LEYDSCHE
GOURAP
N\
1848.
VRIJDAG, 18 AUGUSTUS.
J:
BIININEINLAINDSCHE BERIGTEJN.
De Courant wordt MaandagWoensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
vit Zaturdag avond.
De Prijs der Courant is f 13 in het jaar;
de afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven.
Bij «leze ton rant behoort een Bijvoegselbevat
tende «Ie emotive er «le Staat der ontvangsten en uit
gaven van de Stad (Leytlen, voor de dienst van 1846,
welke ook afzonderlijk, a ÏO Centen, ter (Drukkerij
te verkrijgen is.
'sGRAVENIIAGE, 16 Angustus.
Z. M. heeft den Hoogleeraar bij het Athenaeom te Luxemburg, den Heer
Paquet, benoemd tot Secretaris voor de Zaken van het Groothertogdom, te
's Gravenhage.
Z. M. heeft op een adres van de Staten der provincie Overijssel bewil
ligd dat het onderzoek naar de beste middelen om de beraamde verbetering
der waterleidingen en waterlozingen en daarstelling eencr kanalisatie in ge
noemde provincie te verwezenlijken, worde opgedragen aan eenc bijzondere
Commissie nit de Provinciale Staten van Overijssel, en tot leden dier Com
missie benoemd de Heeren Baron J. A. van FridaghMr. J. T. Roessingh
Udink, Jhr. A. H. P. C. van Suchtelen van de Haar, Mr. H. van Loghem
Mr. J. A. van RoijenB. P. G. van Diggelen en Mr. J. Cornelissen.
Gisteren zijn de Ministers weder zoowel 's morgens als 's avonds langdurig
vergaderd geweest.
Hunne Exc. de Ministers en eenigc Leden der Tweede Kamer hebben
gisteren middag ten Hove gedineerd.
De 's Gravenh. Nieuwsbode berigt dat de drie nieuw benoemde Leden
der Eerste Kamergeene bezoldiging verlangen.
Uit Madrid wordt van den 9cleD geineld, dat de Nederl. Gezant, Baron
Grovestinsuit naam van zijnen Koning aan den Koning van Spanje de Orde
van den Nederl. Leeuw had overhandigd.
De Algemeene Synode der Herv. Kerk heeft gisteren hare vergaderingen
wederom hervatal de Leden waren tegenwoordig.
Het algemeen verslag van de Tweede Kamer, over het ontwerp van
wet, houdende eene belasting op de bezittingen, enz., is van den volgenden
inhoud
Het ontwerp van wet, tot het heffen eener belasting op de bezittingen en
op de inkomsten van ambten, wachtgelden en pensioenen, is, nadat de Re
gering met de daaromtrent bij het eerste onderzoek in de afdeelingcn der Ka
mer geopperde bedenkingen van algemeenen en bijzonderen aard was bekend
gemaakt, en van harentwege eene memorie van beantwoording, vergezeld
gaande van eene nota van wijziging in het wets-ontwerpwas ontvangen,
aan een nader onderzoek onderworpen.
Van de 45 ledendie aan dit nader onderzoek hebben deel genomenheb
ben 41 verklaard dat zij in de memorie van beantwoording of in de voor
gestelde wijzigingen, geene genoegzame oplossing van hunne vroeger geopperde
hoofd bezwaren hebben gevonden; hebbende sommigen er zelfs bijgevoegd,
door de genoemde memorie in hun ongunstig gevoelen omtrent de wet nog
versterkt te zijn; weshalve de aangeduide overgroote meerderheid vermeend
heeft, zich thans blootelijk aan de in het voorloopig verslag breedvoerig uit
eengezette beschouwingen over het onaannemelijke dier wet te kunnen gedra
gen terwijl de overige weinige leden zich te dezer gelegenheid niet stellig
hebben verklaard.
In eene aan de Leden der Tweede Kamer op beden rondgedeelde tweede
nota van nadere wijzigingen in de wets-ontwerpen tot herziening der Grond
wet, komen hoofdzakelijk, voor de volgende:
Van art. 15. Hoofdstuk I. Het regt der ingezetenen tot verecniging en
vergadering wordt erkend behoudens eene wetde uitoefening daarvan
regelende in het belang der openbare orde f wordt het slot aldus veran
derd De wet regelt en beperkt de uitoefening van dat regt in het belang
der openbare orde."
In art. 14 van het voorloopig Kiesreglement, luidende:
«Tot de verkiesbaarheid als lid der Eerste Kamer worden dezelfde vereisch-
ten gevorderd, die in het voorgaande artikel zijn opgenoemd, en daar te
boven dat men bchoore tot de hoogst aangeslagenen in de Rijks directe belas
tingen.
«Het getal dezer hoogst aangeslagenen, waaruit zij worden gekozen, wordt
in elke provincie zóó bepaald, dat op iedere vierduizend zielen één, die levens
de voornoemde vereischten bezit om lid dezer Kamer te zijn, verkiesbaar is."
