LEYDSCHE
COURANT.
1847.
VRIJDAG, 26 MAART.
N°. 37®!
BINNENLANDSCHE BEBTGTEN.
De Courant wordt MaandagWoensdag en
Vrijdag uitgegevenDie van Maandag komt
uit Zaturdag avond.
t,
Do Prijs der Courant is ƒ13 in het jaar;
de afzonderlijke nommcrs worden tegen 10
Centen afgegeven.
LEYDEN, 25 Maart.
De buitengewone trein die Dingsdag nacht, uithoofde van de koflij-veiling
der Handelmaatschappij te Amsterdam, 's nachts ten half twaalf van 'sGra-
venhage vertrok, heeft den togt in 1 uur en 10 minuten volbragt, die
anders met het oponthoud 2 uren vercischt.
De Rotterdamse he Courant zegt, dat het door den Ulrechtschen
Avondpost medegedeeld berigt, dat Ds. Oosterzee als Hofprediker zou optreden
voor Ds. Dcrmout, geheel ongegrond is.
Van alle kanten ontvangen wij berigten van den overvloed van levensmid
delen die voorhanden is en nog uit Ruslanden N.-Amerika verwacht wordt.
Het Fransche gouvernement heeft 100,000 vaten meel in de Yereenigde Staten
doen koopen waarvan de helft reeds verzonden was. Te Amsterdam is dezer
dagen een zolder met ongeveer 40 lasten rogge tegen hoogen prijs verkocht
welke voorraad aldaar 50 jaren [vijftig! vijf?] had gelegen. Ten gevolge
van den voorraad en den ophanden zijnde aanvoer van levensmiddelen, zijn de
prijzen der granen overal vallende. Gisteren is op de beurs te Amsterdam
de rogge ongeveer 50 minder per last verkocht. UtrCour.)
Te Nieuwkoop zal op Dingsdag den 6llcn April 1847, des voormiddags
ten 11 ure, worden aanbesteed: het bouwen van een nieuw School-Locaal
met het in cenen besten staat onderhouden van hetzelve, tot den 31st™ De
cember 1854.
's GRAVENHAGE24 Maart.
Door Z. M. is aan de Heeren J. G. H. Rombouts c. s.vergunning verleend
tot het te Amsterdam oprigten van een wetenschappelijk genootschap, onder
den naam van Nederlandsche Entomologische Vereeniging.
In de Zitting van de Tweede Kamer van heden is ingekomen een Wets
ontwerp tot verlenging van den termijn voor de intrekking der muntbilletten
bestaande uit het volgende eenig artikel
De uiterlijke termijn hij het laatste gedeelte van art. 3 der Wet van den
13dcn December 1845, nopens de inwisseling der nog in omloop zijnde Pro
vinciale en Generaliteits-munten, vastgesteld voor de intrekking der volgens
die Wet uitgegeven muntbilletten wordt met één jaar verlengd en bepaald
op den laatsten December 1848.
De Memorie van Tocdichling bevat hoofdzakelijk het volgende:
Bij het ontwerp van Wet tot overbrenging op de begroeting van 1847, van
het ongebruikte gedeelte der soin op de begrooting van 1846 uitgetrokken
voor de kosten van het Muntwezen, is deswege opening gegeven, zooveel de
vermunting aanbelangt tot het einde van 1846, en de intrekking van oude
zilveren munten tot den 1st™ dezer.
Het bedrag dier laatste is niet minder dan 59,282 821welke som eenig-
zins vermeerderen zal door reeds ingewisselde munten, terwijl nog zijn in te
trekken de gerande Z. rijksdaalders en derzei ver onderdeden en voorts de oude
schellingen en zcslhalvcn.
De ingetrokken oude munten bereiken reeds nagenoeg het cijfer, waarop
men voor het geheel gerekend had, en ofschoon de ondervinding geleerd heeft
hoe bezwaarlijk dergelijke berekeningen zijn, mag men de raming van de nog
in te trekken oude munten op niet minder dan 27,000,000 stellen.
Er zijn 20,647,645 nieuwe munten in omloop gehragt of nog niet een
vierde van het nominaal bedrag der nu berekende hoeveelheid oude munten,
en er is voorts door de uitgifte van dertig millioen muntbilletten, in zoover
als die som daartoe strekken kon, in de geldsomloop voorzien.
De aanmunting die steeds zooveel doenlijk wordt uitgebreiden in Februarij
bij het alleen munten van 2* gulden-stukken, tot ruim 2] millioen is ge
bragt, kan verder, als ook guldens en derzelver onderdeelen moeten worden
aangemunt, voorzeker niet zooveel opleveren om al de muntbilletten in te
.trekken binnen den bepaalden termijn van 31 December 1847.
Hoewel de Regering de muntbilletten zal doen verminderen of zelfs uit den
omloop wegnemen zoodra de voorraad van nieuw geld dit zal toelaten, is het
onvermijdbaar voorgekomen den termijn tot de geheele intrekking te moeten
stellen uiterlijk op 31 December 1848, als zijnde dat tijdsverloop thans nog
noodig geacht tot vervaardiging van al de nieuwe muntspeciën tot intrek
king der muntbilletten vereischt.
