Uit Amerika wordt geschreven, dal de vlecseh houwers er tegenwoor dig, vooral in den staal van Albany, het vee niet aether bedwelmen, alvo rens het te slagtcn. FSAKKRIJK. PARIJS, 12 September. Heden namiddag ten half drie ure is de Hertogin van Aumale bevallen van een zoondie den titel zal erlangen van Hertog van Guise. De Gezant van Perzië, die sedert eenigen tijd te Parijs verwacht wordt, cn voor wien de Regering de vertrekken van het Elysée Bourbon in gereed heid heeft doen brengen, is den 7llel1 tlezer met het stoomkorvetsehip Cuvier te Marseille aangekomenhet gevolg van den Gezant bestaat uit vijftien personen. Gisteren was ter beurze een gerucht in omloop, volgens hetwelk de regering, niet willende toegeven aan de voorwaarden, door de groote bankiers alhier gesteld, er op bedacht zou zijn, om de inkomsten der hosschen van den Slaat te verpandenen om ten einde in de meest dringende beboetten te voorzien, slechts voor 50 milliocn franken bons op de schatkist uit te geven. Er wordt verzekerd, dat de Generaal Redeau in Algerie de toekomst geenszins gerust te gemoet ziet, en van dc Regering eene versterking van 12,000 man zou aangevraagd hehbenoin Abd-el-Kader met goed gevolg te kjunncn tegengaan. EB E L. GI E. BRUSSEL, 12 September. De Regering heeft een' prijs van 3000 fr. uitgeloofd aan dengeen, die aan de justitie of policie berigten verschaffen zal, geschikt om te weeg te bren gen dat de daders en medepligtigen van den drieduhbelen moord, op de per sonen van Mejufler Evenepoel en hare beide dienstmeisjes gepleegd, in han den van het geregt geraken. STADS BERIGT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad LEYDEN brengen mits deze ter kennisse van de belanghebbenden, dat van den lieer Controleur der Direete Belastingen is ontvangen het Derde Voljaars Aanvulling-Kohier voor de Belasting op het Personeel, dienst 1847 en 1848, hetwelk op den 10clcn dezer maand is executoir verklaard, en op heden aan den Heer Ontvanger verzonden. DU RIEU, Ley den14 September 1847. Ter ordonnantie van dezelve, v. PUTTKAMMER. of gaande boude tegen dergelijke vermeende taalverrijking langs dienzelfdcn Het ware te wenschendat in onze taalals bij de Ouden dc meeste vastheid en juistheid van grammatische vormen te vereenigen ware met die vrijheid en ruimte in de beweging onzer volzinnen, zonder welke wij altijd meer ol min het voorkomen hebben van eene vreemde taal te .spreken. Dc Latijnsche handen, waarin zoowel onze oude schrijvers als vroegste taalgeleer den ons Nederduitsch geklemd hebben, maken het veeltijds ruim zoo noodig om eigenwillig opgelegde wetten te ontbinden of ruimer te maken, dan wel" orn nieuwe voor te schrijven. De kwaal is hij ons zeer dikwerf, dat wij de vrijheid en hulpmiddelen die ons taaleigen aanbiedt, niet genoeg gebrui ken dat zij niet genoeg bekend zijn of enkel tot de dagelijksche volkstaal zijn bepaald. Van daar eene zekere pedanterie in den stijlwanneer men dien bij uitstek gekuischt wil voortbrengeneene soort van gemaaktheid die zich tot in de uitspraak onzer anders zoo welluidende moedertaal open baart, en tegen welke, ook in laatstgemeld opzigt, meer dan ééne slcin zich sedert eenigen tijd luide, en misschien niet zonder aanvankelijk goed gevolg, heeft doen hooren. De Klasse stelt zich ten doel, om in het werk van taalzuivering zooveel te behouden, als met de behoeften van onzen leeftijd aan den eenen kant, en den eisch der taalom haar pigen karakter en hare oorspronkelijke kleur frisch en levend te houden aan de andere