BUITEl\ LAi\DSCHE BEU8TEIN
De Eerste Kamer der Slatcn-Generaal tal vergaderen op Woensdag den
17Jen Mei aanstaande.
Heden morgen vroegtijdig is, tonder den minsten tegenspoed, het me
talen standbeeld van Prins Willem 1, wegende ruim 14,000 Nederl. ponden,
op het hardsteenen voetstuk, op het Plein alhier, geplaatst. Dit beeld is
van den beganen grond, tot de kruin van het hoofd, hoog 9Ned. ellen.
De dag waarop het standbeeld onthuld zal wordenis nog niet bepaald.
13 Mei.
In de Zitting van beden is ontvangen een Koninklijk besluit, waarbij
wordt aangenomen het aangeboden eervol ontslag aan den Graaf Schimmel-
penninck en den Generaal-Majoor Nepveu, in hunne ministeriële betrekkingen,
met waarneming daarvan tot dat in hunne vervanging zal zijn voorzien.
Vervolgens heeft de Minister D. Donker Curtius het woord gevraagd en
gezegd
Edel Mog. Hecren! Toen de Voorzitter van den tijdelijken raad van
Ministers te kennen gaf, dat de Grondwet zou worden herzien naar de
grondslagen der Britsche Constitutie, gewijzigd naar onze zeden, meenden
wij dat hij alleen op het oog had de verantwoordelijkheid der Ministers en
regtslreeksche verkiezingen.
Van lieverlede bleek het echter, dat wij ons hierin hadden bedrogen, en
veel ruimer zin aan zijne woorden moest worden gehecht. Het is nutteloos
hier op te halen, welke uitgebreidheid, naar zijn oordeel, aan de Vertegen
woordiging en vooral aan de Eerste Kamer zoude moeten worden gegeven,
vielmin zijne verdere denkbeelden ten opzigte van sommige andere punten
hier open te leggen. Slechts een der overige Ministers deelde ten deele in
zijne gevoelens. De overigende meerderheid kon zich daarmede niet ver
eenigen. Van daar de ontbinding van het door Graaf Schimmelpenninck
gevormde Ministerie.
Thans op nieuw voor deze Kamer verschijnende, vereerd met het vertrou
wen des Koningsmeeneu de overgeblevene Ministers, zich met rondheid
tegenover deze Kamer, en ten aanhoore der geheele natie te moeten verklaren.
Want, zoowel de Koning als zijne raadslieden moeten weten, of de beginse
len waarop de hervorming van bet Staatsgebouw zal rustendoor de natie
worden goedgekeurd of verworpen. Wij toch kennen gecne gevestigde rege-
ri g in staat om overdreven wenschen af te wijzen, om het beheer op zui
nigen voel in te rigten dan die, welke haren steun vindt in het gevoelen
vm de meerderheid der natie. Zij die in de tegenwoordige omstandigheden,
geroepen worden oin de grondslagen voor eene nieuwe orde van zaken te
vestigen, moeten cenen juisten blik werpen in de hehoeiten der natiën. Deze
behoeften zijn onderscheiden naarmate van de overleveringen en eigenaardig
heden van elk volk, en van den invloed, welken de neigingen, de instellin
gen en voorbeelden van omliggende volken daarop hebben uitgeoefend.
Indien wij deze beschouwing op Nederland toepassen, dan gelooven wij lot
eene geheel andere uitkomst te zullen geraken, dan de Britsche Constitutie
in haren grootslen omvang beschouwd. Ten einde echter met eenige orde
onze denkbeelden voor te dragen, zij het ons vergund stil te staan vooreerst
hij de instellingendie wij behoeventen tweede bij het beheer der staats
huishouding.
I. Welke wijzigingen sedert vijftig jaren onze instellingen ook hebben
ondergaan, welken invloed de ontwikkeling van nieuwe denkbeelden ook op
de natie hebbe uitgeoefend, nog onderscheiden haar twee neigingen: voor
eerst eene opregte verkleefdheid aan het huis van Oranje; ten andere een
eenvoudige burgerlijke zin. De natie gevoelt diep, dat, even als zij hare
zelfstandigheid verschuldigd is aan het regerend geslacht, die zelfstandigheid
gehecht blijft aan het behoud der souvereiniteit in dat Huis.
