LEYDSCHE
COURANT.
N°. li
Y'*m
1847.
W m
BINNENLANDSCHE BERIGTEiN.
Da Courant wordt MaandagWoensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt WOENSDAG, 27 OCTOBER.
l
t H
De Prijs der Courant is f 12 in het jaar
de afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven
LEYDEN, 20 October.
Bij besluit van 23 October jl.lieel't Z. M. tot lid der Kamer van Koop-
lnndel en Fabrieken alhier, in plaats van den lleer J. van tleukelom Sr.
overleden, benoemd den Heer J. van Hcukelom.
'sGRAVENIIAGE, 25 October.
Bij Koninklijk besluit van den 5(lon April 11., is de Heer Gaspard Testa,
voormalig Minister resident te Constantinopelvoor zich en zijne wettige
nakomelingen verbeven tot den adelstand met den titel van baronover
gaande bij regt van eerstgeboorte.
Bij besluit van den 19Jcn October jl., is de Heer T. H. Bartelink ont
slagen als Consul der Nederlanden te St. Petersburgonder dankbetuiging
voor zijne diensten.
Prins Alexander neemt steeds in beterschap toe, zoodat nu Z. K.
Zalurdag zal vertrekken, om zich eerst naar Madera en daarna naar Napels,
Portugal en Italië te begeven.
Het stoomgemaal, dat voor rekening van den Koning in de duinen is
opgerigt, om de stad van versch water te voorzien, beeft Vrijdag II. voor het
eerst gewerkt.
De pogingen der Commissie tot oprigting van een standbeeld voor
I.ourens Coster worden hier aanvankelijk met den besten uitslag bekroond.
Prins Frederik heeft daarvoor eene aanzienlijke som beschikbaar gesteld.
Een Apotheker in het arrondissement is wegens het afleveren van rat-
tenkruidzonder schriftelijk onderteekende orde van een geneesheer, heelkun
dige of ander bekend persoon, tot ƒ100 boete veroordeeld.
Bij het Ontwerp van Wet, over de ondersteuning van behoeftigen, 11.
Vrijdag bij de Tweede Kamer ingekomenworden hoofdzakelijk de volgende
punten vastgesteld
Niemand beeft regt op onderstand.
De behoeftige kan dien slechts vragenen wel ter plaatse waar hij domi
cilie van onderstand heeft volgens de wet, en bij het bestuur door deze aan
gewezen.
De burgerlijke gemeente, tot welke de plaats alwaar iemand is geboren, be
hoort, op bet oogenblik waarop hij behoeftig wordt, is zijn domicilie van
onderstand.
De behoeftigen die ledematen van een kerkgenootschap en zij die geen lede
maten zijnde, door doop of afstamming daarbij ingelijfd zijn, of daartoe in
betrekking staankunnen onderstand vragen aan de diakoniën of kerkelijke
armbesturen van die kerkelijke gemeenten hunner gezindte, tot het ressort
van welke hun domicilie van onderstand behoort. Daar echterwaar bur
gerlijke algeineene of gecombineerde armbesturen bestaan, welke bestemd
of inede bestemd zijn tot ondersteuning dergenendie door den doop of af-
slamming in een kerkgenootschap ingelijfd zijnof daartoe in betrekking
staan doch geene ledematen zijn, kunnen deze zich wenden tot die burger
lijke algemcene of gecombineerde armbesturen, tot bet ressort van welke hun
domicilie van onderstand behoort.
Al de voormelde behoeftigen kunnen daar waar geene kerkelijke gemeente
hunner gezindte aanwezig is, tot bet ressort van welke hun domicilie van
onderstand behoort, ondersteuning vragen aan de burgerlijke of algemeene
armbesturen, tot wier ressort dat domicilie behoort.
Waar burgerlijke of algemeene armbesturen bestaan, die bestemd zijn tot
ondersleuning van al de behoeftigen tot hun ressort behoorende, zonder on
derscheid van gezindte en om het even of zij al dan niet ledematen zijn,
kunnen alle behoeftigen, die in dat ressort domicilie van onderstand hebben,
aan dezelve onderstand vragen.
Wanneer die behoeftigen cenige ondersteuning erlangen van diakoniën of
kerkelijke armbesturen, zullen de burgerlijke of algemeene armbesturen daarop
in billijkheid letten, zonder op dien grond hunne betrekking op die behoef
tigen te verzaken.
Het plaatselijk bestuur der gemeente in welke een vreemdeling wil ver
blijven, is, onverminderd de toepassing van andere wettelijke voorschriften
ten aanzien van vreemdelingenbevoegd een voldoend bewijs te vorderen
•dat, indien bij en zijn gezin gedurende het verblijf in Nederland, onderstand
«logt behoeven, het bestuur, door hetwelk die verstrekt wordtvan buiten
'slands deswege schadeloos gesteld zal worden, en om, bij gebreke van over-
legging daarvan, de inwoning te weigeren; in welk geval zoodanig vreemde
ling, ten koste van den Staat, zal kunnen worden gebragt over de grenzen
van het Rijk.
