In de zitting van den 4deD dezer heeft het voorloopig bewind de bijeen-
roeping der kiesvergaderingen bepaald op den 9dcn Aprilen de nationale
vergadering op den 203ten April. Tot beginsels zijn aangenomen: dat de
Afgevaardigden 900 in getal zullen zijn; dat de stemming onmiddelijk en
algemeen zal zijn, zonder eenigen census; dat alle Franschen van 21 jaren
kiezers zullen zijn, en alle boven de 25 jaren verkiesbaar; dat de stemming
geheim zal zijn.
Het bewind heeft de volgende bekendmaking afgekondigd voor Algerië:
Kolonisten
Het voorloopig bewind houdt zich levendig bezig met den hagchelijken toe
stand waarin gij zoo lang licht verkeeerd. Het weetdat een groot gedeelte
van uwe zorg voortvloeit uil de onzekerheid, welke er tot dus verre, ten
ten opzigle der toekomst van Algerië bij u beslaat. Eene strafbare zucht
van de gevallen Regering, hare kleingeestigheid, hebben waarschijnlijk de
ontwikkeling der kolonie, naar welke gij niet geaarzeld hebt van de eerste
dagen af, uwe familiën en kapitalen te brengen, in den weg gestaan.
De republiek zal Algerië verdedigen, als ware hel Fransche grond. Uwe
stoffelijke en zedelijke belangen zullen nagegaan en voldaan worden. De
voortgaande gelijkmaking van de Algcrische instellingen met die van uw
moederland, vervult geheel en al de gedachte van het voorloopig bestuur;
deze zal eene hoofdzaak uitmaken bij de beraadslagingen van de nationale
vergadering.
Frankrijk rekent op uwe vaderlandsliefde, om den Gouverneur-Generaal
te ondersteunen, door bet bestuur aan u gegeven.
Er zijn thans ook mandaten van gevangenneming uitgevaardigd tegen
de ex-Ministers DumonSalvandy, Hebert, Trézel, Jayr, Cunin-Gridaino
en de Montebello.
Den 4dcn heeft de plegtige lijkdienst voor de gesneuvelde plaats gehad
in de Magdalcnakerkwelke met zwarte en driekleurige draperiën was behan
gen. Bij de plegtigheid werden meer dan 150,000 nationale gardes en meer
dan 600,000 burgers op de been. Alles is in volmaakte orde afgéloopcn.
Do voorloopige Regering bad den Heer Deschamps naar Rouaan gezon
den als Commissaris, maar hij schijnt aan het bestgezinde gedeelte der bevol
king onaangenaam te zijn geweest. Er is eene scheuring ontstaan. Genoemde
stad telt op eene bevolking van 100,000 zielen, misschien 30,000 werklieden.
Zij loopen in talrijke benden langs de straten willen dat de werktijd ver
minderd en het loon vermeerderd wordeof dat ten minste de fahriekant
geen gebruik kunne maken van de omstandighedenom de arbeidsloonen naar
zijn believen te regelen.
Men heeft reeds het stationsgebouw aldaar moeten beveiligen tegen de aan
vallen der werklieden; de brug over de Seine, op den spoorweg van Havre,
is vernield.
De koopwaren gingen grif af en bij de fabriekanten was zoo veel besteld als
zij konden leveren toen kwam de tijding der omwenteling. Vier en twintig
uren later waren de bestellingen ingetrokken, de reizigers keerden ten spoe
digste naar hunne woonplaatsen terug; en al wat verder vervaardigd werd,
moest in magazijnen opgeslagen worden.
De regering heeft aan den Commissaris voor het Departement der Neder-
Seinc eene som van 300,000 francs gezonden, bestemd om de betaling van
het werkloon der werklieden te Rouaan te verzekeren en eene schorsing der
werkzaamheden te voorkomen.
Overigens luiden de berigten uit de departementen over het algemeen
gunstig. Tc Nantes denkt de bevolking niet eenstemmig; de burgers verlan
gen bel regentschap. De repnblikeinsche regerings-commissaris heeft geschre
ven, dat hij voor de rust te Nantes instaat, mits men vóór 6 Maart een mil-
lioen francs in muntspeciën levere, waarvan 300,000 francs voor den Ont
vanger-Generaal. Te Marseille wordt de dienst der geldmiddelen met stoornis
bedreigd; er worden vele bil letten ter wisseling aangeboden.