Zij wil, indien ons niet alles bedriegt, den Koning op dat hoog exceptio
neel standpunt geplaatst houden waarop hij waardiglijk de natie kan verte
genwoordigen en waaronder alle ingezetenen kunnen genietenwij zeggen
niet eene volkomen gelijkheid, welke is denkbeeldig en in alle verecniging
van wenschen onbestaanbaar, maar die gelijkheid voor de wet, welke eene
behoefte is geworden in onzen tijd. Naast pleze eerste neiging beslaat eene
anderewelke w ij hebben geërfd van onze vaderenen die wij noemden
burgerlijken zin. Dat wil alweder niet zeggen, dat wij er geen roem op
dragen, onder ons midden te zien de namen van hen, die hunnen naam in
vroegere eeuwen onsterfelijk hebben gemaakt, dat wij aan geboorte allen in
vloed zouden willen ontzeggen, of aan iemand onderscheiding door titels
verkregen, zuuden willen betwisten. Maar wij verstaan hier door burgerlijken
zin, die neiging van den Nederlander, welke men opmerkt zoowel in de
boogcre als-in de mindere standen, om zich door geenen uitcrlijken schijn te
laten verblinden, zich gecne behoeften te scheppen, waaraan men of niet, of
slechts door onbetamelijke middelen op den duur kan voldoen. Wij veistaan
door burgerlijken zin, die orde, die zucht van naauwkeurige berekening, die
zorg voor de toekomst, welke zoo bijzonder onzen landaard kenmerken.
Wij behoeven alzoo instellingen waarhij de Koning zijn standpunt behoudt,
en de natie naar hare neigingen wordt vertegenwoordigd. Maar hoe komt
men tot die instellingen moet men die putten in onzen tijd nu de scheids
muren tusschen de volken van dag tot dag meer geslecht wordenalleen
uit hetgeen vroeger bestond Is Nederland vreemd gebleven aan al hetgeen
bij naburige volken is tot stand gebragt. Heeft het geen kennis gedragen
van al de hervormingen welke Brittanje in zijne constitutien heeft gemaakt
Van de staatsregelingen welke elkander in Frankrijk hebben opgevolgd? Van
de instellingen welke België zich heeft gegeven en waaronder hetbij eene
koortsachtige aandoening van alle natiën rustig en te vrrden is gebleven
Ziet, leest, en beoordeelt Nederland de grondwetten niet, die in Duitseb-
land alom worden afgekundigd Voelt het geen de minste sympathie voor
die vrijheid van drukpers, godsdienstoefening, onderwijs en vereeniging,
welke, onder een billijk toezigt tot behoud van orde, den toets eener beproe
ving schijnen te kunnen doorstaan In de daad wij gelooven dat men zich
zeer zouden bedriegen, indien men meende, dal de denkbeeldenvan onzen
tijd ook hier te lande geen diepe wortelen hebben geschoten. Wij mogen dus,
bij ons vestigen van nieuwe instellingen, wel het oog slaan op hetgeen elders
is ontworpen, en het goede nemen waar wij bet vinden, maar wij mogen
daarbij niet uit het oog verliezennoch bet hooge standpunt van bet Bege
rend Huis tegenover de natie, noch dien burgerlijken zin der natie, welke
wij hebben omschreven en die onder het Koninklijk gezag geene grootc on
derscheiding tusschen de ingezetenen toelaat.
[Onze Correspondent, ons gemeld hebbende dat het te laat zou worden,
om nog dezen avond vóór het ter perse leggen dezer, het vervolg dezer rede
voering en het einde der zitting mede te deelenzien wij ons genoodzaakt
het overige tot ons volgend nommer uit te stellenJ.
AMSTERDAM, 11 Mei.
In de Amst. Cour. vindt men een adres door den Heer Mr. J. de Bosch
Kemper, pn eenige ingezetenen dier stad aan de Tweede Kajrier aangeboden,
waarin ten opzigte van Godsdienstvrijheid en Onderwijs het volgende wordt
gezegd
Naast de bepalingen, .die alle openbare oefening van godsdienst toelaten,
moet het beginsel duidelijk worden uitgedrukt, dat alle uitwendige handelin
gen en teekenen, welke tot het onderscheidende van eenig hijzonder kerkge
nootschap hehonren, beperkt moeten blijven binnen de muren van kerken of
daarmede gelijkstaande gebouwen en plaatsen, en dat geene kerkleeraren of
geestelijken, handelende in hunne bediening, regeringshandelingen mogen
berispen of op verkiezingen invloed mogen uitoefenen.
