LEYDSCHE COURANT. MAANDAG, 14 AUGUSTUS. N". 97. BUNNEN LAN DSC DE BEBIGTEN. De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegevenDie van Maandag komt vit Zaturdag avond. I De Prijs der Courant is f 12 »a het jaar de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. LEYDEN, 12 Augustus. De Commissie van beheer en toezigt over de droogmaking van liet Haar lemmermeer zal den 28sten aan het Ministerie van Binnenlandsche Zaken aanbestedenbet uitbaggeren en wegruimen van de ondiepten door bezin- king van slibstoffen in de Ringvaart tusschen Halfweg en de Leedeom de droogmakerij van bet Meer. Nadere inlichting onder anderen te «bekomen bij den Heer Ingenieur J. A. Beyerinck alhier. 'sGRAVENHAGE, 12 Augustus. Gisteren inorgen is bet rijtuigwaarin 11. K. II. Prinses Louisaoudste dochter van Htl. KK. HH. Prins en Prinses Erederik met eene hofdame ge zeten was, in i!e Ilooistraat alhier omgeslagen waardoor H. K. 11. eene kneuzing aan het hoofd en den arm heeft bekomen. De Prinses is dadelijk opgenomen en in eene nabijgelegene woning door den Heer Med. Doctor Hove geneeskundig behandeld. Na van de eerste ontsteltenis cenigzins hersteld te zijn, is zij naar het Huis de Paauw teruggekeerd, en heeft aan het diner deel genomen. De koetsier is ernstig gewond. Z. K. H. Prins Hendrik is gisteren avond en Z. K. H. de Prins van Oranje heden morgen naar Rotterdam vertrokkenom tegenwoordig te zijn bij den wedstrijd der Jagtclub. De raad van Ministers heeft gisteren middag tot vijf ure geduurd. He den zal de raad weder bijeenkomen. Men spreekt van wijzigingen die alsnog door de Regering gemaakt worden in de ontwerpen van wet, tot wijziging van de Grondwet, en waardoor het mogelijk zou zijri, dat de beraadslagingen in die ontwerpen aanstaanden Maan dag nog geen voortgang zouden hebben. Intusscheri kan op dit laatste niet gerekend worden en dit zal van de bedoelde wijzigingen afhangen. Uit bet algemeen Verslag nopens de wet ter verliooging vari de kosten der landinagt blijkt, dat de Regering op de medegedeelde bedenkingen der afdeulingen van de Tweede Kamer dienaangaande heeft geantwoord, dat het tegenwoordige oogenblik geenszins gedoogt, om de strijdkrachten van den Staat te verminderen. Intusschen is dit wets ontwerp eenigzins gewijzigd en het geheel beloop dier kosten voor bet loopende jaar gebragt op ƒ10,208,121. ROTTERDAM 10 Augustus. Tot L"ctoren aan de Geneeskundige School alhier zijn benoemd, in de Ge neeskunde de Heer M. Polano, Heel- en Vroedineester alhier, en in de Botanie de Heer C. A. J. A. Oudemans, Med. Doctor, van Leyden. AMSTERDAM, 10 Augustus. Z. M. de Keizer van Rusland heeft den Heer Ridder de BrunetConsul- Generaal hier te lande, bij gelegenheid dat hij 50 jaren die betrekking heeft waargenomen, met het Grootlint der S'. Slanislaus-orde begiftigd, en de orde van Sl. Anna 3de kl. geschonken aan de heide hoofdbeambten van het Con sulaat, de Heercn Tannenberg en Louis de Brunet, zoon van den Consul- Generaal. Eergisteren werd de jaarlijksche algemeene vergadering der Maatschappij tot Nut van 't Algemeendoor den Voorzitter Prof. S. Muller, met eene redevoering geopend. De spreker maakte in zijne inleiding eene vergelijking van het jaar 1830, toen hij voor dn derde maal in de vergadering had voorgezetenmet het jaar 1848, en ontleende aan de hooge belangrijkheid van het laatste zijn onderwerp, dat hij eene proeve van antwoord noemde op de vraag: welk belang heeft de Maatschappij tot Nut van t Algemeen bij de tegenwoor dige gesteldheid in Europa in het algemeen en in Nederland in het bijzonder HÜ meende dit antwoord te kunnen geven door te wijzen op de onzeker heid der stoffelijke kracht de veranderlijkheid van verstandelijke kracht en de vastheid der Godsdienstige kracht in het leven der vol ken welke onze dagen in zulke treffende verschijnselen verkondigen. Het eerste deel bestond in eene schels van de omkeeringen door de onze kerheid der stoffelijke kracht in onze dagen veroorzaakt, in het aanwijzen van het verhand dezer gebeurtenissen uit. het beslaan en werken der Maat schappijen in eene opmerking om de lessen der ondervinding, ten aanzien van het lidmaatschap, de spaarbanken, de landverhuizing en het armwezen, zich ten nutte te maken. In het tweede deel wees de Spreker op hetgeen de geschiedenis van