De broeders der Christelijke lieer te Toulouse hebben uit vrees voor aan
randingen van het volk de stad verlaten.
De Aartsbisschop van Parijs heeft een allezins niet alleen lezens-maar
tevens in vele opzigten zeer behartigingswaardig woord gesproken in een wel
sprekend mandement den 3den dezer uitgevaardigd. De groote uitgebreidheid
van dit stuk belet ons het over te nemen.
De Aartsbisschop geeft daarin een schoon denkbeeld van het oppergezag
in den geest des Christendoms, die de persoonlijke vrijheid, het vaderlijk
gezag, de band des huwelijks, de bezittingen, de eer en het leven der bur
gers eerbiedigt, en hoewel in hoogheid gesteld, toch in nederigheid en liefde
tot den naaste, regeert.
BELGIË.
BRUSSEL, 5 Maart.
De Regering tracht zich met de Afgevaardigden uit Antwerpen en Gend te
verstaan ten aanzien van het middel, om het vertrouwen te herstellen en den
arbeid in de fabrieksteden aan den gang te houden. De groote geldelijke in
stellingen hebben geld uit Parijs en Londen ontvangen, en de Hollandsche
galden, zoowel als de Engelsche gouden Souverein zullen spoedig ecnen wet
tigen koers erlangen en in de staatskassen worden aangenomen, de eerste
tegen 2 fr. 10 c., de tweede tegen 25 fr. 30 c.
De Kamer van Vertegenwoordiging heeft gisteren eenstemmig twee wets
ontwerpen aangenomen: 1°. Dat nopens de uitbreiding van het kiesregt.
2°. Dat nopens den wettelijken koers der Engelsche en Nederlandsche munt
speciën in België.
KONINKLIJK XEffiËALMOSCH INSTITUUT.
Tweede Klasse. Men vindt in de Rariteits-kamer van het Stadhuis te
Amsterdam eenige beelden, die, zoowel wat hunne oudheid als kunstwaarde
bet rel tallezins opmerking verdienen. Zij zijn veertien in getalvan welke
vier, bestaande uit hout dat gebronsd en verguld is, voorstellen: Graaf
Willem VI, met zijne dochter Jacoba van Beijerenen Hertog Filips van
Bourgondië, met zijne vrouw Isabellaeene dochter van Koning Jan van
Portugal.
Deze beelden stonden eerst hoven de traliën der vierschaar van het oude
stadhuis, hetwelk in het jaar 1652 is afgebrand, doch ontkwamen toen ge-
lukk g aan de vernielende vlammen. Na de vollooijing van het nieuwe raad
huis van Amsterdam, kregen zij aldaar eene plaats in de Kamer van Heercn
Thesaurieren benevens nog tien andere beeldjes van metaal, die om dezelfde
redenen opmerkelijk zijn. Het zijn afbeeldingen van de volgende vorstelijke
personen: Gravin Ada, Graaf Willem II, Graaf Jan II, Graaf Willem III,
Keizer Lodevvijk V met zijne vrouw MargareetHertog Filips met zijne eerste
vrouw Michelle de France, en zijne derde vrouw Isabella van Portugal, en
eindelijk Maria van Bourgondië.
Van al deze beelden zijn herhaaldelijk afteekeningen vervaardigd, eerst door
P. II. Schouten en later door J. Smics. Die van den eerstgenoemde werden
gemaakt op kosten van den Heer Ploos van Arnstelna wiens dood zij in het
bezit zijn gekomen van den archivarius van Wijn. De tweede klasse van het
Koninklijk Nederlandsch Instituut, er belang in stellende te weten, wie deze
beide stellen teekeningen thans in eigendom heeft, hetgeen zij tot dus verre
te vergeefs getracht heeft na te gaan, neemt de vrijheid'hun die hiervan
kennis dragen, beleefdelijk te verzoeken, om dienaangaande rnededceling to
doen aan den ondergetcekende.
bes Amorie van ber Hoeven,
Amsterdam, 27 Januarij 1848. Lid en vaste Secretaris der Klasse.
