LEYDSCHE
COURANT.
MAANDAG, 14 FEBRUARIJ.
/-Vv
BHYJVENLANDSCHE BERIGTEN.
lie Courant wordt Maandag, Woensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt
vit Zaturdug avond.
N\ I9.C/J
De Prijs der Courant is f 13 in het jaar;
de afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven.
•i
LEYDEN, 12 Februarij.
Burgemeester en Wethouders der stad Rotterdam hebben ecne publicatie
uitgevaardigd, waarhij aan de ingezetenen kennis wordt gegeven, dat de Raad
der stad in aanmerking heeft genomen
Dat het doel der instelling van de gewone jaarmarkten of kermissen groo-
tendeels alleen is geweest de bevordering van het algemeen handelsveskeer der
ingezetenen, en om deze tevens in de gelegenheid te stellen oin ziel) op eene
gemakkelijke en minder kostbare wijze vele geriefelijkheden aan te schaffen,
die op andere tijden niet of minder gemakkelijk te verkrijgen waren.
Dat reeds sedert zeer vele jaren deze, vroeger gewigtige reden althans ten
aanzien cener stad als Rotterdam, als geheel vervallen kan worden beschouwd,
waardoor dan ook met ieder jaar het. getal dergenen, welke met koopwaren
van onderscheiden aard de kermis bezoeken, steeds minder wordt.
Dit dan ook de openbare vermakelijkheden, naar ouder gewoonte aan die
jaarmarkten verbonden, al meer en meer de hoofdzaak zijn geworden, maar
daardoor dan ook de kermisin stede van aan de ingezetenen dat nut te ver
schaffen waartoe die oorspronkelijk plaats hadvoornamelijk slechts de ge
legenheid heeft gegeven tot noodelooze, ja dikwijls buitensporige geldverspil
lingen, welke velen zich al spoedig moeten beklagen en naderhand menigeen
in kommer en gebrek doen verkeeren terwijl nog bovendien de zedeloosheid
in vele opzigten door de kermis wordt bevorderd.
Dat het dus geacht ban worden de pligt van het stedelijk bestuur te
zijn, om, zonder daarom op andere tijden gepaste openbare en andere verma
kelijkheden te keer te gaan, eene instelling te doen ophouden, welke geheel
van het oorspronkelijke doel 15 vervreemd en voor het algemeen welzijn der
ingezetenen als nadeelig moet worden beschouwd.
En dat de Raad derhalve, na rijpe overweging, heeft besloten dat de kermis
voortaan geen plaats meer zal hebben, en dus ook gedurende dien voor-
maligcn kermistijd de openbare vertooningen en andere vermakelijkheden die
vroeger gebruikelijk waren, niet meer zullen worden toegelaten.
Burgemeester en Wethouders vertrouwen, evenzeer als de geheele Raad
dat de ingezetenen het na rijp overleg genomen besluit zullen beschouwen
als alleen strekkende tot bevordering niet alleen van de algemeene geldelijke
maar bovenal van de zedelijke belangen der maatschappij en dat die wei
nigen welke welligt aanvankelijk daarin eenige vermindering van hun bij
zonder voordeel mogten gelegen achtenditbij een goed inzien der zaak
gajrne aan het algemeen belang ten offer zullen brengen, en geven mede na
mens den Raad, de verzekering, dat het genomen besluit geenszins de strek
king heeft om in het algemeen het genot van gepaste vermakelijkheden, ook
voor al de ingezetenen geschikt, te keer te gaan, maar dat integendeel alle
openbare en bijzondere vermakelijkheden, welke, zonder de zedeloosheid te
bevorderen, voor de ingezetenen eene gepaste en geschikte uitspanning kunnen
geven, van tijd tot tijd zullen kunnen en mogen plaats hebben, nadat daar
toe, in verband tot de bestaande verordeningen, de vcreischte goedkeuring
van Burgemeester en Wethouders zal zijn aangevraagd en verkregen.
Naar men verneemtis de Hooge Regering bezig met het beramen en
voorbereiden der noodige schikkingen voor het plaatsen van marechaussees in
de noordelijke grensprovinciën.
De berigten omtrent den toestand der rivieren zijn in het algemeen
zeer gunstig, zijnde het ijs bijkans overal los en drijvende.
's GRAVENHAGE 12 Februarij.
Bij besluit van den 4den dezer heeft Z. M. de Koning de oprigting hier te
lande van een instituut van Ingenieurs, ingerigt volgens een overgelegd re
glement, goedgekeurd, en tevens aan die instelling verleend den titel van
Koninklijkezullende zij alzoo genoemd wordenKoninklijk Instituut van
Ingenieur s.
Z. II. heeft benoemd tot Commandeur der Orde van de Eikenkroon,
den Luitenant von Stein, in dienst van Z. K. H. den Keurvorst van Hessen.
