Z. Exc. de Minister van Binnenlandsnlie Zaken acht liet noodeloos de be
raadslaging en stemming uit te stellen, daar het Ministerie niet kan beslui
ten de daarstelling van den Raad van State facultatief te maken. Hij licht
nog nader het gewigt van het behoud van den Raad van State toe, en
herinnert in welke moeijclijke oogenblikken het Ministerie geheel alleen
zon staan, als de Raad van State wierd afgeschaft. Dikwijls heeft bij zich
gelukkig gerekend de inlichtingen en advijzen van den Raad van State te
hebben mogen ontvangener zijn in den laatsten tijd doorwrochte advijzen
uit den boezem van dien Raad voortgakomen. In de vergadering zelve heersebt
groot verschil over zijne doelmatigheid en nut. Z. Exc. meent dat men hier
een offer van meening kan brengen.
De Heer van Rosenthal verklaart dat de ongelukkige bepaling van art. 7
het hem onmogelijk maakt dit hoofdstuk aan te nemenhij acht het gevaar
lijk dat de vertegenwoordiging het initiatief ten aanzien der troonopvolging,
in bijzondere gevallen, zou kunnen neinen. Hij zou niet blijven hechten aan
het bezwaar nopens den Raad van State.
De Heer Faber van Riemsdijk stelt voor, om de beraadslagingen over dit
hoofdstuk artikelsgewijs te doen plaats hebben, ten einde het blijke, wat de
meerderheid verlangt.
De beide voorstellen zoo van den Heer van Dam van Isselt, als van den
Heer Faber van Riemsdijk worden met groote meerderheid afgestemd.
De Heeren Nederburgh Star Busmannvan Leeuwen en Menso verklaren
zich tegen het ontwerp, vooral op grond dat daarbij aan den Koning het regt
wordt verleend om de beide Kamers te ontbinden.
Z. Exc. de Minister van Justitie merkt op dat de behandeling van dat punt
eigenlijk eerst bij het Ontwerp III te pas komt, en dat men het IF16 zou
kunnen aannemen des noods onder protest. Men moet niet uit het oog ver
liezen dat met het 11 Idc Ontwerp, naar zijne meening, de geheele Grond
wetsherziening staat of valt; en dat, indien het lllde mogt worden afge
stemd ook het Ilde van zelve vervalt.
De Heer Mejan verklaart zich tegen het behoud van den Raad van State.
De Heer Bijlevcld wil het Ontwerp wel aannemen onder protest, want de
Raad van State maakt bij hem geen punt van bezwaar uitwel de ontbind
baarheid der Kamers. De Heer Menso stelt nu voor, om na het nieuwe
bezwaar, de stemming over Ontwerp II uit te stellen tot na de beslissing over
Hoofdstuk III. Dan toch kunnen er velen zijn die, wanneer dat mogt zijn
aangenomen, zich ook met bet llde zullen vereenigen. Dit wordt door de
Heeren Telting, Sterling, Schooneveld Gevers en Gouverneur ondersteund;
doch de Minister van Justitie merkt op, dat ook Ontwerp III in naauw ver
band staat met Ontwerp II omtrent den Raad van State. Nadat de Heer
Menso zijne motie nader bad toegelicht, wordt die bij stemming aangenomen
met 34 tegen 22 stemmenzoodat de afdoening van het IIde Hoofdstuk is
verschoven tot na de beslissing over het IIIde.
De Zitting wordt daarna opgeheven tot 's avonds ten 7J ure, om te beraad
slagen over Uoofdst. Ill {van de Staten-Generaal).
Avondzitting van Zalurdag 19 Augustus.
In overeenstemming met het besluit dat er over Hoofdstuk II geene slem-
ming zou plaats hebben, dan na alvorens voor Ontwerp III gestemd zou
zijnworden de beraadslagingen over Ontwerp II voortgezet.
'Z. Exc. de Minister van Binnenlandsche Zaken zegtdat de Regering ecne
nieuwe wijziging gebragt heeft in art. 7 van het IIdc Ontwerp. Bij dit art. j
werd bepaalddatwanneer bijzondere omstandigheden eenige verandering j
noodig maakten in de opvolging van den Troonhet voorstel daartoe zou j
worden behandeld op dé wijze, als ten aanzien van veranderingen en bijvoe
gingen in de Grondwet in art. 3 en 4 van Ontwerp XI is voorgeschreven.
