WURTEMBEïfcCJ. STUTTGART, G Mei. Eene Commissie uit de Stenden heeft den Koning bij een adres haar leed- i -wezen betuigd over de op de 3den dezer voorgevallen oproerigheden die dan r ook tot zulk eene hoogte waren geklommen dat de Kroonprins, trachtende door toespraak het volk tot hedaien te brengen, overschreeuwd werd en met de ruwste uitdrukkingen bejegend. Gelijk lot wedervoer den Koning, op wiens bevel een gedeelte zijner garde voor de woning van zekere tooneelspeelster was geplaatst, die bij Z. M. in een zeer goed blaadje staat, en omtrent welke be trekking het volk zich zonder terughouding op zijne wijze uitliet. Zei I s vatte een der oproermakers den stijgbeugel om den Koning van het paard te sleuren, en toen deze uit noodweer zich van zijne karwarts bediende, riep men: zie zijne schoondochter (de Grootvorstin Olga) heeft hem al onderrigt om den knoet te gebruiken. Den volgende dag verscheen de Koning op de graanmarkt. Hoe wel anders bij het volk gezien, werd hij nu in 't geheel niet gegroet. De reden van die omgekeerde stemming des volks zou, zegt men, daarin gelegen zijn, dat de Koning in het najaar, toen de duurte begon, voor zijne bijzon dere rekening groote partijen ter verzending had verkocht. BEIJEKE1S. MUNCIIEN, 3 Mei. Z. M. heeft het verzoek toegestaan der Protcstantsche filiaal-gemeente te Eichslad, tot het doen eencr collecte ten behoeve van het houwen eencr kerk aldaar. Tot Minister-Resident bij het Kabinet van 's Gravcnhagcis benoemd de Graaf van Marogna. De gewezen Minister von Abel heeft dezer dagen zijn landgoed Stammriod - verlaten en zichzonder Munchen aan te doennaar zijnen Gezantschaps- p >st te Turin begeven. 1IAIOYER, 5 Mei. De opening van onzen spoorweg naar Harburg heeft op den bepaalden dag in alle stilte plaats gehad. Het handelsverkeer zal door dezen weg belangrijk worden. Harhurg zal als vrijhaven eene groote rol spelen, en men meent vrij zeker te welen, dat de Koning eerlang de schepen, die uit zee voor Harhurg bestemd de Elbe binnenkomen, vrijstelling erlangen zullen van den Stadertol. Overigens verwacht .men groote voordeden voor den handel der nieuwe koop stad, van het traetaat met de Noord-Arnerikaansehe Staten. Men heeft hier sedert 17 April pogingen aangewend om hel paardevleesch als voedsel in te voeren er zijn sedert dien tijd reeds 10 paarden geslagt en verkocht en alzoo 5000 16 voedsel gewonnenen men mag zich vleijen het vooroordeel overwonnen te hebbendat tegen het paardevleesch bestond. FRANKRIJK. PARIJS, 10 Mei. De geruchten die sedert eenige dagen in omloop waren omtrent eene veran dering in het Ministerie, hebben zich bevestigd, zóó echter dat niet het geheele Ministerie zal aftreden en daardoor eene verandering in de staatkunde zou ontstaan, maar wel eenige leden. Het Ministerie is heden aldus gewijzigd. De Ilceren Lacave-La Plagne, Mackau en Moline de S'. Yon, treden af. De Heer Dumon wordt Minister van Financiën en wordt in het departement der openbare werken opgevolgd door den Heer Jayr, Lid van de Kamer der Pairs, Prefect van het Departement de Rhóne. De Hertog van Montebello, Gezant te Napels, Minister van het Zeewezen. De Generaal Trézel Minister van Oorlog. Van dezen en van den Heer Jayr, is reeds een telegraphisch berigt dat zij de betrekking zullen aanvaarden. Bij afwezigheid van den Hertog van Montebello, die thans te Napels is, zal de Heer Gaizot, Minister van Buiten- landsche Zaken, het ministerie voor het zeewezen waarnemen. Wij vernemen dat de Burggraaf de Chateaubriand, 7G jaren oud, op het punt staat weder in het huwelijk te treden. Binnen weinige dagen zal bij Mevr. Recamier, 73 jaren oud, huwen. Donderdag 11. hebben de werken aan den