LEYDSGHE COURANT. N*. 19. \l VRIJDAG12 FEBRIJARTJ. BmVENLANDSCHE BER1GÏEN. /,f- en JJe Courant wordt MaandagWoensda Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt uit Zaturdag avond De Prijs der Courant is f 12 in het jaar; de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. LEYÜEN, 11 Fehruarij. Men vemeeml dat het verzoek om era!iedoor eenige Boekhandelaren ten behoeve van den Heer van Hulst ingediend, door Z. M. is gewezen van de hand. De Uitgever dezer Courant, is, als drukker van de Verhandelingen over de ISatuurlijke Geschiedenis der Piederlandsche Overzeesche Bezittingen door de leden der Natuurkundige Commissie in Oost-Indië en andere Schrijversafdeeling Land- en Volkenkundeop de in het Handelsblad van gisteren gedane vraag, ten opzigte de vertraging, welke de uitgave der laatste afleveringen van dat werk ondervindt, in staat gesteld te antwoor den, dat die vertraging alleen is te weeg gehragt door de groote uitvoerig heid van den tekst. Tot narigt en geruststelling van den onbekenden vrager en alle andere belanghebbenden moge inmiddels strekken, dat aan hen den uitgeveren hoogst vleijend ongeduld, weldra zal worden voldaan, door ecne spoedige uitgave van de laatste aflevering Land- en Volkenkundewelke thans ter perse is en met dien spoed wordt voortgezet, die het belang des works veroorlooft. De Kerkvoogden der Hervormde Gemeente van Nieuw-Lekkerkerk zullen op Woensdag 24 Februarij aldaar aanbesteden: bet afbreken cn opruimen van bet tbans aanwezig Kerkgebouw, en liet bouwen eener nieuwe Kerk en Kerkeraads-kamcr inet de leverantie van al de daartoe benoodigde bouwstoffen. De Amsterdamsche Courant bevat de volgende juiste opmerkingen, omtrent bet verschil tussclien de graanwet cn de belasting op bet gemaal sliet is geenszins onverwacht, dat de voorstanders der graanwetten pogin gen aanwenden, om het vraagpunt in geschil op een ander terrein over te brengen. sLaat ons de graanwet, roepen zij uit, maar verminder of bef op. de belastingen op bet gemaal cn op bet geslagt. Deze zijn bet, die bet brood en de levensmiddelen duur maken. Wat er gezegd wordt van bet, door duurder middelen van bestaan, verhoogen der dagloonen en het daar door bezwaarlijk vinden van de mededinging onzer nijverheid met vreemden geldt niet van graanwetten, die bij hoogc graanprijzen geene verhooging op leveren, maar bet geldt van die in ons Vaderland zoo drukkende belasting op bet geniaal, en deze heffe men op, niet die." »Of ons aecijnsstelsel zoo zal kunnen blijven als liet is, mag men betwij. felen. Dat in een goed belastingstelsel indirecte en veel consumtive belas tingen bebooren naast directe, is door staatshuishoudkundige schrijvers lang aangetoond, cn door de ervaring der volken bevestigd. Men zou echter gereedelijk kunnen erkennen dat de belasting op liet gemaal herziening en wijziging vorderde, zonder dat hieruit liet geringste ten voordeele der graan wetten zou kunnen worden afgeleid, en dit willen wij in weinige woorden trachten te doen zien. sDat in ons Vaderland hooge zware belastingen, ten behoeve der schatkist moeten worden opgehragt, is een ramp, is een onheil. Dat die staatslasten nog aanmerkelijk vermeerderd worden, door de lasten die boven cn behalve dat alles, ten dienste van provinciën, steden of gemeenten moeten worden gedragen, is bovendien een treurig feit, wat in ons land niet kan ontkend worden. sWaar ligt daarvan de hoofdoorzaak? In de ligtvaardigheidwaarmede men vroeger staatsschulden lot eene ongehoorde mate beeft aangegaan waar van de renten moeten voldaan worden, omdat een ieder, en dus ook een staat vcrpligt is, aan zijne wettig aangegane verbindtenisscn te volden. Zie daar, waartoe rnede belastingen strekken moeten die op het gemaal en zoo vele andere daaronder. Hetgeen door de Natie ten gevolge van graan wetten wordt opgebragtis van eene geheel andere strekking. Eigenlijk heelt dat met eene belasting alleen dit gemeen, dat liet door de ingezetenen wordt betaaldverder niet. Wat als belasting wordt opgebragt, beeft ten minste dit ten gevolge, dat liet dient om de staatslasten te helpen dragen; wat de graanwetten aan de ingezetenen kosten, dient daartoe niet, bet gaat van de verbruikers over in liet bezit der grondeigenaars en graaribouwers. Het is een last ten nadeele der verbruikers, dal is, der gehcele natie, ten voordeele van de zoo even genoemde klasse. De natie, reeds zoo zwaar be last, moet dan, ten gevolge van graanwetten nog meer lasten dragen, niet om in de staalsbehoeftcn te voorzien, maar om een bijzonder voordeel aan eene bepaalde klasse van ingezetenen