LEYDSCHE
COURANT.
Vv|>
1818.
WOENSDAG, 30 AUGUSTUS.
De Courant wordt Maandag, Woensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
vit Zaturdag avond.
AU
N". ÏM/vA.tf
m
-
SL - W tf,
De Prijs der Courant is f 13 in het jaar}
de afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven.
BINNENLAINDSCHE BEBIGTEJN.
LEYDEiY, 29 Augustus.
De NederlandscJie Stoompost behelst een nader berigt omtrent de bescha
diging gedurende het zware onweder in den nacht van 23 op 24 dezer aan
den clectro-magnetischen telegraaf langs den Hollandscben ijzeren spoorweg te
weeg gebragt. Te 'sGravcnhage gaf de bliksemstraal, die in den vroegen
morgen op den draad vieldaaraan het aanzien of er een lucifer langs werd
afgestreken. De bliksem vervolgde den draad tot in den toestel, smolt de
uiteinden der om den inagncet gewikkeldcn dunnen koperdraaden moet
tusschen de beide uiteinden der dikke draden zijn overgesprongenen wel
door den magneet been. Een der glazen van den toestel is gesprongen de
anderen zijn allen als in het vuur gekleurd of met walm bezet, het hout is
geschroeid. Te Leyden wil men den draad gehoord hebbenals of eene snaar
sprong; tusschen Leyden en 'sGravenhage is de draad gebroken; tusschen
Leyden en Haarlem zijn twee palen totaal verbrijzeldtwee anderen in de ge-
lieele lengte gespletenmaar de draad onbeschadigd gebleven. Ook de lijn
tusschen 's Gravenhage en Rotterdam is geheel ontstemd. De vermoedelijke
oorzaak ligt in het niet strak aanhalen der zoogenaamde donderketting te
'sGravenhage, die des avonds, buiten den toestel om, den draad van het
terrein regtstrecks met den geleider naar de aarde verbindt. De dienst van
de telegraaf zal slechts weinige dagen geschorst hlijven.
Uit het maandelijksch berigt omtrent de koloniën der Maatschappij van
Weldadigheid van 15 Julij 11., blijkt dat toen de bevolking bedroeg 11,478
zielen waarvan 2,476 in de Ommcrschans.
De winter-roggewaarmede 814 bunders bezaaid zijn, belooft eene vol
doende opbrengst.
Er worden voorts 76 bunders zomer-gerst en 115 bunders haver in de
koloniën gevonden, die over het geheel zeer gewenscht staan.
Te Veenhuizen zijn cr 124 bunders met boekweit bezaaid, waarvan 77 op
gebrand veen, die mede veelbelovend staan.
Met aardappelen zijn er 450 bunders brpoot, die naar wcnsch staan, en
zonder onvoorziene rampen een ruimen oogst kunnen voortbrengen, gelijk in
de jaren 1843 en 1844, vóór het ontstaan der aardappel-ziekte, die thans,
in eene enkele soort vroeg rijpe, muisjes genoemd weder ecnigzins wordt
aangetroffen, doch weinig te achten is, daar deze, gelijk alle andere vroege
soorten, genoegzaam reeds rijp zijn, zoodat men de helft dezer maand,
overal in de koloniën, wederom overvloed van aardappelen hebben zal, ter
wijl cr in de late, welke overal schoon in bloei staan, nog nergens eenig
kwaad wordt waargenomen.
In de gewone koloniën heeft men dagelijks oude aardappelen kunnen eten,
tot aan de nieuwe, maar aan de gestichten op het laatst enkele malen
's weeks, niettegenstaande er nog meer dan 7,000 mud uit de gewone kolo
niën is overgedaan. Groote blijdschap geeft het aan de bevolking zich we
derom aardappelen voorgezet te zien met wortelen. Ook de overige groenten,
met name de koolbeloven veel. De tuinen aan de gestichten en die der
gewone kolonisten zijn te zamen 41 bunders groot.
Alleen met het gras en de klaver is het dit jaar, door nachtvorst als groote
droogte in Mei en Junij, niet zoo gunstig gesteld; hij de gestichten zal onge
veer 1000 voer hooi worden gewonnen, en groolcndeels ook in het winter
voeder van den veestapel kunnen wordeu voorzien, waartoe voor de gewone
koloniën echter genoegzaam al het benoodigde hooi zal moeten worden aange
kocht; 791 bunders gras- en klaverland liggen er dit jaar, voor 966 runderen
en 117 paarden, zijnde er ook voor de 2,200 schapen des winters eenig hooi
noodig. Het vee blijft gezond. Over de varken-fokkerij en mesterij te Om-
merschans, alwaar thans 74 stuks, gevonden wordt, valt niet te klagen.
In de behoefte van meer meststoffen voor het volgende jaar tracht men
te gemoet te komen door het opschoonen en uitdiepen van graehten en kana
len, zoo als de gracht rondom het gesticht aan de Ommcrschansdat cenige
duizende voeren bruikbare specie oplevert.
Ook aan de voortzetting der ontginning wordt in de gewone koloniën bui
tengewoon veel en aan de gestichten eenigerinate gearbeid.