Straatsburger spoorweg eene instorting veroorzaakt op een punt van de waterleiding die Parijs van vcrsch water moet voorzien zoodat er voor het oogenblik in onderscheiden wijken algemeen gebrek daaraan is men vertrouwt evenwel dat de zaak binnen weinige dagen hersteld zal kunnen wezen. De fabriek van den Heer Gibcrtte Vileltenabij deze stadis door het springen van den stoomketel geheel vernield5 mcnschcn zijn daarbij omgekomen en 11 anderen gewond. Men zal in de voorstad St. Antoine eene Parochie oprigten, welke door de Duitsche of Duitschsprekendc priesters zal worden bediend. Er wonen na melijk in die voorstad wel G000 Duitsche werkliedenwelke de Roomsche «eredienst belijden, en met de Fransclic taal te weinig bekend zijn, om van onze Parijschc geestelijken in de godsdienst te kunnen worden onderwezen. VLUGTIGE OPMERKINGEN OVER DE STATISTIEK DER BEVOLKING ONZER GEVANGENISSEN SINDS 1836. [Met eenige bekorting overgenomen uit cle Amst. Cour. van 10 Meijl.) Is bet eene algemeen erkende waarheid, dat misdaad en armoede hand aan lliand plegen te gaandat de vermeerdering der misdrijven veeltijds een gevolg is van de verarming der lagere volksklasse, dan mag het voorzeker op een -tijdstip, dat twee ontwerpen met de stoffelijke en zedelijke belangen der natie, •en vooral der lagere volksklasse ten naauwstc verknocht, ik bedoel de graan wet en het strafwetboek, aan de beraadslagingen onzer volksvertegenwoordigers worden onderworpen, niet ondienstig zijn cenen vlugtigen blik op de bevolking onzer gevangenissen te werpen. Ik mag veronderstellen, dat het vrij algemeen bekend is, dat bet eenige middel van wetenschap omtrent die bevolking ons verstrekt wordt door den ver dienstelijken Heer Lobatto, die sinds 1839 op den gelukkigen inval gekomen is, om in het door hem, op last van Z. M. den Koning jaarlijks uitgegeven jaarboekje, statistieke verslagen over onze gevangenissen uit te geven. Deze tafelen, ten getale van een en twintig, laten veel te wenschen over, evenwél geheel buiten de schuld van den grachten verzamelaar. Zij berusten namelijk eenvoudig op de verslagen dor Collegiën van Regenten, en hangen dus geheel al van de meerdere of mindere naauwkcuriglieid en naauwgezetheid dier regenten. Onderlusschen is onzekerheid voor geene wetenschap dan voor de statistiek meer verderfelijk te achten. Daarom heeft men het in onder scheidene landen dienstig geaeht, door de Griffiers eene statistiek der uit spraken en der veroordeelden te doen opmaken, en dat een opzettelijk daar mede belast bureau de slotsommen jaarlijks aan de natie levert. Dat liet wenschelijk ware, dat bij de invoering van een nieuw strafwetboek eene der gelijke inrigting bij ons tot stand kwame, is reeds dikwijls betoogd. De bevolking onzer acht strafgevangenissen in 183G middelbaar op 2401 zielen begroot, was in 1845 tot 3007 gestegen, dus in 10 jaren met ruim vermeerderdterwijl onze bevolking jaarlijks 2 pCt. (12 pCt. in 10 jaren) is toegenomen. In onze hnizen van arrest en die van arrest en justitie, waarvan de bevolking eerst in 1837 werd opgemaakt, was zij in 1837 mid delbaar 1130 (710 huizen van arrest en justitie, 420 huizen van arrest), en in 1845 1723 (1314 huizen van arrest en justitie, 409 huizen van arrest) of meer dan toegenomen. Met uitzondering van eene onbeduidende daling in 1841 en 1844 was de vermeerdering trapsgewijze, of van jaar tot jaar, voor de strafgevangenissen en zonder uitzondering voor de huizen van arrest en justitie, terwijl de huizen van arrest in 1843 het hoogste cijfer (445) bereikten; hierop volgden 1842 middelbaar met 437, 1837 met 420, 1845 met 409. Wat de gezondheids toestand der strafgevangenissen betreft, zoo is, in een