Een derde punt betreft het volksonderwijs, die groote bronwel van echte
volksbeschaving, dat kleinood, waarop Nederland te regt roem draagt, en
dat voor een groot gedeelte de oorzaak mag worden gerekend, waarom bij
ons de lagere volksklassen zich tot heden niet hebben laten misleiden door
schoonklinkende woorden.
De ondergeteekenden zien met diep leedwezen, dat uit de Grondwet is ver
wijderd de bepaling: het Openbaar Onderwijs is een aanhoudend voorwerp
van de zorg der Regering.
Naast de vrijheid van onderwijs die het voorstel waarborgtbehoort de
uitdrukkelijke bepaling gevonden te worden, waarbij aan de regering de ver-
pligting wordt opgelegd te zorgen, dat op alle plaatsen welverzorgde volks
scholen aanwezig zijn. liet is de duurste verpligting van cenen staat, dat
hij licht verspreide. Die verpligting moet helder en duidelijk in eene Grond
wet uitgediukt worden. Het voorstel bevat wel de bepaling, dat de inrigting
van het publiek onderwijs zal geregeld worden door de Met, maar de zorg,
dat dat publiek ouderwijs over de geheele uitgestrektheid van het ltijk zal
bestaan wordt in het Ontwerp niet als verpligting aan den Staat opgelegd.
De voorstellers mogen misschien dit bedoeld hebben: de gebezigde uitdrukkin
gen geven die bedoeling niet duidelijk te kennen, en dreigen daarmede aan
hel Nederlandsche volk te ontnemen een voorregtdat het boven vele volken
tot beden bezat.
FRANKRIJK.
PARIJS, 10 Mei.
In de zitting der nationale vergadering is het uitvoerend Bewind benoemd.
Van 794 tegenwoordig zijnde leden welker volstrekte meerderheid dus het
getal van 398 uitmaakte, verkreeg de Heer Arago er 725, Garnier Pagès
715, Marie 702, Lamartine 643 en I.edru-Rollin 458. Dat Lamartine
slechts de vierde in rang staal, schijnt daaraan toegeschreven te moeten wor
den, dat beide de uiterste partijen der republikeinen op hem verbolgen zijn,
de heethoofdenomdat hij in der lijd tegenstander van den Heer Ledru-
Bollin geweest is, de zeer gematigden, omdat hij laatstelijk diens verkiezing
zoozeer bevorderd heeft.
Het eind der zitting is gekenmerkt geworden door een beroep, hetwelk de
Heer d'Aragon ten behoeve der Italianen gedaan heeft. De Heer Lamartine
heelt geantwoord, dat de vergadering zich overtuigd houden kon, dat zij in
de gevoelens en de daden der Regering de uitdrukking vinden zou der gevoe
lens, op haar spreekgestoelte uitgedrukt. Hij wenschte slechts dat onze repu
bliek de lichtende fakkel, en niet de brandtoorls van Europa zijn mogt.
Op de interpellatiën verzocht hij echter eerst later te mogen antwoorden. De
tijd daartoe is door de vergadering op aanstaanden Maandag bepaald.
Op het einde der zitting werd nog na eene mislukte redevoering van Louis
Blanc, door Peupin voorgesteld het vormen eener Commissie, welke de belan
gen der werklieden onderzoeken en door deze zeiven benoemd worden zal, en
daartoe b&loten.
De Voorzitter Buchez schijnt niet zeer te voldoenen men schrijft het
aan zijne onbedrevenheid toe, dat de orde zoo dikwijls wordt verstoord.
Naar men verzekert zal de hegrooting voor het dienstjaar 1849 eerst
daags ingediend en tegen het einde der maand in de bureaux onderzocht
worden.
Het monopolie van den tabak zou afgeschaft en door eene belasting op den
tabak vervangen worden.