer, zullen de lleeren Dr. Krieger en Dr. Simon
Thomashunne betrekking als Hoogleeraren in de Geneeskundige Faculteit
dezer Hoogcschoolmet eene plegtige Latijnsche Redevoering, in bet Groot
Auditorium aanvaardente 12 en 1 ure.
Aanstaanden Donderdag avond zal zich hier andermaal en voor 't laatst
het gezelschap Zangers doen hooren, onder leiding van de lleeren Bouché en
Azenia, welk gezelschap 11, Zaturdag zoo uitnemend heeft voldaan. De bijzon
dere stembuigingen en krachtigen toon die zij ontwikkelen, doet hun gezang,
of op zich zelvealleen of door eenvoudig accompagnement ondersteund, eene
voortreffelijkheid bereiken die verbazend isen waardoor dit gezelschap bij
zonder uitmunt en waardig is gehoord te worden.
De bijeenkomst der vrienden van den vrede, morgen te Brusse te hou
den, vindt vele beoordeelaren en veroordeelaars. Men zal, zeggen zij, er niets
mede uitwerken, er zal toch geoorloogd worden. Dit is waar; die pogingen
zullen wel aanvankelijk tegen gewone vooroordeelenen driften en kwalijk
begrepen belangen weinig vermogen doch waarom zou de tijd niet kunnen
komen die een einde maakt aan den oorlog, wanneer de juistheid der rede
nering, door naaauw keurige opgaven inel cijfers gestaafd, zal hebben doen
zien dat de oorlog veel meer kost dan hij oplevert, dat het Christenpligt is
dien te keer te gaan, en wanneer de lijd de verblinding zal hebben weggeno
men van degenen die in den oorlog eenig heil zien. Hoogst merkwaardig is
betgeen de zoo bekwame Fransche staatshuishoudkundige, de Heer Chevallier
omtrent hel verderfelijke van den oorlog schrijft:
De geest des oorlogs, zegt hij, is de grootste verwoester van het kapitaal
hij voedt zich niet minder met goud dan met bloed. Zoo het kapitaal, dat
de beschaving heden bezit, nog zoo gering is, in vergelijking van eeuwen
arbeids en besparing om het te vormen, dan is dit toe te schrijven aan het
overwigt dat de oorlogsgecst steeds in de raadsvergaderingen der regeringen
heeft gehad.
De oorlogsgecst is in meer dan één opzigl noodlottig voor de vrijheid. Hij
bepaalt zich niet met den rnenschen smaak voor geweld in te boezemen,
met ecrzuchligen op den voorgrond te brengen en hun werktuigen ter on
derdrukking te leveren. Door vernieling van het kapitaal heeft hij de strek
king om de maatschappij tot dien toestand terug te brengen, die voorheen
aanleiding gaf tot de slavernij, en haar onvermijdelijk maakte, te weten
gebrek aan kapitaal naar evenredigheid van het aantal rnenschen.
Het gebruik van talrijke legers te onderhouden, zelfs in vredestijd, is een
legaat uit de tijden, toen de volken onder het juk waren van een overweldi
genden adel, die door roofzucht of hoogmoed onophoudelijk ten koste der be
volking krijgde, en gewapende benden onderhielden om vreemde arbeiders
te onderdrukken. Sedert 30 jaren doet men belijdenis van den vrede te aan
biddenmen zuigt echter niet minder de bevolking uit om tallooze magten
op de been te houden. Sedert vele jaren betaalt Frankrijk aan den algod
des oorlogs eene schatting van 500 millioen francs, behalve het deel der
openbare schuld dat men aan den oorlog moet wijlen en zonder berekening
van het kapitaal hetwelk ongeveer 500,000 krachtige rnenschen door hunnen
arbeid zouden kunnen vormen.
De lieden, zegt hij, die stijfhoofdige voorstanders zijn van groote legers en
vloten, mogen den mond vol hebben van vrijheid; zij zijn handlangers of
bedrogenen der grootste vijanden die de vrijheid ooit heeft gehad.
's GRAVENtlAGE, 19 September.
Z. M. heeft benoemd tot Ridder der Orde van den Nederlandschen Leeuw
den Lid van den Raad van Justitie en President van de Weeskamer te Ter-
nalc, den Heer M. D. v. Duivenbode.
Z. M. heeft benoemd tot President van het Prov. Geregtshof in Groningen,
den fleer Mr. B. Wichers, Vice-President van dat Hof, in de plaats van den
Heer Mp. J. Gockinga, die als zoodanig, op het daartoe door hem gedaan
verzoek, eervol is ontslagen.
Gisteren middag is H. M. de Koningin vergezeld van Z. K. H. Prins
Hendrik alhier teruggekeerd.
In de Zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal is ingekomen
eene missive van den Heer Mr. J. de Backer, Lid der Kamer voor de provin
cie Zeeland, die zijn ontslag neemt als Lid der Kamer. Zijn gezondheids
toestand belet hem de verpliglingen aan het lidmaatschap der Kamer verbon
den naar behooren te vervullen. Aangenomen voor kennisgeving.
