geest der Natie. Hij moest weten, ot" zij zich met de grondslagen, door de Commissie aangenomenkon vereenigen ot' niet. Dit beroep is dan ook niet ijdcl geweestwant van alle zijden zijn aanmer- kingen gemaakt, waarvan er vele opmerking verdienen, doch de algemeene stem heeft zich zoowel in de openbare geschriften als in een overgroot getal petitiën aan den Koning, vóór de algemeene grondslagen van het ontwerp verklaard. Thans verder uit te weiden over een ontwerp van instellingen, dat aan IJ Edel Mog. nog niet is voorgedragen, zou ontijdig zijn. Daarvan echter geheel te zwijgen, mogten wij niet; want wij willen aan U en aan de Natie verklaren, welke de beginselen van staatinrigling zijn, waaraan wij ons hech ten, waarmede wij op dezen zelfden oogenhlik óf slaan óf vallen. 11. Maar het is, in de tweede plaats, noodzakelijk, naast instellingen, overeenkomstig met den geest des tijds, een beheer der staatshouding voor te bereidenhetwelk mede geënt is op de zeden en de behoeften van onze Natie. De grondstellingen van dat beheer moeten zijn eenvoudigheid en zuinigheid. Wij voegen deze twee denkbeelden te zamenomdat wij door zuinigheid niet verstaan hel beknibbelen van reeds matig genoeg bezoldigde ambtenaren, maar de bezuiniging, die uit vereenvoudiging voortspruit, en waarvan het gevolg moet zijn, dat het bestuur der onderscheidene deelen van de Staats huishouding slechts aan weinige handen wordt toevertrouwd, zoodat een ieder wete, dat hij in den regel, door eigen krachten en eigen ontwikkeling, zich een bestaan moet trachten te scheppen, daar er weinig vooruitzigt overblijft omten koste der schatkist, in openbare betrekkingen te worden geplaatst. Nederland moet daarbij geene poging doen, om hoogerc vlugt te nemen, dan zijne krachten toelaten. Wanneer het zich binnen zijne wezenlijke magt beperkt, en zijne hulpbronnen met beleid ontwikkelt, zullen de uilkomsten zoo als het bij beleidvolle werkzaamheid steeds gaat, de vooruitzigten over treffen. Overspanning daarentegen leidt tot afmatting en vernietiging. Alle Natiën, de grootste zelfs, bestaan meer om het regt, dan uit hare kracht. Indien alle Mogendheden tegen eene enkele zamenspannenis het pleit spoedig ten behoeve van de grootste kracht beslecht. Deze instelling geldt in het hijzonder ten opzigle van Natiën, zoogenaamd van den tweeden of derden rang. Zij hebben regt om onafhankelijk te be sturen omdat zij bestaan, en indien de groote Mogendheden gedongen, dat het regt worde ter zijde gesteld, en de sterkere den zwakkere vernielige, onderschrijven zij een vonnis, dat hare eigene ontbinding kan ten gevolge hebben. Nederland, sterk op zijn regt, behoeft dus geene meerdere magt te ont wikkelen dan zijne krachten toelaten. Beperkt het, naar aanleiding hiervan, zijne uitgaven, dan kan het aan al zijne verbindtenissen voldoen dan zal liet vertrouwen inwendig worden bevestigd, en het zal naar builen achting en eerbied inboezemen. Om tot dezen gewensebten staat van zaken te ge rakenmoeten wij alles op eene mindere schaal brengen. De magt en hut aanzien van onzen Staat zullen er niet door lijden, indien wij onze hniten- landschc belangen slechts hoogst zeldzaam aan Ministers, in den regel slechts aan Zaakgelastigden, soms slechts aan commerciële agenten of consuls opdra gen. En zoo kan en moet het cijfer voor builenlandsche zaken niet onaan zienlijk worden verminderd. In het binnenland sche bestuur gelooven wij niet, dat eene vernietiging der bestaande gewesten, voor alsnog bijval zoude vinden in den geest der Natie, en wij kunnen daarin ook zoo groote bezuiniging niet ziendaar grootere vcrdecling weder tot kleinere besturen in onderdeelen aanleiding zou geven. Maar desniettemin kan men ook hieruitgaande van de beginselen dat de algemeene Rpgering veel aan bet plaatselijk gezag kan overlaten en niet geroepen is om aan minder noodzakelijke instellingen geldelijke onder steuning te verkenen, van lieverlede aanzienlijke bezuiniging tot stand brengen. Zoo ook zal vermeerderde vrijheid van een belemmerden handel en bedrijf, inkorting van sommige belastingen en overbrenging daarvan op hen, die in Staat zijnze te dragende kosten van het finantiëel beheer verminderen. Dat alles kan niet op eens geschieden: maar de vaste wil oin tot die uitkom sten te geraken, moet bestaan, en zal door eene vertegenwoordiging, gekozen voor beide Kamers, door de Natie zelve gehandhaafd worden. De regtsbe- deeling is op eenen hoogst kostbaren voet ingerigten heeft daarenboven het noodlottig gevolg, dat de regtsbehoevenden bijna geen regt kunnen verkrijgen, zonder een aanzienlijk deel van hun vermogen op het spel te zetten. Het ver lies, dat de Natie hierdoor lijdt, boven de uitgaven; die op de begrooling staan uitgetrokken is inoeijelijk te bepalenmaar werkt zeker mede tot ver arming van den burgerman. Door de regterlijke instellingen aanmerkelijk te vereenvoudigenzal men alzoo een dubbel doel bereikenontlasting van het hudjet van uilgaven en eene middellijke aanmerkelijke vermindering