Wanneer van die bevoegdheid geen gebruik is gemaakt, blijft de onder
steuning voor rekening der burgerlijke gemeente, in welke hij het eerst in
Nederland, minstens gedurende acht dagen, is verbleven.
Het vorig artikel is niet toepasselijk op vreemdelingen behoorende tot zoo-
danigen Staat, met welken door de Regering overeenkomsten zijn aangegaan
tot wedorkeerige teruggaaf der kosten van ondersteuning van elkanders be
hoeftigen.
De zorg voor doortrekkende vreemdelingen, die, ter oorzake van ziekte of
andere zeer dringende omstandigheden, onvermijdelijk ondersteuning behoeven,
wordt overgelaten aan de menschüevende beschikkingen der plaatselijke be
sturen voor rekening der burgerlijke gemeenten, of burgerlijke of algemeene
armbesturen, wier aard en bestemming dit gedoogt, en behoudens verhaal
op het huitenlandsch domicilie van onderstand.
Dc onderstand welke wordt verstrekt aan behoeftigen die geene vreemdelin
gen zijn, doch voor wie geen domicilie van onderstand kan worden aangewezen
krachtens deze wet, wordt teruggegeven uit de fondsen der provincie.
De onderstand aan behoeftigen verstrekt, elders dan ter plaatse van het
domicilie, moet des gevorderd, door dal domicilie tot een billijk bedrag wor
den teruggegeven, wanneer die verstrekking heeft plaats gehad ter zake van
ziekte of andere zeer dringende omstandigheden.
Van de verstrekking van dien onderstand zalbinnen veertien dagen na de
dagteekening van een met reden bekleed besluit tot die bedeeling van het
hoofd van het plaatselijk bestuur der verblijfplaats van den behoeftige, wor
den kennis gegegeven aan dat van het vermoedelijk domicilie van onderstand.
Indien bet niet mogelijk is binnen dien termijn te ontdekken, op welk
bestuur het verhaal kan worden uitgeoefend, dan gaat die eerst in op bet
oogenblik dier ontdekking.
Het plaatselijk bestuur van het domicilie van onderstand van een behoeftige
die voorloopig elders wordt ondersteund kanook na overleg met het be
trokken diakonie- of ander armbestuur, vorderen, dat bij, verder onderstand
behoevendezich ter plaatse van dat domicilie komc vestigen, voor zooverre
ziekte of andere volstrekte beletselen dit niet verhinderen.
De in billijkheid aangewende kosten van verplaatsing komen ten laste van
het bestuur hetwelk die vordert.
De geschillen over de toepassing der genoemde bepalingen worden beslist
door Gedeputeerde Staten, indien de betrokken partijen tot dezelfde provincie,
en door den Koning indien zij tol meer dan éénc provincie behooren.
Na bet in werking komen dezer wet mogen geene subsidiën, welke vroeger
niet werden verleend, of tot een hoogcr bedrag dan vroeger uit de fondsen
der burgerlijke gemeentenaan diakoniën of andere armbesturen of aan gods
buizen van welken aard ook, voor één of meerdere jaren, worden toegestaan,
dan bij een met redenen omkleed besluit van den stedelijken of gemeenteraad
en met inachtneming van dc geldelijke middelen der burgerlijke gemeente.
In een volgend nommcr zullen wij hoofdzakelijk de memorie van toe
lichting mededeelcnwelke bij deze wet behoort.
Bij de voorgestelde wet op de muntbiljetten wordt voorgedragen, dat,
na December 1847 nog voor 21 inillioenen in omloop zullen kunnen worden
gelaten, maar dat dit bedrag in den loop van liet jaar 1848, en vóór den
laatsten December van hetzelve, tegen gouden of zilveren munt, zal moeten
zijn ingewisseld. Van de muntbiljetten zijn 30 millioenen uitgegeven.
Van dit bedrag is deels ingewisselddeels ingehouden voor eene som van
bijna 8 millioenen. Men rekent, dat maandelijks voor 2J millioen nieuw
zilver geld wordt aangemunt.
Bij bet wetsontwerp tot opheffing van het fonds voor de droogmaking van
den Zuidpias wordt de begrooling van de uitgaven, gedaan sedert 1° Januarij
1842, vastgesteld op 05G,637,78terwijl tot dekking worden aangewezen,
als: batig slot op 1° Januarij 1842 ƒ62,492,20; wegens afschrijving in 1841
69,09; de opbrengsten van sluizen enz. 896,849,90; verkochten water
schuiten l,052,65j totaal 960,463,90 j.
Bij dal tot regeling van ontvangsten en uitgaven van bet pensioenfonds
voor burgerlijke ambtenaren over 1848 worden de uitgaven vastgesteld op