De Regering stelt thaus voor om te lezen, in plaats van: wordt het voorstel
daartoe behandelddit vis de Koning bevoegd daaromtrent eene voor-
dragt te doen," te behandelen op de wijze, enz. (zie hoven).
De Heer van Beeck Vollenhoven zal voor het IIde Hoofdstuk stemmen, om-
dat hij anders ook het IIIdc zou moeten verwerpen.
De Heer Wiehers had gaarne even als de vorige spreker, meer vooruitgang I
omtrent de koloniën gezien, doch zal, als hij voldoende inlichtingen bekomen
kan, aannemen wat de Regering aanbiedt.
De Heer van Goltstein acht de grondentot behoud van den Raad van
State aangevoerdten eenernale onvoldoende, en wil de instelling er van
facultatief hebben.
De Heer de Monchy zal zich voor dit hoofdstuk verklaren.
De Heer Wiehers vraagt nader, dat de Ministers zelve verklaren wat hunne
bedoeling bij de aanbieding der voordragt geweest is.
Z. Exc. de Minister voor de llerv. Ecredienst heeft thans het woord. Hij
betuigt zijne zucht voor de herziening der Grondwet, dringt nader aan om
het behoud van den Raad van State niet uit zuinigheid, als in deze ongepast,
te verwerpenen noodigt de Vergadering voor dit althans ondergeschikte
punt, lot toegefelijkheid uit.
Z. Exc. de Minister van Marine en Koloniën heeft verklaard» dat het mi
nisterie zijne zorgen ook gewijd heeft aan de koloniën dat de Regering ver
der gegaan is dan de meerderheid der Vergadering verlangde. De Regering
heeft een termijn gesteld van drie jarenom de reglementen aan de verte
genwoordiging te onderwerpen, niet om den tijd te laten verloopenmaar
als een zekere tijdruimte om daar binnen dat gewigtige werk, met de noodige
zorg zoo volmaakt mogelijk, te kunnen aanbieden.
De tegenwoordige reglementen zijn allengskens zooveel verbeterddat zij
vrij volledig zijn. Wat aangaat het muntwezen, het is een belangrijk on
derwerp dat voor veelzijdige beschouwing vatbaar is. Het herstel daarvan is
zoo gemakkelijk niet. Er moet deswege vele wisseling van gedachten plaats
hebben, ook met den Opperlandvoogd in Indië. De Regering verlangt zoo
veel mogelijk gewigtige punten aan de wetgeving te onderwerpen en verlangt
daarbij eene volledige kennis van de belangen der Koloniën. De later vast
te stellen wetsbepalingen kunnen daarheen strekken, om te zorgen, dat de
Vertegenwoordiging volkomene kennis zal dragen van den toestand der finan-
tiën van de Overzeesche Bezittingengelijk die van het moederland. Z. Exc.
geloolt, dat de voorgestelde bepalingen den meesten waarborg opleveren, dat
de nationale Vertegenwoordiging volkomen kennis dragen zal van de finan-
tiële administration in de Koloniën. Er zullen worden medegedeeld alle
stukkenwelke tot dusverre aan de Staats-Commissie worden medegedeeld.
Daar hij lang aan het hoofd der administratie geplaatst is geweest, daar hij
de Koloniën bezocht heeft, ja in een derzeive als Landvoogd was geplaatst,
wil hij gaarne, zooveel hem mogelijk is, tot inlichting en opheldering mede
werken. Het is de bedoeling des Konings en van het Kabinet, dat de meest
mogelijke openbaarheid heersche, en dat rondheid en openhartigheid in alle
handelingen, ook ten opzigte der Koloniën, voorzitten. Z. Exc. meent, dat
men ten aanzien der politischc ontwikkeling in de Koloniën voorzigtig moet
wezen. Politische regten bij onbeschaafde menschen kunnen zijn als een
scheermes in handen van een kind. Men zij voorzigtig Men kent thans het
goede dat men bezit, maar het is geen tijd om proefnemingen te doen.
Voorts zal hij steeds medewerken tot bevordering der Koloniale belangen.
De Heer Star Busmann acht den eenigen grondslag der verkiesbaarheid voor
dc Eerste Kamer, het geldelijk vermogen, onvoldoende; ontwikkelt dit in
eenige bijzonderheden en verklaart dit hoofdstuk niet te kunnen goedkeuren.
