LEYDSCHE COURANT MAANDAG, 26 JÜJVIJ. BINNEN LAN DSC DE BEB1GTEN. De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt De Prijs der Courant is f 12 in het jaar; de afzonderlijke tiommers worden tegen 10 Centen afgegeven. LEYDEN, 24 Junij. Wij vernemen dat Commissarissen voor de ontworpcne bijeenkomst van OüD- Studenten alhier, op den IR*1™ Augustus aanstaande, zoo ter herinnering aan den Academie-tijd van de jaren 17901820 als aan het Oud-Studenten feest in het jaar 1838 alhier gehoudenuit hoofde van eenen zamenloop van verschillende omstandigheden, het raadzaam hebben geacht deze bijeenkomst vooreerst onbepaald uit te stellen. Men verzekertdat de miliciens der ligting van 1847 opgeroepen zijn om in dienst te treden tegen den 10deo Julij aanstaande. 'sGRAVENHAGE, 23 Junij. Z. M. heeft tot aanbouw eener nieuwe armenschool te Doetinchemcene Rijks toelage van ƒ1000 toegestaan. Gelijke onderstand is tot hetzelfde einde verleend aan de stad Nijkerk, onder voorwaarde, dat ook de kinderen der behoeftige Israëlitcn in de te bouwen school zullen worden toegelaten. De toelichtende memoriën omtrent de bepalingen in het ontwerp van Grondwet, ten aanzien van de vrijheid van godsdienst en onderwijs luiden aldus: Godsdienst. Omtrent de bepalingen over de openbare godsdienstoefening en de verkon diging van kerkelijke voorschriften zonder voorafgaande censuur heeft de Regering ten aanzien van het eerste punt, met aandacht overwogen, of het oorspronkelijke ontwerp van herziening waarlijk aanleiding koude geven tot openbare godsdienstoefening op openbare plaatsen en wegen of daaruit span ning en onrust konden geboren worden. Zij heeft geoordeeld hieromtrent al len twijfel te moeten wegnemen, en daardoor gewis veler wensch te bevredigen. In den regel is nu alle openbare godsdienstoefening alleen toegelaten bin nen gebouwen en besloten plaatsenterwijl alleen daarwaar zulks thans naar de wetten en reglementen in gebruik isde godsdienstoefening ook bui ten de gebouwen is geoorloofd, opdat aan geen verkregen regten met om- zigtigheid en beleid toegestaanzou worden te kort gedaan. Maar zoo de Regering van de eene zijde heeft gehoor gegeven aan de wen- schen van hen, die verzekering verlangden tegen alle botsing tusschen de onderscheidene kerkgenootschappen, zij heeft van de andere zijde den eisch afgewezen om aan andersdenkenden eene voorloopige censuur op te leggen welke geheel in strijd is met alle overige beginselen der Grondweten een wapen zoude zijn in de hand van de Regeringwaarmede zij zich wel zoude kunnen kwetsenmaar niet verdedigen. Hoe? In een land, waar zoo vele genootschappen bestaan, die buiten- landsche betrekkingen aanknoopen, waaronder er zelfs zijn, wier handelingen met den sluijer van het gehciin zijn bedekt, zoude men het godsdienstig begrip van ruim een derde der ingezetenen aan banden willen hebben ge legd, welke de Regering willekeurig zou kunnen inkrimpen of uitrekken! liet is eene leerstelling van een groot deel der ingezetenen, dat het Hoofd hunner kerk de voortdurende vertegenwoordiger van het geestelijk beginsel is, door den Stichter hunner leer gevestigd, en dat zij met zekerheid kun nen berusten in de uitspraken, die dat Hoofd hunner kerk over kerkelijke aangelegenheden doet. Die uitspraken moeten zij, naar hunne leer, onge schonden uit de hand hunner priesters vernemen. Met welk regt zou nu in een Staat, waarin alle kerkgenootschappen gelijke bescherming genieten, de Regering zich de magt toekennen om die uitspraken vooraf te onderzoeken terug te houden degenen die haar minder aangenaam waren ze te wijzi gen en te verminken, en dat willekeurig, zonder regel of vasten grond van beoordeeling Neen! Er staat naast geschreven: »De Koning waakt, dat alle kerk genootschappen zich houden binnen de palen van gehoorzaamheid aan de wet ten van den Staatzoo als er geschreven staatdat alle ingezetenen en zedelijke ligchamen binnen die palen moeten blijven, zonder daarom aan iemand de verpligting op te leggen, om, voordat hij eene daad pleegt, voor dat bij een woord spreekt, schrijft of drukt, daarop de goedkeuring van het gezag te vragen. Het waken der Regering, dat allen blijven binnen de pa len der wet, beslaat in het beteugelen van hen, die buiten deze palen gaan, niet in het vlechten van banden, opdat zij dezelve niet zouden kun nen overschrijden. Als