LEYDSGHE COURANT. N°, 71. MAANDAG, 14 JUNÏJ. BINN EN L A N DSC HE BERIGTEN. De Courant wordt MaandagWoensdag en Vrijdag uitgegevenDie van Maandag komt uit Zaturdag avond. /Ve Prijs der Courant is f 12 in het jaar; de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. LEYDliN, 12 Junij. Z. M. de Koning en Z. K. H. Prins Hendrik, zijn heden van H. D. reize naar Amsterdam in 's Gravenhage teruggekeerd. - Op den 9den Junij is te Amsterdam de zevende algemeene vergadering I van de Nederlandsche Vereeniging tot afschaffing van sterken drank ge houden, en door 43 Correspondenten en Afgevaardigden bijgewoond. Uit het bij die gelegenheid uitgebragte verslag is gebleken, dat het getal der leden, sedert April 1846, met 1177 vermeerderd is, bedragende het geheel tegen woordig 3922, De Vereeniging bezit afdeelingen in 16, en Correspondenten in 106 steden en dorpen, en men merkt met genoegen op, dat bare pogin gen niet vruchteloos worden aangewend. Tot le ien van het jaarlijks aftredend Hoofdbestuur zijn herkozen de HH. D>'. W. EgelingPresident, Ds. T. R. C'. Huydecoper, Tresorier, J. Stuart en Dr. D. Lubach (Secretaris); terwijl in de plaats van Dr. A. W. F. Herc- kenrat.Ii, die voor zijne betrekking bedankt heeft, verkozen is de Heer J. L. C. Schroeler van der Kolk, Hoogleeraar te Utrecht. De staat der kas is niet ongunstig. De uitgaven hebben bedragen 2585,26; de ontvangsten 2654,96£. Neemt men in aanmerking dat de leden der vereeniging tot geene contributie verpligt zijn, en de ontvangsten der ver eeniging dus alleen uit vrijwillige bijdragen bestaan, dan zal daaruit af te leiden zijn dat de vereeniging reeds vele vrienden en voorstanders heeft. In de Staats-Courant van beden wordt medegedeeld een Ontwerp van Wet, tot regeling der uitoefening van het sternregt in de steden en ten platten lande en van de bevoegdheid om deel te nemen aan de provinciale en plaatse lijke besturen. Bij den Scheepsbouwmeester H. Schoutente Muiden is de kiel gelegd van een schoonerschipgroot circa 100 lasten, genaamd: Hel Matigheids- Genootschap van Amsterdamvoor rekening ecner rcederij onder Directie van de Heereu Jacob Post C".te Amsterdam gezagvoerder zal zijn Kapt. W. R. Menkman Jr. In de reederij-cedul is bepaald: uGeene geestrijke door distillatie verkregene dranken zullen immer ten gebruike aan boord door den Kapitein of het scheepsvolk mogen worden gekocht of ontvangen in geen ge val zal het gebruik daarvan aan boord worden toegelaten. Elke overtreding heeft onmiddellijk ontslag ten gevolge." Gelijke voorwaarde is bij den aan bouw van het schip gesteld. In onze vorige hebben wij uiltreksels medegedeeld uit de antwoorden der Regering op de bedenkingen bij het voorloopig verslag der Kamer op de Staatsbegrooling loopende tot het V hoofdstuk Binnenl. Zaken. Die op het VI en VII hoofdstuk over de verschillende Eerediensten leveren geene belang rijke bijzonderheden op. Bij het VIII hoofdstuk over het Zeewezen erkent de Re gering, op de aanmerkingen van bet wenschelijke eener uitbreiding onzer zee- magt, dat zij gaarne meerdere fondsen daartoe wil zien aangewezen, zondra 's Lands geldmiddelen dit zullen gedoogen dat men integendeel bij vermin dering dier begrooting en de noodzakelijkheid van de uitbreiding der stoom vaart nu nog niet kan bepalen wanneer de sterkte der materiële zeemagt vol tallig zal zijn. Betreffende het departement van financiën wordt verklaard dat een niet onaanzienlijk deel der uitgestelde schuld nog niet is ingetrokken en dat al- zoo het nitzigt is geopend, dat, bij den termijn van verjaring, het gehcele kapitaal 2£ pCt. schuld voor deze inschrijving geenszins zal gevorderd worden. Ofschoon men geen oogmerk heeft, om gebruik te maken van de uitgifte der schatkist-biljetten van 1840, ten bedrage van 6 millioenenheeft men gemeendnog geen voorstel ter intrekking te kunnen doenvóór het geheel herstel van het muntwezenals 't welk soms maatregelen vordert van een zeer uitgebreiden en voor de schatkist drukkenden aard. De Regering verzekert bij de beantwoording der verdere bedenkingen, dat het onderwerp der loterij geenszins uit het oog wordt verloren maar dat het punt, daar de hulpbronnen der schatkist riiet in de waagschaal kunnen wor den gesteld, eene rijpe overweging vordert. De Regering erkent dat bet kadaster, uit den aard der zaak eene kostbare instelling is, maar meent dat zij ook in dezen lak van beheer die orde en zuinigheid tracht in te voe ren, naar welke het baar pligt is te streven. Bij de beantwoording van de gemaakte bedenkingen op het Xde Hoofdstuk de begrooting voor Oorlog, heeft de Regering