RU1TEJNLAjNJDSCHE REKiRTO.
en' wel voor de som van 8000 guldens 'sjaars. Vroeger bragt zij slechts 15
k 1800 guldens op.
GRONINGEN, 19 December.
Naar men verneemtzal er in de volgende maand alhier, door liet Muzijk-
genootsehap Apollo, een concert worden gegeven ten behoeve van het geslicht
voor pleegzusters en verwaarloosden dat, sedert een paar jaren hier bestaan
de, nu onlangs definitief is gevestigd en op eene plegtige wijze voor zijne
edele bestemming ingewijd. Men mag verwachtendat het doel van deze
poging algemeen zal worden ondersteund.
Men verneemt dat het werkje, hetwelk onlangs door den Schoolopziener
Prof. van Swinderen is uitgegeven, getiteld: Het lager schoolwezen te
Leeuwarden aan Groningen en de andere groote Steden in Nederland
ter navolging voorgestelden het daarin ontwikkelde plan ter verbetering
van het schoolwezen in onze groote steden aan Heeren Hoofdbestuurders van
de Maatschappij: Tot Nut van 'tAlgemeen zoo belangrijk is voorgekomen,
dat zij daarvan een zeker aantal exemplaren hebben aangekocht, ten einde
aan alle Departementen dier Maatschappij een exemplaar te zenden, met
aanbeveling, om, ieder in zijnen kring, werkzaam te zijn ter verwezenlijking
van de in dit boekje vervatte denkbeelden.
's HERTOGENBOSCH 22 December.
Zondag 11. is alhier de nieuwgebouwde kerk voor de Walsche Hervormde
gemeente, in de Verwerstraatp'egtig ingewijd, in tegenwoordigheid van
Z. Exc. den Gouverneur der Provincie, het stedelijk bestuur, vele autori
teiten en een groot aantal genoodigden. De inwijdingsrede werd door den
Wel-Eerw. Heer MounierLreraar dier gemeente gehoudenen bij afwis
seling liet zich een vierstemming koor van Heeren en Dames, onder leiding
van den verdienstelijken Muzijkdirecteür Weber, hooren.
MAASTRICHT, 21 December.
De Stedelijke Regering heeft ter vervanging van den Heer Dr. E. H. von
Baumhauertot Professor der Natuur- en Scheikunde aan het Athenaeum te
Amsterdam benoemdvoorgedragen den fleer van Kerkhof!', Professor aan
bet gymnasium te Luxemburg, en ter vervulling van de vacante betrekking
van Professor in de Wiskunde, den Heer Steyn Parvé, Doctor in die weten
schappen te Groningen.
Het Protestantsche weeshuis te dezer stede, welks bestaan dagteekent
van het beleg door Frederik Hendrik, in 1632, en alstoen aanvankelijk
werd gesticht ten behoeve van de achtergeblevene betrekkingen der gesneu
velden doch later tot eene hooge mate van bloei was geklommenzoo
dat het getal weezen zelfs eenmaal 70 bereikte, is thans door den loop der
omstandighedenin zoodanig kwijnenden toestand dat men zich reeds heeft
genoodzaakt gezien 10 ouderlooze kinderen af te wijzen tot dat er eene ver
betering in de geldelijke middelen zal zijn tot stand gebragt. Ten dien einde
heeft men zich gewend tot de Protestantsche gemeenten in ons vaderland
met een beroep op de liefdadigheid harer ledenten einde door vereenigde
krachten ons weeshuis in stand blijvehetwelk zonder die hulp onmogelijk
zoude zijn.
OOST-INDIE.
BATAVIA, 28 October.
Z. Exc. van zijne reis door Java teruggekeerd heeft een reglement op de
amfiuen-pacht vastgesteldden aanvoer van ijs vrijgesteld van inkomende
regten, en bepalingen gemaakt omtrent bet genot van tractement door officie
ren die in regten vervolgd worden.