De Voorzitter geeft kennis, dat ingevolge 's Konings Besluit van den 8slen
dezer, 58 buitengewone Leden zijn verkozen- en bereids hunne geloofsbrieven
hebben ingezonden. Diensvolgcns benoemd hij twee Commissiën tot het on
derzoek dier geloofsbrieven. De eerste Commissie, belast met bet onderzoek
der geloofsbrieven van de nieuwe Leden uit Zuid- en Noord-Holland en Zee
land, beslaat uit de lleeren: Cost Jordens, AneinaetFaber van Riemsdijk,
van Leeuwen en van Panhuys; en de tweede tot het onderzoek van die der
overige provinciën, uit de Heerenvan RijckevorselGouverneur, de Man,
van Lyclama a Nyeholt en Nap. Die Commissiën houden zich met de vol
brenging der haar opgelegde taak bezig. Immiddels wordt de Zitting geschorst.
Ten half drie ure wordt de Zitting hervat. De Heeren Faber van Riems
dijk en de Man hebben, namens de Commissiën, verslag gedaan en nadat de
toelating van twee Leden uit Friesland, omtrent welke eenige bedenking was
gerezen, was aangenomen, nemen de nieuwe Leden zitting.
De Commissie heeft nogthans geoordeeld te moeten voorstellen de niet da
delijke toelating van de Heeren: Jhr. J. A. C'. A. van Nispen van Zevenaar,
L. A. J. W. Baron Sloet, Mr. F. S. Op ten Noort en Mp. J. W. Schiff, allen
uit Gelderland, omdat uit de verklaringen, door de hoofden der gemeente
besturen ten hunnen aanzien afgelegd, niet blijkt dat zij geboren zijn uit
ouders in het rijk gevestigd of Nederlandsche ouders buiten 's lands. Dit
wordt echter door het reglement stellig gevorderd eri wordt bij art. 7 der
Grondwet bepaald voorgeschreven. De Commissie verlangt dat aan die vier
Heeren gelegenheid worde gegeven om bet ontbrekende alsnog aan te vullen,
waartoe wordt besloten en de toelating dier Heeren uitgesteld.
Is ingekomen eene Koninklijke Boodschap van gisteren ten geleide der be
wuste 12 ontwerpen van wet. Die ontwerpen zullen aan de afdeelingen ver
zonden wordendie nader zullen worden zamengesteld.
Hierop hondt de Voorzitter Jhr. Boreel van Hogelanden de volgende toespraak:
De Regering heeft gemeend dat er geene grondwettige verpligting be
staat, om de gewone zitting der Tweede Kamer der Staten-Generaal te sluiten,
vóór de bijeenkoming dier Kamer in dubbelen getale. Zij is van oordeel, dat
art. 228 der Grondwet, van de toevoeging der buitengewone leden, bij ge
legenheid van veranderingen in de Grondwet aan te brengen, gewagende,
niet voorschrijftdat te dier zake eene buitengewone zitting der Tweede Ka
mer plaats moet hebben. Dit stelsel der Regering bestrijd ik niet, Edel-Mog.
Heeren, doch één der gevolgen van dat stelsel is dan ook, dat ue Voorzitter
der enkele Kamer, krachtens art. 87 der Grondwet benoemd om het Voor
zitterschap van het openen tot hel sluiten der Zitting waar te nemen
ook zonder nadere benoeming des Konings, die verecrende betrekking zou
blijven vervullen gedurende de Zitting der Tweede Kamer in dubbelen getale.
Edel-Mog. Heeren, die toedragt van zaken zou misschcn geheel grondwettig
zijn, maar van de handeling heb ik echter gemeend mij te moeten onthou
den, en thans, nu de vergadering zich in dubbelen getale vereenigd heeft,
mijn ontslag als Voorzitter der Tweede Kamer van de Staten-Generaal van den
Koning te moeten vragen.
Ik ontveins mij niet, dat dit mijn besluit welligt tot eenige bedenkingen
tot eenige moeijelijkheden aanleiding kan gevenmaar ik durf mij echter
vleijendat wanneer ik UEd. Mog. bekend zal gemaakt hebben met de gron
den, die mij tot het nemen van dat besluit gebragt hebben, gij het niet
zult afkeuren.
Die redenen zijn de volgende
1°. Toen in October II. mij de uitstekende onderscheiding te beurt viel
om door UEd. Mog. tot Voorzitter dezer vergadering voorgedragen te worden
toen waren UEd. Mog. immers alleen in het denkbeeldmij slechts de lei
ding der gewone vergadering op te dragen, en meende men algemeen, ook
met het oog op hetgeen geschied was in 1840, dat tot die benoeming van
den Voorzitter der Dubbele Kamer eene nieuwe voordragt gevorderd zou wor
den. En zal ik dan nu zonder nadere tusschenkomsl van UEd. Mog. dien
eerepost als bij verrassing innemen, mij hier op den Voorzitterssloel plaatsen,
die mij dan toch oorspronkelijk te dezer gelegenheid niet bestemd was
E. M. H. zoo zou niemand uwer handelen zoo verwacht niemand dal ik
zal handelen.