tienjarig tijdverloop, het aantal sterfgevallen juist verdubbeld: 1836, 73 (64 mans en 9 vrouwen); 1845, 144 (126 in. en 18 vr.). Het ongunstigst was de verhouding in de huizen van arrest en justitie. De tabellen leeren ons, dat het aantal zieken 642 in 1837, in 1844 reeds lot 1650 was ge klommen terwijl het aantal sterfgevallen 6 bedroeg in 1837, 21 in 1844. Deze treurige uitkomsten toonen aandat het leven en de gezondheid der gevangenen het meest in onze dompige en bouwvallige huizen van arrest en justitie bedreigd wordt. Slechts in vier provinciën, Zeeland, Overijsel, Limburg, Vriesland is het aan tal jaarlijks uitgesproken straf-arresten en strafvonnissen afgenomen, in 7 daar entegen, en wel het sterkst in Drenthe, Utrecht en Noord-Braband, (in welke drie provinciën dit aantal meer dan verdubbeld is) meer of min toegenomen. De misdrijven worden in de tabellen ingedeeld in die tegen de algemeene zaken, tegen bijzondere personen, tegen de eigendommen en wegens militaire misdrijven. Onder de misdrijven, in de eerste rubriek geplaatst, zijn landloo- perij en bedelarij, in 1837 een getal 213, in 1844 van 900, in 1845 van 1302 en in 1846 van 2137 opleverendehet meest toegenomen. Hierop volgen vervaardiging van valsche munt en geldsnoeijerij en valschhcid in ge schriften. Moord, doodslag, bedreigingen, hoon en laster zijn in de tweede rubriek de misdrijven die de ongunstigste verhouding opleveren. Ook is het getal verwondingen vrij sterk toegenomen: De diefstallen spelen de hoofdrol in de derde rubriek; het getal der veroordeelden wegens dit misdrijf in onze gevangenissen opgesloten hedroeg in het geheel in 1837 3396, in 1844 4408; eene vermeerdering van 1014, in een tijdsverloop van slechts 7 jaren. Voeg hierbij de vermeerdering der veroordeelden wegens bedelarij en landloopcrij en, zonder nog philantroop te zijn, zal rncn een meewarig oog op deu trcuri- genstoffelijken en zedelijken toestand onzer lagere volksklasse moeten werpen en erkennen moetendat de onderste lagen der maatschappij door gebrek en zedenbederf van dag tot dag meer ondermijnd worden. Veel heeft de natie zich zelve te wijten. Wij waren naarstig en werk zaam wij muntten uit door orde en spaarzaamheidhebben eertijds door eendragt magt verkregen. Doch dezelfde onpartijdigheid gebiedt ons te beken nen, dat de Regering zelve die neiging sinds 1813 steeds heeft in de hand gewerkt. De handel werd aan handen gelegd door de zoogenaamde bescher mende, anders gezegd den handel sloopende, wetten, de bete broods van den nijveren ambachtsman moest tot vroeger ongehoorde prijzen ter verrijking van grondbezitters worden opgevoerd, het geheele belastingstelsel werd zoo ingerigt, dat het op de lagere volksklasse op de mondbehoeften het zwaarst bleef druk ken. Aan het belasten der gegoeden, ontheffen der behoeftigen, schijnt bij ons nog weinig gedacht te worden. De kinderen der lagere volksklassen leeren wel is waar als automaten lezen, schrijven en rekenen; zij ontvangen echter geene zedelijke, geene praktische opvoeding. Onze karig bezoldigde schoolonderwijzers laten veel te wenschen over. Industriescholen voor den ambachtsman, landbouwscholen voor den toekomstigen landman zijn hij ons nog niet in de mode. De verwaarloosde jeugd groeit nog steeds verwilderd op en wordt aan zich zelve overgelaten. Het zijn vooral deze puntendie wij aan de tecdcre zorg der Regering en van lien die het met het Vaderland wel meenenvermeenden te moeten aanbevelen. Dat zij behartiging verdienen, zullen naar ik vertrouw de slot sommen hebben bewezenuit de statistiek der bevolking van onze gevangenis sen getrokken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1847 | | pagina 3