het bedoelde kerkgenootschap vraagt, om, zonder voorloopige censuur, met hare hoofden briefwisseling te houden, en zonder voorloopige censuur hare kerkelijke voorschriften af te kondigenvraagt het slechts die vrijheid van godsdienstoefening, welke hare leer behoeft. En, als andersdenkenden de Regering den last willen opleggen om preventive maatregelen tegen deze vrij heid te nemenvragen zij geene vrijheid meer voor zichmaar cene beteuge ling van anderen, welke zij voor zich zouden verwerpen. Daaraan mag de Regering geen gehoor geven. En, wat zou de Regering met dat gevaarlijk wapen doen? Indien zij er met gestrengheid gebruik van maakt, indien zij verwerpt al datgene wat, bij ver gezochte gevolgtrekking, nadeelig zou kunnen werken, zal alle vrijheid van verkeer tusschen de hoofden van het kerkgenootschap en de leeken be lemmerd zijn, en er is religie-haaten religie-oorlog uit te voorzien. Indien de Regering daarentegen mild is in het toelaten der afkondigingen en uit die afkondigingen vloeijen inderdaad ongeregeldheden voort, dan is zij de deelgenoote van de oorzaken dier ongeregeldheden en onmagtig om ze te beteugelen. Het placet is alzoo in de hand der Regering een wapen, dat haar in hare roeping om rust en orde te bewarenslecht verdedigtmaar dreigt haar zelve te kwetsen. Het is hier als in de meeste maatschappelijke zaken: het goede, het nuttige, het doelmatige zijn onderdeelen of gevolgen van hetgeen regtvaar- dig is. De Regering, die hier tegenstand biedt aan de weinig beradenc wen- schen van hen, die andersdenkenden aan banden willen leggenbuilende onderdrukking van elke overtreding der wet, toont hierdoor dat zij onder geen geestelijk gezag hoegenaamd wil bukken, en dat zij, als bet noodig is, ten aanzien van allenzonder onderscheidgenoegzame kracht zal welen te ontwikkelen om al de genootschappen binnen de palen van gehoorzaamheid aan de wetten te houden. Onderwijs. De inrigting van het Openhaar Onderwijs wordt, zoo luidt nu het 2de art. van het ontwerp van wet, met eerbiediging van ieders godsdienstige begrip pen, door de wet geregeld. Dat wil zeggen: er zal een openbaar onderwijs zijndat zich niet begeeft op het terrein der godsdienstige begrippenen de inrigting van dat onderwijs zal door de wet worden geregeld; dat wil zeggen: zal uitgaan van het gezag. Tegenover dit openhaar onderwijs, door den Staat ingesteld, aangekweekt, aanbevolen en beschermd, zal intusschen overstaan het regt voor elk, die, naar regelen door de wet te stellen, van zijne bekwaamheid en zedelijkheid kan doen blijken, om vrijelijk zijne kundigheden aan anderen rnede te doelen. Tegenover dat openbaar onderwijs, van het gezag uitgaande, zal overstaan het regt der ouders om naar hunne begrippen de opvoeding hunner kinderen te regelen, en de ontwikkeling van hun verstand toe te vertrouwen aan hen, die, geheel onafhankelijk van het gezag, met bekwaamheid en zedelijkheid toegerust, de bevoegdheid tot het geven van onderwijs hebben verkregen. Dit vrij onderwijs blijft echter onderworpen aan een billijk toczigt der over heid en zoo is inderdaad gewaakt èn voor het regt van den Staat om te zorgen voor de ontwikkeling der jeugd èn voor het regt der ouders om in het kiezen van leermeesters aan geen dwang onderworpen te zijn. Er is meer in het voorstel der Regering. Had zij uitsluitend het regt om onderligt te doen geven, dan ware er in derdaad een monopolie ontstaan, een regt van uitsluiting, en dat was, men moet het erkennen, de strekking der wet van 1806. De Regering haalt dit niet aan om cene onbepaalde afkeuring dier wel aan den dag te leggen. Neenhet is waarschijnlijk dat te dier tijd de invoering van een stelsel van opvoeding, hetwelk uitsluiting- tot grondslag nam, nood zakelijk was. Vele en belangrijke instellingen zijn bij hare geboorte op uit sluitende regten gevestigd geworden hebben daardoor vastheid gekregen om later de banden af te werpenwelke veranderde tijdsomstandigheden niet meer noodzakelijk maken. Uitsluiting leidt op den duur tot routine en tot een blind volgen van ge zag: beide gevaarlijke klippen, die vooral dan verinrden moeten worden, wanneer van alle zijden in alles wrijving en vooruitgang plaats hebben. De Regering, zij erkent het gaarne, gaat nu af van een stelsel, dat vooral

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1848 | | pagina 1