doen opmerken, dat men zeer ten onregte de behoeften van het leger steeds als van 12 millioenen doet voor komen, terwijl die behoeften, gemerkt het bedrag der pensioenen en de kosten der marechaussee, welke in den laatsten tijd op de begrooting zijn ge- bragt, niet meer beloopen dan ruim 9.800,000; een bedrag, 't welk niet als overdreven kan worden aangemerkt. De Regering oordeelt dat aan het inkrimpen van de uitgaven voor het leger niet kan worden gedacht; zelfs niet tijdelijk, en dat eene verminde ring dezer uitgaven, ten gunste eener uitbreiding der zeemagt, tot vernieti- SinS der landmagt zou leiden, en gewaagt van de noodlottige gevolgen, welke de verwaarloozing der landmagt in vroegere dagen heeft gehad. Omtrent de aanmerking op eene reeks van zwak bezette vestingen, beroept de Regering zich op het oordeel van bevoegde buitenlanders, ten betooge, dat hetgeen hier, ter verdediging van den grond wordt aangewend, naar den aard des lands doeltreffend is. De Regering geeft toe, dat het stelsel van verdediging berust op eene volks wapening, inaar alleen in tijden van oorlog en gevaar, en vermeent, dat eene volkswapening, zoo als men die schijnt te verlangen, tot groot bezwaar van den burger zoude kunnen strekken, zonder het behoud der rust en de verdediging des lands te verzekeren; terwijl, in elk geval, een goed za- mengesteld leger den grondslag voor elke volkswapening zal moeten opleveren. Men ontwaart bij de Regering met genoegendat er leden zijn die in de overtuiging deelen, dat op het personeel van het leger geene verdere inkor ting mogelijk is. Zij verklaart dat men bij den aanleg der verdedings-werken zich onthoudt van het daarstellon van uitgebreide sterkten en zich bepaalt bij kleine torten. Zij zoude hebben verlangd, dat de bedenking, als of de instelling van eene commissie ter beoordeeling van de verdedingsmiddelcn vele uitgaven, waarvan het ondoeltreffende naderhand was gebleken, zoude hebben afgesneden, mot bewijzen ware gestaafd, vermits het hoofd van het departe ment zich geenszins op eene zoo onbepaalde aantijging kan verantwoorden. De Regering acht het aantal vestingen niet overdreven, en betreurt dat men al te onbedachtzaam vroeger een aantal sterke plaatsen heeft ontmanteld. Zij acht het behoorlijk bezetten dezer vestingen mogelijk, en oordeelt het sloopen van sommigen geheel niet gemakkelijk en zelfs kostbaar. De Regering meent dat het materieel der artillerie uit den aard der zaak kostbaar moet zijn. Zij verzekert dat door de proefnemingen geen geld nutte loos wordt verspild dat het ligte ijzeren kanon belangrijke nitkomsten heelt gegeven, die voordeel kunnen opleveren; dat, al wordt voor elk stuk geschut slechts een span paarden minder gevorderd dit reeds aanleiding geeft tot belangrijke bezuiniging; dat er geen groot aantal stukken zijn gegoten, die onbruikbaar zijn bevonden. Bij de artillerie berusten alle maatregelen op proefnemingen, en deze zullen ten allen tijde moeten worden genomen, zoo dikwerf er sprake zal zijn van bet vernieuwen en verbeteren van onbruikbaar materiëelterwijl menmet da instelliing eener commissieeene zekere uil- gave tegenover eene onzekere uitkomst zoude stellen. De Regering vleit zich, met de verminderde raming voor 1848en 1849, een bewijs te hebben gegeven van medewerking tot het houden der uilgaven bene den het cijfer der middelen; maar zij meent, dat het materiëel der artillerie en genie nog buitengewone kosten vereischtdat, als daarin zal zijn voorzien, de begrooting zal verminderen. Dat dit een gevolg is van de gebeurtenissen van 1830, als wanneer een kostbaar materiëel in Belgie is achtergebleven, en de grensvestingen, als minder noodzakelijk, ook meer waren vervallen. Bij de bedenking wegens den grooten staf des legers, doet men opmerken, dat bet aantal der Generaals in 1836 58 bedroeg, en heden niet meer dan 21; dat van de 8 Luit. Generaals twee worden bezoldigd twee voor memorie zijn gevoerd; drie op non-activiteit, en een, de Minister alleen, traclement geniet. Het corps van den Generalen Staf, onmisbaar bij elk leger, meent men dat tot de minst mogelijke sterkte is teruggebragt. De Regering verklaart, dat aan de toezegging van vermindering van rij dende artillerie wordt voldaan, en dat de hegrooting van eene aanzienlijke vermindering van kosten getuigt. Men is van oordeel, dat de Militaire Akademie geenszins te uitgebreid is. De Regering acht bet wenschelijkdat de kosten van het corps mare chaussee op de begrooting van liet departement van Justitie mogt worden ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1847 | | pagina 1