LEYDSCHE
COURANT.
m ch
x». m
1848.
VRIJDAG, 4 AUGUSTUS.
BI NN EN LAN DSC HE BE RIGTEN
De Courant wordt MaandagWoensdag en
Vrijdag uitgegevenDie van Maandag komt
vit Zaturdag avond.
-
f
/Ve Prijs der Courant is f 12 z'/r Aei jaar;
de afzonderlijke nummers worden tegen 10
Centen afgegeven.
LEY DEN, 3 Augustus.
liet verslag van den Minister Donker Curtius aan den Koning den 31slen,
Julij ingediend, is van den volgenden inhoud:
Sire!
Ik herhaal hier schriftelijk 'tgeen ik de eer had Uwe Majesteit mondeling
mede te deelen dat de Eerste Kamer heeft verworpen het wets-ontwerp tot
afschaffing van wrcede, nuttclooze en naar mijne zienswijze schadelijke straf
fen en gelijkelijk heeft verworpen het wets-ontwerp tot niet-aanvulling van
vacatures in de provinciale Hoven en alzoo terstond heeft belemmerd de eerste
stappen op den weg van bezuiniging door vereenvoudiging zonder krenking
van verkregcne reglen.
Sire! Toen Uwe Maj. mij in een zeer moeijelijk oogenblik in haren raad
riep, meende ik mijnen bijstand niet te mogen weigeren. Ik hoopte tot her
stel handhaving en bevestiging van orde en rust te kunnen medewerkenik
meende dat daartoe de opgewekte volksgeest moest worden geleid, maar niet
moest worden onderdrukt. Ik maakte deel uit van het ministerie door Graaf
Schimmelpenninek gevormd, omdat ik het er voor houden moest, dat hij het
met mij over de hoofdbeginselen eens was. Toen later bleek, dat hij het
ontwerp van grondwetsherziening, zoo als het door de meerderheid in den
Raad was vastgesteld, niet kon verdedigen, en Uwe Maj. eerie keuze moest
doen tusschen het gevoelen der meerderheid en dat der minderheid, heb ik
geen stap gedaan om Uwe Maj. tot mijn gevoelen over te halen ik heb in
tegendeel verklaard, dat ik, zoo Uwe Maj. Graaf Schimmelpenninek met de
vorming van een nieuw Ministerie belastte, geen enkel woord van tegenstand
zou doen hooren omdat ik den toestand van Europa zoodanig vond, dat het
pligt was elke regering, al voldeed zij niet geheel aan mijne beginselen
veeleer te ondersteunen, dan te bestrijden en te verzwakken.
Door Uwe Maj. met mijne amblgenooten geroepen om een eenstemmig mi
nisterie te vormen, heb ik verklaard daartoe alleen te kunnen overgaan, na
te hebben blootgelegd de beginselen waarop de Regering in de gegevene om
standigheden behoorde gevestigd te zijn, en waarvan het hoofdpunt, buiten
het ontwerp van grondwets herziening gelegen was in: bezuiniging door ver
eenvoudiging.
Ik had gehooptdat met het oog op de van dag tot dag meer dringende
omstandigheden, men hier te lande de handen inéén zou hebben geslagen en,
ten minste voor het oogenblik, zoowel de zoogenaamde partij van hel behoud
als die van ruimen vooruitgang en zeer democratische beginselen, de regering
zou hebben ondersteund.
Ik zwijg hier van die onruststokers en gelukzoekers, welke in eene wijziging
van het staats-besluur niet het belang des vaderlands, maar slechts een mid
del van eigen verheffing of tot herstel van hunnen, door eigen schuld verval
len, toestand zien. Deze ongelukkigen had ik, van de eerste oogenblikken
af, dat ik tot het bestuur kwam, reeds tot vijanden gemaakt. Maar ik doel
vooreerst op het gedrag van hen, die het oude willen behouden en hun stelsel
van behoud thans in een stelsel van tegenstandten aanzien van alles wat
naar hervorming gelijkt, hebben doen overgaan, en waaraan zich blijkbaar
de meerderheid der Eerste Kamer bij de verwerping der twee wetsontwerpen,
door mij voorgesteld, heeft gesloten, ik bedoel voorts de schrijvers van vele
dagbladen en vlugschriften, die den geest van omkeering zoover drijven, dat
zij de uitvoering der wet door de Regeringen het ophouden van den luister
der Kroon en van de onafhankelijkheid der natie, verspilling noemen.
Ik bad gehoopt niet op onbepaalde goedkeuring, maar op ondersteuning en
medewerking. In die hoop heb ik mij bedrogen gevonden.
Nog kan ik niet geloovendat geene dezer partijen een olFer zou willen
brengen op het altaar des vaderlands, en ik moet het er alzoo voor houden,
dat er bijzondere redenen moeten zijn, waarom ik in het bijzonder tegenstand
van eene zijde ontmoetdie vooral belang heeft in het behoud van rust
en orde.
