Spreker verheft hem ook. Schimmelpcnninck heeft de vrijheid van onder
wijs niet belemmerd. Had men de bepalingen der wet van 1806, nopens
liet geheel bijzonder onderwijs juist opgevat en behoorlijk uitgevoerd, er zouden
'thans gccne klagtcn worden aangeheven. Doch het vrij onderwijs is ook cene
behoefte. De Staat is afgescheiden van de Kerk. Het openbaar onderwijs
moet geschieden met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen. Het cene
hoek voorhet andere na kan worden afgekeurd. Op die scholen zal men
mogelijk zelfs gecne geschiedenis mogen loeren. Men zegt wel dat men moet
hebben een algemeen Christelijk onderwijs. Maar welke kleur zal het dragen?
Wat moet ik doen als ik er mij niet mede te vreden stellen kan Men ver
onderstelde eens, dat er eene bepaalde kleur bestond, niet die der onbepaalde
-voorstanders van liet tegenwoordig stelsel. Zouden zij zich dan aan die kleur
•onderwerpen Zouden zij zich met het aangeboden onderwijs te vreden stel
Jen? In de tweede plaats: welke bezwaren worden er dan toch tegen dc vrij-
'lieid an onderwijs ingobragt A. Zij zal, zegt men, leiden tot de vorming
Tan dweepers. Wij hebben in deze residentie eene Diaconie-school. Zij be
staan ook eldersdaar worden geene dweepers gevormd; maar in de jeugdige
"harten dc goddelijke leer ingeprent: hebt uw naasten lief gelijk uzelven!
Hert uwe vijanden! 15. De vrijheid zal leiden lot godsdiensthaat. Maar, is
ile verceniging lusschcn Roomsch en Onroomsch door de werking der wet van
1806 zoo zeer bevorderd? Neen, verceniging geeft vrede, doch vermenging
kan wantrouwen doen ontstaan. C. Men vreest de concurrentie, liet is zoo,
materieel gesproken kan liet onderwijs daardoor lijden. Maar voor de weten
schap is dc concurrentie allernoodzakelijkst en kan zij cene heilzame wrij
ving teweeg brengen. Als Protestant verheugt hij zich zeer over de vrijheid
van onderwijs, die b. v. in het Katholijkc België bestaat. Hij ducht de ge
volgen van de invoering dier vrijheid hier te lande niet. Do vrijheid van
onderwijs is voor hein eene der dierbaarste vrijheden, welke de Regering
in dc Grondwet kontle plaatsen. Ilij beschouw t haar, als dc schoonste parel
aan de Koninklijke kroon. De Minister van de Hervormde Eercdicnst sprak
dezer dagen van den dageraad der nijheid, die voor ons land zou aanbre
ken. Welnu, dan zal deze vrijheid eene lichtstraal daarvan uitmaken; zij
zal de hartverkwikkende zou doen schijnen. Zij zal in de jeugdige harten,
die deugden prenten, welke men thans dikwerf vruchteloos zoekt. Door haar
zal Nederland niet vergaan, maar veeleer behouden blijven. Spiegelen wij ons
aan Frankrijk. Eerbiedigen wij ieders overtuiging. Dragen wij zorg voor een
degelijk openbaar onderwijs. Geeft, ons vrijheid van onderwijs, wij zullen u
leveren deugdzame burgersware Vaderlanders
De Ilcer Cost Jordens acht dc bepaling van vrijheid van onderwijs in dc
Grondwet niet wcnschclijk. Doch nu dc Regering een voldoend onderwijs van
overheidswege vcrpligtend heeft gesteld, ligt daarin groote waarborg tegen de
nadeden van het beginsel van vrijheid. Ook vordert billijkheid jegens anders
denkenden ccnige loegcefelijkheid. In dien geest zal hij voor liet ontwerp
stemmen.
De lieer van Goltstcin beschouw t de vrijheid van onderwijs als een toovcr-
vvoord van onzen tijd. Maar hij beschouwt liet lager onderwijs als eene kroon
die zelfs door den vreemdeling ons werd opgezet. Het besluit van Januarij
1812 heeft echter den aard van liet onderwijs veranderd, liet tegenwoor
dige voorstel levert hem geene genoegzame waarborgen voor de toekomst.
België levert juist liet bewijs op, dat, na dc vrije mededinging, het onderwijs
aldaar merkelijk is verzwakt. Spreker kan zijne stem aan gecne proefneming
iecnen; hij verlangt geene verantwoordelijkheid Ie dragen en zal alzoo stem
men tegen het ontwerp.