te verzekeren. Wanneer dit alles zoo is, geldt dan wel bet zeggen, wat wij vernemen, dat men in onderscheiden verzoekschriften, aan de Staten-Generaal aan te bic den, schijnt op den voorgrond te stellen? De belasting op bet gemaal enz., is veel grooter kwaad, dan de onbeduidende graanwet, bef dien op, gij kunt dan veilig deze laten bestaan. Neen, die redenering is valsch hetgeen aan de belasting op bet gemaal wordt ontnomen, zal op eene andere wijze beboo ren te worden aangevuld. Het zal eene verplaatsing van belasting zijn, daar deze wet tot bet dragen der staatslasten noodig is, wat de graanwetten voor deel aan de grondeigenaren en graanbouwers opleveren, (en dit moet wel aanzienlijk zijn, of zij zouden daarin niet zoo hoog belang stellen) zal bij opheffing der graanwetten niet meer door de Natie behoeven betaald te wor den. liet zal verblijven in liet bezit, in den zak van de verbruikers, die zelvcn bel wel goed zullen weten te besteden. Geene vergelijking dus tris- sclien den last, dien graanwetten opleggen, ten voordeele van eene bepaalde klasse van ingezetenen, en tussclien belastingen, die ten behoeve van bet algemeen moeien gedragen worden. Geen verband, in dit opzigt, tussclien graanwet en belasting op bet gemaal." •sG 11A VEN IIA GE, 11 Februarij. Bij Zr. M'. besluit zijn benoemd tot Raadshccren in het Prov. Geregtsliof in Utrecht, Mp. J. F. Baron van Recde van Oulsboorn, thans Regter in de Arr.-Rcgtbank te Utrecht, en Jhr. Mr. J. C. Kosch van Drakeslein, thans Subst.-Olïieier bij de Arr.-Rogtbank te Amersfoort; Rij de Tweede Kamer is ingekomen een ontwerp van wel, tot regeling der ontvangsten cn uitgaven van het Pensioenfonds voor burgerlijke ambtena ren, over de tweede helft van bet jaar 1846, bepalende dat de uitgaven van het fonds over genoemd tijdperk worden vastgesteld op ƒ4,400, te weten: a. Tractementen van den Secretaris, de ambtenaren en den bode van deri raad van bestuur ƒ3,950. h. bureaubehoeften 150. c. drukwerk 100. d. Pensioenen memorie, e. Aankoop van inschrijvingen op een der grootboe ken van nationale schuld memorie, Onvoorziene uitgaven 200. Tot dekking der uitgaven worden aangewezen, de bijdragen bij art. 33 der wet van den 9(len Mei 1846 aan bet fonds toegekend. Nog ingekomen een ontwerp van wet tot regeling der ontvangsten en uitga ven van het Pensioenfonds voor burgerlijke ambtenaren, over 1847, waarbij De uitgaven van bet Pensioenfonds voor Burgerlijke Ambtenaren over liet jaar 1847 worden vastgesteld op ƒ9,800, te weten a. Traclcincnten van den Secretaris, de ambtenaren cn den bode van den raad van bestuur ƒ7.900.00. h. Bureaubehoeften ƒ400.00. c. Drukwerk ƒ300.00. d. Pensioenen memorie, e. Aankoop van inschrijvingen op een der Grootboeken der Nationale Schuld memorie, Onvoorziene uitgaven ƒ1,200.00. Totaal ƒ9,800.00. Tot di kking der uitgaven worden aangewezen de bijdragenbij art. 33 der wel van den 9,|c" Mei, aan bet fonds toegekend. De ontwerpen zijn verzeld van eene Memorie van Toelichting, ten betoogc dat de ondervinding alleen over den omvarg van liet werk en de noodigc middelen met genoegzame juistheid kan doen oordéelen. En het is in af wachting daarvan, meer eigenaardig voorgekomen, in plaats van den post voor tractementen te verhoogen, over de beide tijdvakken een' afzonderlijken post voor onvoorziene uitgaven te brengen, die over het jaar 1847 uit den aard der zaak aanzienlijker moest zijn, omdat verreweg het grootste gedeelte van den arbeid aan bet aanleggen der registers verbondeneerst in den aan vang van dat jaar zal kunnen plaats hebben. Eindelijk zijn de beide posten van uitgaaf voor p-nsioenen en voor aankoop voor inschrijvingen voor memorie gebragt, aangezien, wat de pensioenen be treft deze gedurende de eerste jaren van bet bestaan van liet fonds niet dan in hoogst zeldzame gevallen te verleenen zullen zijn, en wat de inschrijving aangaat, de aankoop daarvan vooreerst niet te voorzien is. Terwijl de raming van de vermoedelijke opbrengst der inkomsten van bet fonds, zoo kort. na deszeli's instelling, niet dan een zeer onzokeren grondslag zou kunnen vinden in de kennis die liet verledene aan de hand geeft, en alzoo voor alsnog buiten alle grondige berekeningen ligt, wordt aan den zin van art. 38 der aangehaalde wet zooveel mogelijk voldaan door de in de beide ont werpen opgenomen bepaling, dat de aan liet fonds toegekende bijdragen zullen aangewend worden tot dekking der voorgestelde uitgaven. Voorts zijn bij de Kamer ter overweging aangeboden 31 stuks ontwerpen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1847 | | pagina 1