Met diep leedwezen melden wij, dat de verdienstvolle tooneelspeelster
Mevr. Naret Koning, heden morgen aan de gevolgen eener smartelijke onge
steldheid overleden is. Hoezeer nog slechts zeer kort aan den Schouwburg
verbonden, was de thans betreurde tooneelkunstenares bij ons publiek zeer
bemind. Haar alstcrvcn zal voorzeker ook te Amsterdam, waar zij zoo lang
het sieraad van het stads-tooneel was, met leedwezen worden vernomen. De
kunst lijdt door baar overlijden een gevoelig en mocijelijk te herstellen verlies;
hare kinderen beweenen in haar ccne voorbeeldige moeder.
Nog vernemen wij dat de verdienstelijke tooneelkunstenares Mevr. Sloo-
pendaal sedert eenige daoen aan eene vrij ernstige ongesteldheid lijdt, ten
gevolge waarvan deze tooneelkunstenares weüigt nog gedurende geruimen
tijd zal worden verhinderd in eenige rol op te treden.
Ook zou de als tooneelkunstenaar en dichter hoogst verdienstelijke Heer
M. Westerman, thans mede-Directeur van den Stads-Schouw burg te Amster
dam, bet voornemen hebben, eerlang een afscheids-voorstelling te geven,
zoodat bet publiek nog eens in de gelegenheid zal worden gesteld, den grijzen
kunstenaar te zien optreden. Met geestdrift wordt deze voorstelling te gemoet
gezien.
ROTTERDAM, 24 Maart.
Door een groot aantal aanzienlijke ingezetenen dezer stad is het volgende
verzoekschrift ingediend aan de Heeren Burgemeester, Wethouders en Kaden
der stad Rotterdam:
De ondergeteekenden, allen ingezetenen dezer stad, bewogen door het lot
hunner arme stadgenootenhebben sedert eenen geruimen tijd met leedwezen
gezien, het heffen van belastingen op eerste levensbehoeften, welke dezelve
aanzienlijk verduren, en het gebruik van eene derzeive, met name vleesch
voor het grootste gedeelte der min bemiddelde klasse geheel verbiedt.
Deze stand van zaken, sedert Jang reeds zeer bezwarend, is in de tegen
woordige omstandigheden zeer drukkend zoo niet ondragelijk geworden.
Getuige dan ook het toenemend getal dergenen welke hunnen toevlugt tot
onderstand moeten nemen zoo van stedelijke geldenals van kerkelijke en
bijzondere liefdadigheid.
Dit bewijst dan ook duidelijkdat een goed gedeelte der bovengemelde hef
fing aan den anderen kant verloren gaat, door ouderstand aan armoede, voor
een goed gedeelte door diezelfde helling veroorzaakt.
De ondergeteekenden merken ook nog aan, dat een aanmerkelijk gedeclLe
der helling op de bedoelde middelen verloren gaat, zoo door sluikhandel als
door perceptiekosten, hetgeen zij zonder grootspraak op 20 pCt. vermeenen
te mogen stellen.
Zij nemen dan ook de vrijheid u Hoog Edel Achtb. te verzoeken, de ver
schillende imposten van stadswege geheven op: liet gemaalhet geslagtbo
ter, turften spoedigste te doen afschaffen, en te doen vervangen door eene
verbooging of verdubbeling, zoo veel malen als zulks noodig is, op de thans
geheven wordende belastingonder den naam van klap- lantaarn- en brand-
wachtgelden.
Dat dit middel het voordeel oplevert van bijna aan geene perceptie-kosten
onderhevig te zijn, ten minste niet merkbaar meer, dan die welke het mid
del thans kost.
Dat het alle ontduiking onmogelijk maakt en dat het de openbare lasten
van de armen tot de meer gegoede klasse overbrengt.
De goede gezindheid van dat armere gedeelte der burgerij, in de laatste
tijden zoo treffend buiten die van andere steden aan den dag gelegd, bare ge
latenheid in de benarde omstandigheden, welke haar in de twee laatste jaren
gedrukt hebben, maken haar dan ook ten volle waardig, dat hare belangen
worden voorgestaanen het zij den ondergeteekenden vergund u Hoog Edel
Achtb. te doen opmerken dat i iets geschikter zoude zijnom deze zoo wen-
schelijke gezindheid der burgerij te bewaren en te versterken, dan de voor
stelde maatregel.
Verder drukken de ondergeteekenden nog den wensch uit, dat de uitgaven
der stad tot de hoogst onmisbare en nuttige worden beperkt, en dat het daar-
stellen van publieke gebouwen worde bepaald tot diegeschikt om de alge-
meene welvaart of de publieke gezondheid te bevorderen, en derhalve leiden
tot vermindering van armoede. Volgen de onderteeheningen.)