De lieer van Hacrsolle vreestdat dc vrijheidwelke men hier verleenen
wil, niet genoegzaam beperkt zal kunnen worden en ontaarden Zal in cene
vernietiging van alle onderwijs. Het grondwettige voorstel heeft hem niet
voldaan; daardoor zal het openhaar onderwijs niet voldoende verzekerd worden.
Bovendien is liet woord voldoend onderwijs dat van staatswege zal worden
verstrekt, een zeer rekbaar woord, vooral omdat daaruit groote geldelijke of
fers van den Staat zullen worden gevorderd. Wat beduidt ook van over-
heidsivege? Zal daardoor het Rijk zich niet trachten te onttrekken en even
zeer tie provincie en de gemeente.
De Heer van Leeuwen beantwoordt kortelijk den Spreker uit Zuid-Holland
die de vrijheid van onderwijs heeft voorgestaan. Niets zou hein gemakkelijker
vallen dan dien Spreker te bestrijden en op zijne beurt het nut en heil der
wet van 1806 te ontwikkelen. Doch hij meent dat lid op liet terrein dal hij
gekozen heeft, niet te moeten volgen. Er kan volgens de bestaande wet geene
onbeperkte vrijheid worde toegestaan; dat was niet haar doel; dat volgt niet
uit hare bepalingen.
De lieer van Rosenthal verccnigt zich geheelmet de gevoelens van den
Afgevaardigde van Utrecht en zal legen het ontwerp stemmen.
Dc lieer Mackay beantwoordt den laatstvoorgaanden Spreker. Hij heeft vol
strekt niet vergeten, dat er in de wet van 1806 restrictiën waren. Ilij kent
die wet zeer goed. Hij kent ook het misbruik dat van hare voorschriften ge
maakt is. Hij weet ook even goeddat het geweten van velen de oprig-
ting cencr school vorderde, en dat zij geweigerd werd, omdat zij, zoo
luidde het antwoord, tot scctcnhaat zou leiden. Overigens verlieze men niet
uit het oog dat de bijzondere scholen die incn bedoelt, bekostigd worden
door ben die ze oprigtcn.
Dc Heer Luybcn is het met den voorgaanden Spreker eens. Een kind be
hoort niet aan den Slaat, maar aan zijnen vader, hij juicht dc vrijheid van
onderwijs toe, en zal baar aannemen.
De Heer van Dam van Isselt zal den Spreker nit Zuid-Holland niet beant
woorden, die een groot deel zijner rede tot hem gcrigt beeft. Hij verzoekt
dien redenaar Ie grluoven dat hij het alleen nalaat, omdat hij liet gevoelen
van andersdenkenden in deze vergadering wil eerbiedigen.
De Heer Gevers kan niet toegeven, dat er misbruik van de wet van 180C
gemaakt is, of dat zij niet uitgevoerd is. In de Grondwet worden echter
waarborgen opgenomen die hem voldoende toeschijnen. Onder voldoend on
derwijs, dat van overheidswege moet worden verstrekt, begrijpt hij dat er
altijd openbaar onderwijs van overheidswege moet worden gegeven. De Rege
ring is aansprakelijk voor de uitvoering dier bepaling. De Ministers zijn daar
voor verantwoordelijk. Eri daarom kan hij in de vrijheid van onderwijs be
rusten.
Z. Exc. de tijdelijke Minister van Justitie merkt op, dat, toen de Rege
ring in dc tegenwoordige ontwerpen van Grondwets herziening opnam het regt
van vereeniging; den eigendom onder den bescherming der wel stelde; de
vrijheid van geloofsbelijdenis uitdrukte; de vrijheid opnain tot verkeer met
het Opperhoofd der kerk en nog zoo vele andere vrijheden en regtenals in
de verschillende ontwerpen zijn opgenomen; en toen zij daarbij voegde de vrij
heid van onderwijs, zij wel wist, dat al die onderwerpen bij latere bij
zondere wetten zouden worden geregeld. Maar zij achtte het noodig al die
vrijheden en regten in die Grondwet op te nemen, omdat die Grondwet niet
zou zijn cene opwelling van het eerste oogenblikmaar een grondslag ter
bevrediging en verbroedering voor hel vervolg. Z. Exc. kan niet denken; dat
men ecu volk zou geven vrijheid van geloofsbelijdeniszonder vrijheid van
onderwijs. Het een is niet denkbaar zonder het andere. Of de vrijheid van'
het geloof is een doode letter; of het onderwijs moet van de eigen keuze der
ouders afhangen. Z. Exe. wil het aan zijne Protcstantsehe geloofsgcnoolcn
gevraagil hebben, hoe zij er over zouden denken, wanneer hun door hunne
Katholijkc landgenooten een onderwijs van staatswege werd opgedrongen, en
wanneer in dien Staat de Katholijkcn dc meerderheid in bevolking uit
maakten.