vait- eenen druk welke op de regtsbehoevenden rust. Van grooter gewigt is nog de krijgsmagt, is de hegrooting van Oorlog en Marine. Naar ons inzien gaat het cijfer daarvan de krachten der Natie te boven. Het is verre van ons, dat wij het alleen op de gewapende burger- magt zouden willen laten aankomen. Ook in gewone lijden behoeven wij eene vaste krijgsmagt, niet aan willekeur overgegeven, maar waarop ook tegen over de regten aan dezelve toegekend, zware pligten blijven rusten. Niets is meer rekkelijk, niets ook meer inkriinpbaar dan de krijgstoerustingen en de krijgsmagt ter zee eu te land. De vraag kan hier niet zijn wat in bui tengewone tijden wordt gevorderd dan behoort eene Natie, die alle zelfstan digheid niet heeft verloren, geene onkosten, geene opofferingen te ontzien. Maar de vraag is hier: tot welk cijfer moeten in gewone tijden de uitga ven voor land- en zeeinagt worden beperkt? En wanneer wij, ten aanzien der zceinagt altijd met het oog op onze koloniën en handel, bij die vraag, terug zien tot hetgeen op sommige tijdstippen eene toch niet geheel onaanzien lijke krijgsmagt heeft gekost, dan zijn wij thans nog niet teruggebragt lot het minste cijfer, dat daartoe behoort uitgetrokken Ie worden. Ook te dezen opzigte motten zij, die zich met hel beheer van 's lands zaken zullen belasten, den vasten wil hebben, om de uitgaven aanmerkelijk te verminderen; en behoort, na rijp overleg en eene onzijdige vergelijking van onze krachten en behoeften, eene som te worden bepaald, tut welke bin nen een gegeven tijdperk die uitgaven moeten zijn verminderd. Ofschoon de koloniën wel nimmer hier, maar in de Koloniën zelve moe ten worden bestuurd zoo zal toch de wetgevende magt de grondslagen van dat beheer vaststellen, en zal voortaan niet in het geheim, aan eene Staats commissie, maar aan de vertegenwoordiging alle opening worden gegeven, opdat zij, met kennis van zaken, het slot der koloniale rekeningen hekrach- tige. Deze medewerking eri daardoor ontstane openbaarheid zal eenen gunsli- geri invloed uitoefenen en weldra het bedrag der ongelden doen verminderen, welke zooveel van de vruchten, door de koloniën afgeworpen, wegslepen. Met de onzijdigheid der Regering, in zake van godsdienstwaardoor hare rol tot toezigt en policie wordt bepaald, zal ook ten opzigte van de eeredien- slcn bezuiniging kunnen worden tot stand gehragt. Maar, vraagt men welligtzal dan de Regering met onmecdoogendc hand hen, die zij als het ware heeft uitgelokt, om zekere loopbaan in te treden, nu op eens aan den dijk te jagen. Zal de Regering dit door nieuwe instel lingen doen inct hen, die de wet onafzetbaar had verklaard? Neen! Ook het goede moet alleen door de eerlijke middelen worden verkregen. Neen De Regering wil evenmin eene revolutionaire als eene reactionaire Regering zijn. Bij het ontwerp, zoo als het gewijzigd is in den Raad van Ministers, blijven aan elk, die eene onafzetbare betrekking had, 2/3 van zijn inkomen verzekerd. Dat voorbeeld zal wel noch voor den Wetgevernoch voor de Regering, in het eerlijk Nederland ook voor anderen zonder vrucht blijven. Maar de Regering van een land, ofschoon in andere handen overgaande, is niet van éénen dag, niet van eenige jaren, maar ook die van de toekomst, en de vereenvoudigingen en bezuinigingen zullen alzoo van dag tot dag en van jaar tot jaar hare vruchten dragen. Ziet daar, in groote trekken, de inzigten van lien, die, op dezen oogen- blik, tot de Rgering zijn geroepen, waarop zij bij hun tijdelijk bestuur het oog zullen houden, en waarvan zij, zooveel mogelijk, de grondslagen zullen voorbereiden, opdat een definitief ministerie, na de aanneming der Grond wetswijziging, in overeenstemming met de nieuwe instellingen, ondersteund door de Afgevaardigden des Volks, deze inzigten zal kunnen verwezen lijken. Stemt nu de Natie hiermede in, dan moet zij ons haren hijstand bieden. Wij zullen kundige mannen vragen, ons hunne hulp niet te ontzeggen. Wij zullen in naam des Vaderlands die hulp afvergen. Stemt men daarentegen met die denkbeelden niet in; kan men, op het altaar des Vaderlands, het offer niet brengen van een deel zijner bijzondere denkbeelden, die zoo onderscheiden zijn, als de individuen, die ons omrin gen dwalen wij iu de opvatting van hetgeen wij op dezen oogenhlik meenen de nationale werisch te zijn; dat dan anderen optreden en het roer van Staat in handen nemen, opdat het Vaderland niet verloren ga! Wij voor ous hebben met het oog op de Voorzienigheid, met het oog op eene Abnagt, waarvoor allen, elk naar zijne overtuiging, in het stof hukken, die het lot van volken en geslachten kneedt, inet de hand op het hart onze meerling geuit: de Natie en Gij, Edel Mogende Heeren zullen, na rijpe overweging beslissen. Ons gedrag zal zich naar die uitspraak regelen. De Koning, die ons regeert, heeft slechts ééue begeerte, slechts één doel: het welzijn van zijn bemind volk Te Leyden ter Boekdrukkerij van J. G. LA I.AU.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1848 | | pagina 6