Omtrent de beteugeling der zeeroovers behelzen de herigten van daar
het volgende:
Op den \2ien September hebben de schoenerbrik Dolphijn en de schoener
Kameleon de reede van Makasser verlaten om in de wateren tusschen de
zuidkust van Celebes en de noordkust van Sumhawa en Floris eenen kruis-
togt te ondernemen tegen de zeeroovers; het stoomschip Vesuvius voegde
zich later daar bij, en kwam op den 22slen September voor het eiland Floris,
alwaar zich toen de Dolphijn en Kameleon bevonden.
Den 21sten om de noordoost van het eiland gekomenwerden twee praau-
wenen eenigen sampans gezien, van Tabelloresehe zeeroovers. In den mor
gen van den 25stcn werden de harkas en de groote sloep met een dertigtal
manschappen naar den wal gezonden, onder bedekking van het geschut van
de Vesuvius. De inlanders hadden zich op de vlugt begeven, een der roovers-i
praauwen werd in brand gestoken en de andere praauw, benevens eene
sampan te water gebragt en naar de Vesuvius vervoerd, zonder ecnig ver
lies van onze zijde. Voordal de Vesuvius de plaats verlaten hadverscheen
een zestal inlanders bij de brandende praauw, om hel verder afbranden tegen
te gaan, hetgeen hun echter door een schot van het stoomschip belet werd.
Terwijl de Vesuvius op de noord-oostkust van Kalatoea dit rooversvaartuig
vernielde, hadden de sloepen van de Dolphijn en de Kameleon, bemand met
28 koppen, eene landing op de westkust gedaan en drie praauwen en eene
sloep gevondenvoor den zeeroof bestemd en aldaar tot herstel aan wal ge
bragt. Men landde hier en verbrandde de vaartuigen.
Inmiddels had men vernomen dat bij de Postillons-eilanden zeven groote
zecrooverspraauwen lagen. Een zendeling, door den Sultan van Sumhawa
met dit berigt naar Makasser gezonden, was door vier dezer vaartuigen ver
volgd, en slechts ontkomen do»rdien een ander inlandse!) handelsvaartuig,
hetwelk mede tan Sumhawa kwam en buffels aan boord badin het gezigt
geraakte; op dit vaartuig werd toen door de zeeroovers jagt gemaakt; doeh
voordat zij het bereikten, was het omgeslagen en gezonken, door bet vuur
der zeeroovers en het daardoor schuw worden der buffels.
De Bevelhebber van het stoomschip de Vesuvius, werd van het voorgeval
lene onderrigten verzocht om de roovers te verdrijven. Dit is wel gelukt»
Vijf groote rooversvaartuigen zijnna korten doch hevigen tegenstand
vernield en elf hunner gevangenen in onze handen gevallen.
De Vesuvius, had daarop den 8sten October de Postillons-eilanden bezocht
en de koers vervolgd langs Setouda en P°. Maijo, en was aan den ingang der
haai Sumhawa, tusschen P". Maijo en Flut-eiland, Modong genaderd, om te
te onderzoekenwaar de schoener Lansier in het vorig jaar eenige roo-
verspraauwen vernield hadbij diezelfde plaats ontwaarde men nu eene
lange zwarte praauw, en kort daarop nog vier andere die voor rooverspraauwea
werden erkend.
Hun voornemen, bij het naderen van het stoomschip, scheen te zijn, om
door straat Sallee te ontvluglen.
Men stoomde dus met volle kracht naar den zuidhoek van P°. Maijo, om
hun den weg af te snijden.
Zoodra de twee achterste bemerkten dat ze zouden worden ingehaald,
draaiden zij bij om de N. O., en roeiden en zeilden, achter een rif, naar
het noorder strand van eene vrij diepe baai, welke de Z. VV. zijde van
P°. Maijo vormt (zoodat ze nu niet meer konden ontkomen). Weldra won
de Vesuvius ook hard op de drie voorste praauwen, welke toen ook hijstaken
en regt op het strand liepen.
Alhoewel zonder loods, werd de vervolging, in deze geheel onbekende
baai, voortgezet, onder gedurig looden en goed uitkijken, zoodat de roovers
weldra onder het bereik van het geschut geraakten. Na twee wel gerigte
scholen, met 30-ponds grenaatstukkensprongen alle roovers met vrouw en
kinderen over boord en liepen het strand op en het bosch in latende eenige
gevangenen, waarvan er gebonden waren, aan boord, terwijl nog andere
slaven uil het bosch terug kwamendoor teekenen en schreeuwen hunne
vreugde en verlangen om het vuren te staken, te kennen gevende.