Het turfgraven is met het begin dezer maand ten einde gebragt, tot onge
veer 200 dagwerk in de gewone koloniën, 160 dagwerk te Oramerschans en
950 dagwerk te Veenhuizen, hier alleen met een weinig hulp van vreemde
arbeiders, welke turf geheel door kolonisten verder wordt droog gemaakt.
De fabriek-arbeid heeft gedeeltelijk eenige weken moeten stilstaandoor
gebrek aan grondstoffenwelke het algemeen discrediet inoeijelijk maakte
op de gewone wijze te bekomen. Thans echter zijn katoen-spinnerij te Veen
huizen, katoen-weverij in de gewone koloniën en kolfijzak-weverij in de bede
laars-gestichten wederom in volle werking.
De vervaardiging van eigen kleeding- en liggings-stoffen en van alle huis
raad en gereedschappen is daarentegen in de laatste dagen sterk voortgezet,
zoodat, al groeit de bevolking tegen den volgenden winter wederom aan,
er geen gebrek aan een of ander te vreezen is.
Voorts is men er steeds op uit om ook in alle kleinere behoeften, zooveel
doenlijk, zelve te voorzien, er slechts de ontbrekende ruwe grondstoffen toe
aankoopende.
De laatst ondernomen werken van spijker-makenknoopen-maken en het
holdraaijen van bakjes en nappen, gaan vrij goed. De aanbouw van drie
boeren behuizingen te Ommerschansop den laatst ontgonnen grondloopt
dezer dagen af. Twee daarvan zijn er reeds bewoond en de derde wordt met
Augustus bewoonbear. Dit is mede enkel door Kolonisten geschied. Eigen
lijk heeft men tot het zetten van gebouwen bij de gestichtenevenmin als
voor de herstelling, vreerad werkvolk meer noodig.
De goede orde en rust laat steeds niets te wenschen overig.
Vele zonen van gewone kolonisten, in bet voorjaar met ontslag vertrokken,
gaan turfgraven en grasmaaijenen verminderen alzoo het nog aanzienlijk
getal vreemde werklieden, hetwelk jaarlijks tijdelijk hier te lande komt
arbeiden.
Het verslag behelst voorts eene aansporing aan landhuishoudkundigenom
de koloniën te bezoeken.
De Nieuwe Rott. Cour. deelde dezer dagen een uitvoerig verslag van de
ontdekking van helanglijke ijzererts-gronden in de Z. O. streken van het eiland
Borneo, dat aan Nederland behoort. Deze gronden liggen ten Z. O. van de
rivier Tabenio, 2 uren van Plarie, door Malcijcrs en Chinezen bewoond, die
zich bezig houden met het inzamelen van stofgoud. Men vindt aldaar groote
blokken ijzererts in menigte, ook steenkolen en hout, voor de bewerking
van de erts benoodigd. Dit ijzer is boven het beste Zweedschc ijzer te kiezen,
gelijk uit het onderzoek blijkt, door l'rof. Mulder, met de erts van Tambaga
bewerkstelligd, en waarvan reeds 7000 Ned. ID in het koloniaal magazijn
te Amsterdam voorhanden is.
'sGRA*VENHAGE, 28 Augustus.
Z. M. heeft benoemd tot Secretaris-Generaal hij het departement van Bin-
nenlandsche Zaken in plaats van Mr. J. de Walden Referendaris bij dat
departement Mr. J. Schroder.
Z. M. de Koning is heden middag ten 2J ure in deze residentie terug
gekeerden zal, naar men verneemt, zich binnen eenige dagen naar Tilburg
begeven.
De Eerste Kamer der Staten-Gencraaldie Vrijdag jl. hare eerste zitting
gehouden heeft, waaraan 24 leden deel namen, zal heden in hare afdeelingen
bijeenkomen, om te overwegen de ontwerpen van wet, strekkende tol her
ziening der Grondwet, haar door de Tweede Kamer toegezonden. De Eerste
Kamer schijnt die ontwerpen met de vereischte zorg, die het gewigt der zaak
vordert, te zullen onderzoeken. Tot dat einde heeft zij voor hare leden al
leen laten drukken en ronddeelen de twaalf wets-onlwerpen zoo als zij, na
de menigvuldige daarin gebragte wijzigingen, luiden. Maar bij die gelegen
heid is er een verzuim ontdekt, dat wel spoedig is te herstellen, doeh dat
tot eenig verwijl zou kunnen aanleiding geven. Ingevolge art. 228 der Grond
wet, wordt de wet, houdende verklaring der noodzakelijkheid tot verandering
der Grondwet, aan de Staten der Provinciën gezonden, welke, binnen den
tijd daartoe telkens bij de wet bepaaldaan de gewone Leden der Tweede
Kamer van de Staten-Generaal een gelijk getal buitengewone toevoegendie
op dezelfde wijze als de gewone benoemd worden. Ingevolge die bepaling,
is er aan elk der ontwerpen een laatste artikel gevoegd, houdende zoodanige
toezending der Staten enz., doch waarin de bovengemelde tijd, ter nadere
invulling, was opengelaten. Die inlassching is verzuimd en nu doet zich,
naar men verneemt, bij de Eerste Kamer de vraag voor, in hoe verre de
twaalf ontwerpen kunnen worden aangenomen, waarbij aan een stellig grond-