In het tegenwoordig tijdperk is dc vraag niet incer naar de gotalsleiklc;
dc vraag is alleen wat is rcglvaardigheid. En dan meent Z. Exc. dat die
legtvaardighcid medebrengt, dat ieder bet regt hebbe zijne kinderen ep te
voeden naar eigen mccningen al het regt, dat de Regering uitoefent, is
een bloot toezigt.
Naast die vrijheid van onderwijs slaat nu, niet een regt der Regering tot
bescherming, want dat regt zou dwang zijn; maar een pligt der Regering
om die bescherming van staatswege tc verleenen. Z. Exc. wil niet schetsen
welke de gevolgen zijn geweest van de vroegere afwijking van dat standpunt
maar dit weet bij wel: geeft men gccne vrijheid van onderwijs, men zal
ook geene verdraagzaamheid aankweeken. Er kan overigens geen twijfel be
staan over de wijze, waarop de Regering haren pligt van bescherming zal
moeten uitoefenen, want er beslaan deswege drie voorschriften in het voor
gestelde hoofdstuk; vooreerstis het onderwijs een voorwerp van dc aanhou
dende zorg der Regering; 2°. wordt de inrigting van dat onderwijs met eer
biediging van ieders godsdienstige begrippen, door de wet geregeld; en
3". wordt er gezorgd dat overal in het Rijk, van overheidswege, voldoend
openbaar onderwijs worde gegeven. Z. Exc. meent dat daarin ligt opgeslo
ten al hetgeen dc Regering ten deze verpligt is te doenen hij meent le
vens, dal er geene vrees hoegenaamd kan beslaan dat op de scholen zal wor
den voedsel gegeven aan haat tegen andersdenkenden.
Z. Exc. besluit met ccnige inlichtingen tc geven omtrent het armbestuur
zorg voor dc mindere klasse bezielt de Regering, en van daar dat het art.
226 alsnu zoodanig is veranderd, dat daarbij bepaaldelijk is uitgedrukt, dat
het armbestuur is een onderwerp van aanhoudende zorg der Regering.
Ter stemming overgegaan zijnde, wordt het Hoofdstuk aangenomenmet
eene meerderheid van 52 tegen 4 stemmen.
Tegen hebben gestemd de Hecren van Rosenthalvan Gollstein Borski
en van Ilaarsolte.
Daar het uur reeds tc ver verstreken is, worden de beraadslagingen over
Ontwerp XI (van Veranderingen) bepaald op lieden Donderdag avond ten
7J ure.
Avondzitting van Donderdag 24 Augustus.
Dc lieer de Monchy heeft bezwaren tegen dit Hoofdstuk, hoofdzakelijk
omtrent den aard en de wijze der bepaling van meerderheid bij de stemming,
zoo in dc dubbele Kamer als bij beide afzonderlijk. Spreker vindt in een en
ander veel bezwaar, en zal zich, niet voldoende ingelicht wordende, tegen
het Hoofdstuk verklaren.
Z. Exc. de Minister van Justitie doet opmerken, dat als men cene Grond
wet wil herziendit niet met eene betrekkelijke maar met eene aanzien
lijke meerderheid geschieden moet; daarom is eene meerderheid van 2/3
voorgesteld. Het is dc meest geleidelijke weg, om voor eene herziening der
Grondwet den wil der natie te leeren kennen.
Dc Heer Schooneveld vraagt, naar aanleiding der verdediging, door den Mi
nister voorgedragen, ccnige inlichtingen, welke door Z. Exc. worden gegeven.
Bij hoofdelijke omvrage wordt het Hoofdstuk aangenomen met eenparig
heid van stemmenop ééne na (die van den Heer de Monchy).
Thans wordt beraadslaagd over Hoofdstuk XII (Additionele Artikelen).
De Heer van Leeuwen ontwikkelt zijne bedenkingen tegen art. 4 van het
ontwerp, betrekkelijk de heerlijke regten. Spreker is van de mecning van
ben, die de afschaffing dier regten zonder eenige schadeloosstelling, niet kun
nen billijken; vindt de bepaling in strijd met art 162 der Grondwet, den
ingezeten vrijwarende in het vreedzaam bezit en genot zijner eigendommen.
De fleer van Becck VoUcnhoven handelt over het kiesreglement, vooral
met betrekking lot de verkiesbaarheid der leden voor dc Tweede Kamer, en