zijde, bestaanbaar is. In de toepassing op bijzondere woorden, spreekwijzen en spraakvormen wor den de gestelde beginselen, naar de Klasse vertrouwt, van zelve helderder. Zij deelt daarvan thans eenige proeven mede, welke zij van tijd tot lijd wenscht te vervolgen. van af. Deze schrijfwijze is eerst sedert kort zeer in zwang gekomen, en verdient zonder twijfel te worden afgekeurd. Van cn af beteekencn hetzelfdeeven als tot en toe. De herhaling is dus eigenlijk altijd noodeloos, ja strijdig mot dien regel, dat elke overtolligheid in spraak en schrift behoort vermeden tc worden. In enkele gevallen echter kan men om den nadruk te vermeerde ren en het denkbeeld te versterken, het wordt af na van gebruiken, 't geen echter alleen dan grammaticaal te verdedigen is, als men af plaatst na het woord, waar het bij behoort. Af toch wordt in onze taal altijd, wanneer het alleen staat, achter, nooit vöör zulk een woord gezet, even als toe: den berg af; de ziekte loopt af. Zelfs psychologisch wordt het doel om te versterken beter getroffen door aan het einde van de zinsnede nogmaals tc drukken op dat, waar die mede begonnen is, dan door eene onmiddelijke herhaling van twee woorden, die hetzelfde heteekenen: '1 is dan om dc aan dacht er als bij vernieuwing nog eens op te vestigen. Inzonderheid echter om de grammaticale eigenaardigheid der achteraan-plaatsing van af moeten zulke uitdrukkingen als van af dien tijdvan af den eersten der maand enz. algekenrd worden en behoort men te zeggen en schrijvenvan dien tijd afvan den eersten der maand af enz. Wat Nederlandsch zou het zijn te zeggen van af meet aan tot toe het einde? Of wie zou ooit in plaats van ten voeten uitvan stonden aanzeggen en schrijven ten uit voeten van aan stonden Men wake derhalve tegen soortgelijke verbasteringenwaaronder wij ook het verkeerd gebruik van rond de tafel voor rondom de tafel doen opmerken, 't geen thans ook bij anders keurige schrijvers somwijlen voortkomt waarschijnlijk uit liet Engelsch. iemands gevoelen of een gevoelen deelen. Deelen is een geheel in deelen scheiden. Iemands yevoelen of een ye- voelen deelenis dus: iemands gevoelen of een yevoelen in deelen schei den. Men zou dit misschen kunnen gebruiken, wanneer men een gedeelte van iemands gevoelen als aannemelijk voorslaan, een ander gedeelte er van als onaannemelijk verwerpen wil. In dien zin werd het dividere sententiam hij den Romeinschen raad gebezigd. Iemands gevoelen of een gevoelen deelen is dus iets geheel anders, dan het in zijn geheel beamen, in welken laatsten zin het sedert eenigen tijd verkeerdelijk wordt gebruikt. Om zulks uit te drukken dient er in bijgevoegd te worden. Even als men zegt in de vreugde of in iemands vreugde deelen behoort men ook te zpggen in een gevoelen deelenin iemands gevoelen deelen. dezelve, deszelfs, denzelven, derzelve hetzelve. Sedert eenigen tijd is het misbruik dezer woorden op eenige ergerlijke wijze toegenomen, en die klanken schijnen in het oor van sommigen zoo liefelijk, dat zij ons uit de zeer nederige hoftaal van het Hoogduitsch met iets begenadigen, wat wij nog niet hadden, te weten met een nieuw dezelve deszeifsen derzelver in verbinding met hoogst; zoodat de verbaasde Ne derlander sedert eenigen tijd van zijne vorsten als van hoogsldezelve hoort spreken, ol liever in geschriften ziet gewagen. Dezelvehetzelveen al de wanluidende vormen daarvan zijn uit den stijven stadhuisstijl thans zelfs tot' in de taal des redenaars doorgedrongen, maar toch gelukkig nog niet tot in die des