Derde Klasse. Vergadering van den 29stcn November 1847. De Heer
Cobet sprak over het zuiveren en vereenvoudigen der Grieksehe taalstudie en
het verbeteren der Grieksehe grammatica en der lexica door c-ene scherpe
onderscheiding tusschen de zuivere, oorspronkelijke levende volkstaal en eene
gekunstelde boekentaal.
Vergadering van den 13den December 1847. De Heer Hoffman Peerlkamp
zond der Klasse den aanvang en het slot van eene in het Latijn gestelde ver
handeling, het leven van Rutger Jan Schimmelpenninck ten onderwerp
hebbende.
Vergadering van den 27sten dito. De Heer den Tex merkte, naar aanlei
ding van een gezegde van Hoeren op, dat overwonnen volken dikwijls te zeer
in de geschiedenis worden verwaarloosdterwijl zij echter niet zelden door
eene volgreeks van eeuwen heen diezelfde beginselen, gevoelens, zeden en ka
ter volhouden, welke hen in dén tijd van hunnen hoogsten bloei en onaf
hankelijkheid onderscheidden. Hij wcnschtc dit bijzonder te doen zien in het
voorbeeld van Romevan de aloude wereldstad in den loop van de geschie
denis der middeneeuwen, en bijzonder in de gedurig herhaalde pogingen der
bewoners om de aloude staats-inrigtingen der republiek weder in het aanzijn
terug te roepen. De aandacht van Europa is thans bijzonder op Italië en
deszelfs staatkundige wenschen en behoeften gevestigd. De beschouwing van
dit onderwerp mag ook daarom thans niet ongepast worden geoordeeld.
Vergadering van den 10',c" Januarij 1848. De Heer N. C. Kist zond der
Klasse de Proeve eener kritiek der geschiedenis van het beleg en ontzet
der stad Leijden.
Aan belangstelling in dat onderwerp heeft het onzen voorouders niet ont
broken. Getuigen daarvan de vele geschriften, waarin die gebeurtenis om
standig wordt verhaald, en wel met zoo vele bijzonderheden, dat het zou
kunnen schijnen, alsof voor geschiedkundig onderzoek bijna niets op te spo
ren overbleef. En echter het tegendeel is waar. Wat hij Bor, OilersHooft
en Wagenaar voorkomt, is niet de vrucht van opzettelijk en zelfstandig on
derzoek, maar is genoeg alles slechts eene traditionele voorstelling van die
gebeurtenis, zoo als die uit de Corte beschrijving van de strenge belegering
en wonderbaarlijke verlossing der stad Leydendoor Jan Fruytiers is
ontleend.
Voorzeker heeft deze schrijver wezentlijke verdiensten doch hij erkent zelf
geen getuige geweest te zijn van de gebeurtenis door hem beschreven. Als
rekestmeester van den Prins van Oranje is hij met dezen eerst in de stad ge
komen toen redding werd aangebragt. Voorzeker daar vernam hij vele we
tenswaardige zaken van ooggetuigen, en hij stelde het getrouw te boek; en
eene tweede uitgave van zijn geschrift verrijkte llij met belangrijke brieven.
Dit boekje heeft echter als de type opgeleverd voor alle latere verhalen en be
schrijvingen van Lcydens heleg en verlossing.
Dal in de archiven dier tijden zelve nog menige merkwaardig bijzonderheid
verscholen was geblevenscheen niet te worden vermoed. Van geene zijde
der belanghebbenden, noch der belegeraars, noch der verlossers, noch der
verlosten, zijn ernstige pogingen, om meer licht over de gebeurtenis te ver
spreiden aangewend. Men zag niet in welk nuttig gebruik ten aanzien
van de feiten der belegeraars welligt de Spaansche archieven zouden kunnen
opleveren. Te betreuren is bet dat in de leemten, welke het verhaal van
Fruytiers overlaat, niet behoorlijk is voorzien. Bor, van Meteren, van Reydt,
Hooft, Orlers en Wagenaar laten allen ons onbevredigd even als de feest
schriften die ten tijde van het honderdjarig feest in 1674 bet licht zagen.
De Heer Kist begaf zich in onderscheiden bijzonderheden ten aanzien van vele
zulke geschriften. Vreemd mag het genoemd worden dat zelfs de geleerde
Te Water, in zijne Levensbeschrijving van Van der Werffde behoefte