De Heer Uytwerf Sterling verkeert ten aanzien der Eerste Kamer in dezelfde
meening als de vorige Spreker; acht de verkiezing met éénen trap voor de
Tweede Kamer verreweg beter dan de regtstreekschewaarvoor hij zeer vol
doende redenen bijbrengt. Hij wil echter wel lot de laatste medewerken en
het IIIde Ontwerp aannemen, doch vindt dan ook levens grond tot verwer
ping van het4IIde hoofdstuk.
De Heer Bijleveld geeft mede de verkiezingen met éénen trap de voorkeur
en vindt dat de benoeming der leden van de Eerste Kamer door dc Provin
ciale Staten geene genoegzame waarborgen oplevert, waarom hij zich vcr-
pligt acht tegen het hoofdstuk te stemmen.
De Heer Opperdoes Alewijn is mede tegen het voorgedragen stelsel van
vertegenwoordiging, vooral wat betreft de regtstreeksche verkiezingen.
De Heer Borskiofschoon bezwaren hebbende op het onderwerpclijk hoofd
stuk, zal gaarne, om een blijk van zijne zucht tot bevordering van eenstem
migheid te geven, zijn persoonlijk gevoelen ten oiFer brengen en voor het
hoofdstuk steramen.
De Heer van Goltstein acht zich gelukkig voor het hoofdstuk te kunnen
stemmen.
De Heer Kien zal zijn bijzonder gevoelen opofferen en genoegen nemen met
de regtstreeksche verkiezingen.
De Heer Enschede verlangt eenige inlichtingen. De Koning zal het regt
van veto mogen uitoefenen. Nu vraagt hij of alle voorstellen van wet aan
den Koning aangebodendoor Z. M. moeten worden aangenomenen of een
voorstel door de Tweede Kamer geamendeerd, zal moeten worden aangeno
men dan wel of de Koning ook daarover het veto mag uitspreken Is het
niet de bedoeling, dat de Koning het veto over het amendemept dat door de
Tweede Kamer in eeuig voorstel gemaakt is, zal mogen uitspreken?
De Heer Faber van Riemsdijk neemt de regtstreeksche verkiezingen aan,
om dezelfde redenen als de Heer Sterling, maar wenscht in de Grondwet de
bepaling van het voorloopig kiesreglement, dat de keuze moet geschieden bij
volstrekte meerderheid, opdat de verkiezingen niet somtijds afhangen van wat
Prof. Thorbecke, te regt, den wil van het toeval noemde; 2°. heeft Spreker
bezwaar tegen het stelsel der verkiezing voor de Eerste Kamer. Geld is geen
grondslag voor verstand en behalve dienwenscht Spreker de grens van ver
kiesbaarheid uit te breiden.
De Heer Nap is tegen regtstreeksche verkiezing en verlangt dat de benoe
ming voor de Eerste Kamer door den Koning geschiede levenslangen dat
daarin niet worde opgenomen alleen de geld-aristocratie, maar ook de ver
diensten. Dan zou men een waarborg voor de kroon hebben.
De Heer Hoffman is voor het stelsel van de regtstreeksche verkiezingen
maar ook voor de keuze bij volstrekte meerderheid. Om het ontbreken dier
bepaling verwerpt hij het Hoofdstuk.
De Heer Nederburgh is sterk tegen regtstreeksche verkiezingen. Hij acht die
met éénen trap zeer wenschelijk. Hij vereenigt in zijne rede alle bezwaren,
zoo hier als elders aangevoerd en zegt, dat hij het ontwerp zal afstemmen.
De Heer Verwey-Mejan zal het Hoofdstuk aannemen, hetgeen hij meent te
kunnen doen al heeft men ook bezwaar tegen den Raad van State.
De Heer van Rosenthal vraagt: of de volstrekte, of de betrekkelijke meer
derheid bij de regtstreeksche verkiezingen zal bestaan. Hij verlangt bepaalde
zekerheid, voor de volstrekte meerderheid. Hij kan niet toegeven, dat dc
Eerste Kamer zoodanig worde vastgesteld als voorgedragen is. Hij kan niet
goedkeuren, dal de betrekkingen van Minister en Volksvertegenwoordiger ver-
eenigd kunnen worden. Daarentegen acht hij de uitsluiting van geestelijken
verkeerd.
Z. Exc. dc tijdelijke Minister van Justitie beantwoordt de bijzondere be
denkingen. Indien het tegenwoordig Ministerie het toekomstige kiesreglement
mogt voordragendan zal daarin de verkiezing bij volstrekte meerderheid
worden opgenomen. Ten opzigte der vraag: of alle voorstellen of amen
dementen die van de Kamer mogten uilgaan aan dc bewilliging des Konings