Dadelijk werd de gewapende sloep en barkas naar de praauwen gezonden
deze in bezit genomen en getracht ze in vlot water te brengen. Intusschen
werden de gevangenen los gemaakt en aan boord van de Vesuvius gebragt.
Daar de praauwen zeer hoog vastzaten loste men er een zestal stukken
uit en eenige wapens. Om voor den nacht nog meester van de drie andere
praauwen te worden, werden deze in brand gestoken en stoomde men onge
veer ten half vier ure, met volle kracht, naar het noordelijk gedeelte der baai
alwaar de drie rooverspraauwen zich in linie tegen het strand aangeschikt
hadden, den voorsteven naar zee, en hunne batterij naar bet stoomschip
gerigt. Men had dadelijk twee bevrijde gevangenen, die met het vaarwater
bekend konden zijn gebezigd om als loods te helpen. Deze verklaarden het
onmogelijk, uit hoofde der reven de praauwen te naderen. Op eenen goeden
uitkijk van de zaling, op het lood en op de ondervinding bij vroegeren togt
opgedaan vertrouwende, werd het echter gewaagd, nu en dan de zigtbare
reven vermijdende en zoo kwam men op 400 el en later tot 200 el van de
rooverspraauwen in 2621 en 19 vadem water en hield het daar gaande
zondei te ankeren.
Reeds op 900 el afstands hadden de roovers de onzen met hun kanon- en
buksvuur begroet, verscheidene kogels en schrootbossen kwamen op en in bet
schip, en een kogel ging tusschen den Officier van administratie en deiz
Bevelhebber die op de raderkast stondendoor, en bleef in den schoorsteen
zitten.
Van onze zijden werd met vuren gewacht, tot rnen op behoorlijken afstand
genaderd was en bragt men toen hun vuur weldra tot zwijgen kort daarop
verlieten de roovers de praauwen en onderhielden van den wal in het bosch,
een levendig vuur uit hunne buksen. Toen werden de gewapende sloepen
naar de praauwen gezonden, om ze, indien dit spoedig kon geschieden, in
diep water te brengen of te verbranden indien het volk te veel van het
vuur uit bet bosch te lijden had, en het afhalen te lang duurde; want de
zon begon te dalen en het was volstrekt noodigvóór het invallen van de
duisternis, de Vesuvius builen de reven in beter bekend vaarwater te brengen.
Bij het naderen der sloepen begon het buksvuur uit het bosch vrij hevig
te worden, en de matroos der 3,Ie klasse II. Wortiriann, werd hierbij doo-
delijk gewond; dit vuur werd echter ook spoedig tot zwijgen gebragt, én
door het vuur onzer matrozen én door dat, hetwelk de Vesuvius voortging,
regis en links van de sloepenop het bosch te geven. De praauwen werden
alle drie verbrand en de sloepen kwamen weder aan boord. Tegen 5 ure,
nadat de zekerlieid was verkregen dat de praauwen geheel zouden afbranden
en de zeeroovers het hazenpad naar het bosch hadden gekozen, werd tus chen
door naar Sumbawa gestoomd, waar, op het lood, met donker weer, ten 9
ure, in 17 vadem, bet anker geworpen werd.
De rooverspraauwen waren bemandde twee grootste met 40 a 45 man
de drie kleinere met 25 a 30 en gewapend elk met 5 stukken (waaronder
verscheiden 6 ponders) buksen, golloks en krissen; hunne geweerkogels waren
van lood met porselein en glas gemengd.
Van de elf bevrijde gevangenen, die in den ochtend van dienzelfden dag
genomen waren en wier praauw men bezig was te verbranden, toen bet
stoomschip aankwamwaren er v ijt' min of meer gekwetst en één zeer ge
vaarlijk gewond. Deze menschen behoorden te huis te of bij Makasser.
De zwaar gewonde verloste gevangene, die niet vei voerbaar was, (met
name Salamat) en zijn zoon Karidie bij hem wenschte te blijven om hem