onze dagen leert, aangaande het voor- of achteruitgaan van het menschdom op den weg van zedelijke ontwikkeling, op het noodzakelijke, dat zij, die in vloed hebben op bet lot der volken, telkens veranderende behoeften hunne in het oog houden, op het verband van de gebeurtenissen in 1830 en 1848, met hetgeen er was voorafgegaan; hij schetste de treurige tegenwoordigheid, maar deed opmerken, dat men daarbij het natuurlijk en eigenaardig verlan gen der volken naar eene betere toekomst niet moet voorbijzien. Hierna wees hij aan, hoe diezelfde bewegingen, elders ontstaan zich ook tot ons land verspreiden er de vraag naar en bet verlangen naar eene grondwetsherziening hadden voortgebragt. Hieruit ontleende hij aanleiding, om te spreken over het lager onderwijsdoor de Maatschappij gevestigd en door de gewijzigde Grondwet veranderd. Hij schetste het ontstaan en den voortgang der aanvallen op den staat van dat onderwijs, op de wet van 1806 berustend, met de eigen woorden van den Heer Groen van Prin- sterer, aan diens laatst uitgegeven werk ontleend; hij wees op de gewijzigde artikelen der Regering, en op het verschil van gevoelens daaromtrent. Daarna vroeg hij, wat de Maatschappij hierin te doen staat? en hij ant woordde dal deze naar zijn gevoelen door de circulaire in het hoofdbestuur aan de departementen, over het onderwijs, gedaan heeft, wat noodzakelijk heid gebood en wijsheid raadzaam maakte, dat zij reden zal hebben zich te verheugen, als de Regering hare belofte volkomen vervult, om het openbaar onderwijs tot een voorwerp van hare aanhoudende zorg te stellen, dat de taak der Maatschappij niet is afgedaan, al wordt ook de gewijzigde Grondwet aangenomendat veeleer een nieuwe weg zich voor haar openten wel daarindat zij al hare krachten aanwendt om de onzijdige lagere scholen te ondersteunen en te schragen. Eindelijk wees de Spreker op de vastheid en godsdienstige kracht in bet leven der volkenals tot een bemoedigend en opmerkend slot van zijne rede. Na dit lcortelijk te hebben betoogd, deed hij zien, hoe een overblijfsel van bet gevoel van zedelijkheid en godsdienstigheid het maatschappelijk gebouw in Europa voor ganschelijke omkeering beveiligd heelt; hoe ook hier te lande rust en ordedoor eerbied voor de wetzijn bewaard geblevenen hoe dit laatste reeds daaraan is toe te schrijvendat de lagere volksklasse niet zoo geheel onwetend en ruw is, als wel elders, en hoe dit grootelijks aan den invloed der Maatschappij te danken is, hetgeen hem van zelf aanleiding gaf, om de leden als afgevaardigden op te wekken, om haar door de werking van die Godsdienstige kracht te stemmen en te sterken. Na afloop dezer redevoering geschiedde de uitreiking der ecreblijkenaan schrijvers van bekroonde antwoorden. Daarop volgde het verslag van den Algemeencn Secretaris, waaruit onder anderen bleek, dat het hoofdbestuur de inrigling der lagere scholen en de verbeteringen, die de wetsontwerpen op het lager onderwijs vorderden, zorgvul dig had overwogen. Na een langdurig en hoogst naauwkeurig onderzoek had de maatschappij eene circulaire ontworpen, die aan den Koning, de Ministers en de individuele leden der beide wetgevende Kamers was toegezonden en waarin de verbeteringen worden medegedeeld, die het hoofdbestuur meende, dat voor het onderwijs gevorderd werden. Men had zich eerder van elke meer krachtige poging onthouden, overtuigd als men was, dat de beschouwingen in die circulaire blootgelegd, zoo zij de juiste waren, ook ongetwijfeld door eigene kracht zouden zegevieren. Op de audiëntie bij gelegenheid van Z. M. jongste bezoek aan de hoofdstadaan de vertegenwoordigers der maatschappij verleend, was ook deze zaak op nieuw ter sprake gekomen en hadden de leden vrijmoedig hunne inzigten omtrent deze zaak aan den Koning medegedeeld. Na dit algemeen verslag bragt hel hoofdbestuur verslag uit over de uit- geschrevene prijsvragen. Van de zeven prijsvragen, in 1846 uitgeschreven, waren de volgende ant woorden ingekomen Op N°. 2. Eene zedeleer in korte spreuken enz., 2 antwoorden. Op N°. 3. Een bundel verhalen voor het volk2 antwoorden, die heide zijn afgekenrd. Op N°. 6. Over den invloed van hel huisselijk leventien antwoorden, waarvan geen der hekrooning is waardig gekeurd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1848 | | pagina 1