Ik wilSiremij in gecne gissingen begeven, Gerróeg is het hier op te
merken, dat, om in deze tijden de rust te bewaren en de uitvoering der wet
te verzekeren en dat is in de allereerste plaats de roeping van den Mi
nister van Justitie, uien ten minste bij de aanzienlijken van den lande
medewerking moet ontmoeten, en dat wanneer deze daarvoor tegenwerking in
de plaats stellen, en dien Minister zoo doende zijne morele kracht ontnemen,
bet tijd is om die gewigtige betrekking neder te leggen, en Uwe Maj. aan te
raden een ander tot vervulling daarvan te roepen.
Zonder invloed zonder groote zedelijke kracht is de plaats aan het hoofd
der policie onhoudbaar.
Zonder eenigen bijzenderen maatregel, zonder gelegenheids-wetten, zonder
krenking van de vrijheid van drukpers, alleen door zedelijken invloed en het
handelen zonder verwijl, is gedurende meer dan vier maanden de rust bewaard,
of, waar die gestoord was, hersteld. De Eerste Kamer heeft het eerste werk
tuig in mijne hand gebroken het tweede is daardoor krachteloos geworden.
Ik ben alzoo verpligt, Sire, nu van Uwe Maj. 1c komen vragen, wat ik
op 18 Maart jl. als voorwaarde van de aanvaarding der portefeuille stelde:
»dat mij zonder cenige vergoeding voor de groote opolFering die ik deed, mijn
ontslag zou worden verleend, wanneer ik dat in het belang des Vaderlands
vorderde!"
Ik vraag dit ontslag met te meer gerustheid, daar het werk der grondwets
herziening is voltooid en de Regering wel tot het besluit zal komen om zich
niet in de beraadslagingen der Kamers te mengen, maar aan haar de beslis
sing over te laten, of zij door eene aanneming der twaalf wets-ontwerpen vol
doening aan de natie willen geven, of door eene verwerping de rust van het
Rijk op het spel zetten.
liet trouwe Nederlandsche volk zal, ik reken er op, met kalmte die be
slissing afwachten en in geen geval zijnen Koning afvallen.
De tijdelijke Minister van Justitie
D. Donker Curtiüs.
De Nieuwe Rolt. Cour. zegt, dat in de zitting der Eerste Kamer
tegen de afschaffing der geesel- en brandmerkstraf hebben gestemd, de HH.:
Martini, van Hugenpothvan der Hoop, Brugmansvan Nes, van Rappard,
Junius van Hemcrt, Hinlopen, van der Houven en van Akerlaken, en tegen;
de wet op de vermindering van Raadsheeren dezelfdenmet uitzondering
van van Rapparddie uit delicatesse zich alstoen verwijderd heeft. Dat
vóór beide wellen hebben gestemd de HH.: Trip, van Limburg Stirum
Noordwijk, van Brienen, Piepers, van Hall, Huyssen van Kaltendyke en
Rengers, en dat de voornaamste raddraaijers derafstemming en sprekeis
tegen de wetten waren de HH.: van Rappard, Junius van llemert en van
Hugenpoth, en de afstemming het kennelijke blijk droeg van een voorgeno
men verzet tegen elke hervorming, vooruitgang en vereenvoudiging.
Bij deze beraadslagingen waren afwezig, de Heeren: van l'allandt van Beerse,
Jhr. van Lijnden van Lunenburg, Verheijen, Bijleveld Graaf Schimmelpen
ninek Baron Chassé en Baron de Liedel de Well. Er waren alzoo achttien
leden aanwezigelf tegenzeven vóór en zeven leden afwezig. Te zamen vijf
en twintig, waaruit tegenwoordig de Eerste Kamer bestaat.
De Rott. Cour. deelt uit een bijzonderen brief uit Limburg mede, dat
de geest van afscheiding daar geenszins algemeen heerscht. Al wat daar ge
beurd is, wordt toegeschreven aan het opzetten van eenige volksmenners,
onder welke de Baron Schcrpenzeel lleusch eene eerste plaats bekleedt, die
de boeren heeft diets gemaakt dat zij bij de afscheiding geene belasting meer
zouden betalen, ja zelfs teruggave van vroegere belasting ontvangen. Bij alle
weidenkenden wordt dit gedrag sterk gelaakt, te meer omdat het van ondank
baarheid getuigt, dewijl hij persoonlijke verpligting heeft aan den Koning en
diens Vaderop kosten van welken laatste hij zijne opvoeding heelt genoten
terwijl zijne zuster nog pensioen uit de particuliere kas des Konings geniet.
'sGRAVENHAGE, 2 Augustus.
Naar men verneemt is er op het verzoek van den Heer Donker Curtius
door Z. M. nog gecne beslissing genomen.
Er was lieden morgen een gerucht in omloop, dat de stap van den Heer
Donker Curtius door een of meer zijner amhtgenooten zou worden gevolgd.
Men verneemt echter, dat het gerucht ongegrond is, en dat de overige Mi
nisters zich onderling hebben verbonden om aan te blijven.
De Raad van Ministers heeft heden eene zeer langdurige vergadering ge
houden. Z. Exc. de lijdelijke Minister van Justitie, de Heer Mr. Dirk Donker
Curtius, woonde die alsnog bij.
Een aantal ingezetenen dezer stad hebben heden een adres aan den
Koning ingediend, otn een blijk te geven, dat bet stelsel van tegenstand,
door de Eerste Kamer tbans gevolgd, wordt afgekeurd ert tot verderf des Va-