dichters en van het gewone leven, in welk laatste zij den pedant alleen moeten overgelaten worden, ten einde hij zich daardoor eigenaardig kenschetse. Daar het misbruik dezer woorden in eiken proza-slijl zoo zeer is doorge drongen meent men zelfs tegen alle gebruik daarvan te mogen waarschu wen als zijnde het, gelijk Rilderdijk te regt aanmerkt: »driesvlbigesle pende, sissende en sjilpende," en men kan er nog geruslclijk bijvoegen langstaariige cn lamlendige woordendie daarbij in een hoogc mate de eigenschap bezitten, om den »van nature warmen cn mannelijkcn IlolIand- De Klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut van Wetenschap pen, Letterkunde en Schoonc Kunsten, heeft onlangs eenige beharligings- waar.eiige wenken omtrent de taalverbastering openbaar gemaakt, welke wij al vroeger zouden hebben opgenomen, zoo dc uitgebreidheid zulks niet belet had. Om het stuk niet langer achterwege te laten of hij gedeelten te geven, laten wij het hier met eenige geringe verkortingen volgen: De klasse aan welke de zorg voor de Vadcrlandsche taal hij hoog gezag is aanbevolen, heeft voor eenigeu lijd pogingen aangewend, tot wering en af schaffing der titulatuur in brieven, waardoor niet slechts alle losheid en gemakkelijkheid uit den briefstijl wordt gebannenmaar die ook meermalen duisterheid en dubbelzinnigheid doet ontstaan. Zij heeft op deze hare pogin gen veler bijzondere goedkeuring mogen wegdragen, gelijk baar van verschil lende zijden, zoo uit mondelinge als schriftelijke rnededeelingenzelfs van onbekenden, gebleken is. Hierdoor aangemoedigd, wenscht zij ook tegen de meer en meer inkruipende verbasteringen onzer taal te waken. Zij matigt zich geen wetgevend gezag aan over onze moederspraak. Haar toezigt blijft bloot opmerkend, waarschuwend of aanradend. Doch ook alzoo blijft liet eene barer bijzondere verpligtingenom bet hare toe te brengen tegen dc indringende taalverbastering, waarover van alle kanten stemmen in ons Va derland opgaan. De Klasse meent intusschen, dat ook hier met omzigtiglieid moet worden te werk gegaan. Door overdrevcne gezelheid op onvermengde reinheid der taal loopt men gevaar van baar in eenen. lijd van zoo groote vermenigvuldi ging van zaken en denkbeelden te verarmen en tc verlammen. Ook hebben reeds van ouds misschien bij de vorming onzer schrijftaalvreemde, vooral Iloogduitsche cn Fransehc bestanddeelen zich in de onze gemengd. Vele woorden en uitdrukkingen hebben eene soort van burgerregt verkregen dat men hun thans moeijelijk kan ontnemen. Ook ontbreekt het niet aan woor den en spraakvormen, die ten onregte, op den klank af of naar eigen ge voel, zelfs door taalkenners, verworpen of veroordeeld worden. Deze bedenkingen of beperkingen mogen de Klasse echter niet terughouden van het handhaven der-beginselen en eigenaardigheden van onze taal, waarin door dagbladenvertalingen uit het Franschhet Engelsch cn vooral het Hoogduitsch, door zoogenaamde dichterlijke vrijheden, door gewaagde zaïnen- sleilingendoor vreemdsoortige uitdrukkingen in staats- en andere openbare stukken, zich dagelijks gehcele familiën om zoo te zeggen, van onhoilarid- sche ja tegen-hollandsehe en geheel onlogische woorden en spreekmanieren indringen en nestelen. Voorts blijft het ook daar, waar het eenmaal ingedrongen of ingevoerd onhollandsch woord niet meer uit te drijven is, van belang dat het toch als zoodanig gekenmerkt zij, en het protest daartegen de waakzaamheid opwekke

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1847 | | pagina 3