Wordt vier duizend veranderd in drie duizend.
Art. 24 luidende,
«Bijaldien voor het lidmaatschap der Tweede, of het candidaatschap der
Eerste Kamer, niemand hij de eerste stemming de volstrekte meerderheid
heeft erlangd, wordt onrniddelijk eene lijst opgemaakt der personen, die het
grootste aantal stemmen hebben verworven.
«Deze lijst bevat tweemaal zooveel namen, als er Afgevaardigden te benoe
men of candidaten te kiezen zijn.
»Tot de daarop gebragte personen bepaalt zich de keuze der aanwezige
kiesgeregtigden.
«Bij gelijkheid van stemmen is de oudste in jaren benoemd."
Wordt aldus veranderd: «Bijaldien voor het lidmaatschap der Tweede, of
het Candidaatschap der Eerste Kamer, niemand bij de eerste stemming de
volstrekte meerderheid heeft erlangd wordt onmiddellijk voor iedere keuze
een dubbeltal opgemaakt, bestaande uit de beide personen, die het grootste
aantal stemmen hebben verworven.
«Zijn bij de eerste stemming de beide plaatsen voor het candidaatschap der
Eerste Kamer onvervuld gebleven, zoo worden van de vier personen, die het
grootste aantal stemmen hebben verworven, de eerste en derde op het eene,
de tweede en vierde op het andere dubbeltal gebragt.
«Tot de op de dubbeltallen gebragte personen bepaalt zich de keuze der
aanwezige kiesgeregtigden.
«Bij gelijkheid van stemmen is de oudste in jaren benoemd."
In de Zitting van gisteren waren al de Ministers tegenwoordig.
Aan de orde van den dag zijn de beraadslagingen over de ontwerpen van
wet tot herziening der Grondwet, en wel in de eerste plaats over de algemeene
beschouwingen van Ontwerp I. Van hel Rijk en zijn inwoners.
De Heer Anemaet, herinnert hoe hij, van zijne komst in de Kamer, op eene
herziening in ruimen zin heeft aangedrongendat hij uit pliglbesei zich in
1844 heeft aangesloten bij de acht mannen, die voorstellen tot herziening heb
ben gedaan; dat hij meermalen moedeloos was geworden, toen hij zag dat
elke poging tot verbetering mislukte; dat hij hoogelijk verblijd was, toen de
Koninklijke toezegging kwam, en eene ruime Grondwetsherziening eene hetere
toekomst beloofde. Hij moest het intusschen betrenrendat de Ministerraad
niet met denzelfdcn spoed gehandeld heeft, waarmede door de Staatscommissie
haar werk is volbragt. Daardoor is ruime gelegenheid tot bestrijding aange
boden geworden. Aan de ontwerpen zelf kan hij geene onbepaalde goedkeu
ring hechten, omdat hij geene herziene grondwet van 1815, maar eene nieawc
gewenscht had. Daarbij hadden dan meerdere vereenvoudigingen en bezuini
gingen moeten opgenomen zijn en daardoor gelet worden op vermindering
van de lasten der natie. De voordragten bieden veel vermeerdering van poli
tieke regten aandoch leveren geene genoegzame bezuiniging op. De spreker
had verlangd dat er geene 11 provinciën, maar hoogstens 4 departementen
waren voorgesteld. Hierdoor zou het inoeijelijk geschilpunt der geregtshoven
van zelve uit den weg geruimd zijn. Ook de kosten der provinciale besturen
zouden daardoor verminderd zijn. Hij had het wenschelijker geacht dat Lim
burg een afzonderlijk Hertogdom ware gebleven. De Raad van State moest
naar zijne meening wegvallen. De Eerste Kamer zou men evenzeer kunnen
ontberen, daar men het moeijelijk omtrent de zamenstelling eens kan worden.
Hij begrijpt echter dat, als ieder te veel aan eigen denkbeelden hecht, er dan
geene herziening tot stand komt. Het is bovendien meer dan tijd dat dit ge-
wigtige werk ten einde kome, om niet langer een staat van spanning en on
zekerheid te doen voortduren. De spreker zal dan ook zijne stem niet ont
houden aan mannen, overeenkomstig met zijne staatkundige opiniën en die
hij reeds lang aan het bewind gewenscht had; en dit te minder omdat voor
het vervolg de aanvulling van bestaande leemten en eene herziening der Grond
wet gemakkelijker zal gemaakt worden. De redenaar zal de meeste, zoo niet
alle ontwerpen goedkeuren, onder voorbehoud echter dat hij, hij eene eindbe
slissing in de dubbele Kamer, ook zijne eerste beslissing zal herzien, en zoo
noodig, wijzigen. Hij behoudt zich dit te eerder voor, omdat hij zich den
weg niet wil afgesneden hebbenzijne goedkeuring te hechten aan eene
mogelijke meer eenvoudige en goedkoope staatsinrigting.
I)e Heer Mackay herinnert bij den aanvang zijner rede aan den edelen Luzae,