De instructie in de zaak van C. C. Marck c. s.beschuldigd van het
vervaardigen en in omloop brengen van valsche muntbiljetten, is afgeloopen
en de stukken zijn naar den Procureur-Generaal verzonden.
De 4de en 5de dezer is voor den hoogen raad der Nederlanden behandeld
bet geding van den dubbelen Kerkeraad der Hervormde Waalsche ge
meente te Amsterdam tegen den Staatontstaan uit het bekende koninkl.
besluit van 29 Julij 1843, betreffende de suppressie der toelage tot de
tractementen der leeraren, van rijkswege verleend aan sommige waalscbe
gemeenten.
De Heer Mp. F. C. Donker Curtius heeft den eisch bepleit, die hoofdzakelijk
daartoe strekte, dat de Staat zonde voortgaan met de vroeger voor eene vierde
predikants plaats te Amsterdam verstrekte subsidie te verleenen en welk
pleidooi gevonden wordt in het Weekblad van liet RegtN°. 884.
Na in het algemeen de geschiedenis van het Kon. besluit en den strijd, die
daaruit is ontsproten, te hebben nagegaan, gaat de pleiter tot de ontwikkeling
der zaak over.
Hij acht het voldoende, dien strijd in groote trekken te schetsen, en be
gint met de mededeeling dier daadzaken, welke tot het proces meer regt-
streeks betrekking hebben, om daarna den ingeslelden eisch toe te lichten
eri te verdedigen tegen de gronden van tegenspraakvan de zijde van den
Staat er tegen ingebragt.
Bij het overlijden van den predikant Huet in Nov. 1846 heeft de weduwe
van het annus gratiae van den lstcn April 1846 van de hand gewezen; waar
door de gemeente geplaatst werd in denzelfden toestand, als of er geen annus
gratiae had geloopen.
De kerkeraad heeft daarop in afwachting der handopening, de uitbeta
ling der vacatuur-penningen verzocht.
De minister heeft dat verzoek gewezen van de hand, op grond: dat bij
het Kon. besluit van 29 Julij 1843 aan de Waalsche gemeente te Amsterdam
slechts voor drie predikanten het voortdurend genot van jaarwedden uit 's lands
kas was verzekerd en dat het genot van vacatuur-penningen (ofschoon men
zich bereid verklaarde het annus gratiae aan de weduwe te voldoen) niet in
aanmerking kan komen, in afwachting van het spoedig aan te vangen onder
zoek en overleg, bedoeld bij het rescript van 23 Mei 1844.
Die beschikking is gevolgd van eene missive des ministers, van den 4dett
Maart 1847, met uitnoodigingom te doen toekomen:
1°. Eerie nominative opgave van het zielentalmet aanwijzing wie daarvan
ledematen zijn, wordende het den kerkeraad vrijgelaten degenen, welke de
landtaal niet magtig zijnte vermelden
2°. Eene opgave van het getal catechisanten, met vermelding, in welke
taal het godsdienstig onderwijs ontvangen en belijdenis afgelegd wordt; en
3°. Eene opgave van den staat der kerkelijke en diaconiefondsen der ge
meente.
Het geschil was dus nu in dien staat gekomendat de gemeente zich óf
op genade en ongenade aan de Regeering moest overgeven, óf wel in regten
moest doen gelden, de vcrpligting in 1815 jegens alle toen bestaande gezind
heden bij art. 192 der grondwetden Staat opgelegd.
Die vordering is gedaan bij dagvaarding van 5 Julij 1847. tegen den
Staat om eene veroordeeling te erlangen tot betaling van den op 1 Julij
verschenen drie maandelijkschen termijn der vacatuur-penningen, en tot voort
durende betaling van alle verdere termijnen, zoolang de opengevallene plaats
niet zal zijn vervuld, met de kosten.
De Staat heeft doen antwoorden:
1°. Dat de actie zou wezen niet ontvankelijk voor alsnog, zoolang het
annus gratiae nog loopende is
2°. Dat de actie zou zijn niet-ontvankelijk omdat art. 192 der Grondwet
geen regt van vorderen zou geven
3°. Dat, zoo al zoodanig regt ware gegeven, het niet zou competeren aan
iedere kerkelijke gemeente en de eischer ook daarom zou wezen niet-ontvan
kelijk; en eindelijk
4". Dat de eisch zou moeten worden ontzegd uit hoofde èn de algemeen#
synode der Hervormde Kerk, èn de commissie, belast met de belangen der
Waalsche Kerken, in de maatregelen van suppressie der Regering zou heb
ben berust.
Hierna treedt de pleiter in het beloog van 4 punten, ten betooge van de
regtmatigheid der actie.
Deze 4 punten zijn
I. dat de Staat is verpligt. tot betaling der gevorderde vacatuur-penningen,
reeds nu en zoo als die zijn gevorderd
II. dat de Staat daartoe is verpligt jegens den eischenden kerkeraad;
1 li. dat die verpligting medebrengt eene regtsvorderingen