BUITEJNLAJNDSCHE BERIGTEIN. UTRECHT, 3 February. In ite buitengewone vergadering der Prov. Stalen is verkozen tot Lid der Gedep. Statenin plaats van wijlen den Heer v. Beusichem v. Harmeiende Heer Mr. W. G. Story v. BloklandBurgemeester van Yssclstcin. Voorts is ter vervulling van de beide Raadsheerplaatscn in bet Hof alhier gemaakt het vol gende drietal voor wijlen den Heer van der Voortde Heeren Mr. J. F. Baron van Reede van Oudshoorn lid van de Arrond.-Regtbank alhier, Mr. J. Ras, President van die Regtbank, en JIr. J. J. Hinlopen, Lid van de Arrondtsse- ments Regtbank te Amersfoort; en voor wijlen den Heer Roijaardsde Hee ren Mp. G. U. Schluiter, regter Plaatsvervanger, Mr. J. G. Bosch van Drake- steinSubstituut-Offie,ier van Justitie bij de Arrondissements-Reglbank te Amersfoorten Mr. T. T. van der BrugghenKanton-liegt er te Loenen. NIJKERK op de Veluwe, 3 Februarij. De bedelarij gesterkt door honderden die tot het uitoefenen van dit be drijf uit het naburige Veen herwaarts overkwamenwas in de laatste jaren hier zoo zeer toegenomen en zoo hinderlijk gewordendat eenige achtings waardige ingezetenen eindelijk het besluit namen, de gezamenlijke notabelen op te roepen tol het beramen van middelen, om te beproeven paal en perk daaraan te stellen ten gevolge hiervan werd er eene Commissie van 8 leden benoemdtot het doen voorafgaan eener collecte in de stad en derzelver bui tenwijken, en deze inzameling een bedrag van bijna 4,500 hebbende op- gebragt, zoo zijn daarna alle bedelaars opgenomen, en na gedaan onderzoek, naar gelang hunner meerdere of mindere behoefte, in 4 klassen verdeeld. Reeds den 23stcn 11. heeft er eene eerste bedeeling plaats gehad, door middel van kaartjes, waarop voor een zeker geldelijk bedrag eetwaren bij eenen be paalden winkelier konden worden gehaalden voorts is de Commissie thans bezig met het verschaften van werk aan hen die tot werken in staat zijn, en zal dit wel het hoofddoel barer werkzaamheden uitmaken. 1VEST-ISBIE. SURINAME, 2 Januarij. De 18(Ien November was een plcgtige dag voor Groningens bevolking. Uit Paramaribo waren de Wel-Eerw. Heeren D°. Roelolsz, D". Moes en de Propo nent Boekhoudtbenevens leden van den Kerkeraad der Hervormde gemeente en andere aanzienlijken naar Groningen gekomen om dien dag vóór te gaan en plegtigheid bij te zetten. Des morgens werd de bestuurder der Europesche kolonisatie, de Wel-Eerw. Zeer Gel. Heer A. van den Rrandhof Ez., als Herder en Leeraar dezer nieuwe gemeente, door den Wel-Eerw. Zeer Gel. Heer Roelofsz bevestigd naar aan leiding van II Tim. 2 vs. G De landman als hij arbeidt, moet alzoo eerst de vruchten genietenen 's namiddags deed de geachte Leeraar A. van den Brandhof zijne intrede, wijdde kerk- en schoolgebouw den Aller hoogste cn Zijne dienst toe, en gedacht zijne 25-jarige Evangelie-bediening met de woorden uit Psalm XXXIV: vs. 9: Smaakt en ziet dat de Heer goed is." Toepasselijk en indrukwekkend waren de woorden, die van den lieden eerstmaal beklommen kansel tot de nieuwe gemeente werden gerigt en zij getuigden van het gewigt, dat beide Leeraars aan hunne opgelegde taak hechtten. Bij besluit van Z. M. den Koning, van 29 September 11.. is de Heer Hendrik Rudolph Wichers, waarnemend Zendeling bij de Proteslantsche ge meente aan de Nickerie, benoemd geworden tot Prediker, onder het kerkelijk ressort der kolonie Suriname, met bepaling dat hij in het Neder-district Nic kerie zal werkzaam blijven. Met evenveel verbazing als droefheid zegt de Amsterdamsche Courantwaaruit wij deze Surinaamsche berigtcn ontlcenen, zal het vol gende gelezen worden door ieder, die belang stelt in den bloei der kolonie, en die van de ernstige, standvastige, welgemeende pogingen van eenen in deze kolonie beminden bestuurder, eene herleving van dien bloei durfde hopen Paramaribo 28 December. «Met innig leedwezen deelen wij onze lezers mede, dat, ten gevolge van daaromtrent bij het bestuur ontvangen last van het Ministerie van Koloniën de werkzaamheden aan het nieuwe kanaal moeten worden gestaakt. Wij betreuren dit voor het groot aantal arbeiders, dat nu, van werk en verdien sten beroofdaan zich zeiven ten prooi en gebrek wordt overgegeven. Wij betreuren het voor het welzijn dezer volkplantiugdaar nu de hoop is ver dwenen om van die zijde de gezonkene welvaart op te beuren. Wij beschouwden den aanleg van het nieuwe kanaal als een kiem ter ontwikkeling van de weldadigste gevolgen voor het welzijn dezer kolonie wij zagen denzelven aan als een zaadhetwelkdoor ijver cn beleid opge kweekt, eenen boom konde opleveren, welks vruchten het verkwikkendst genot voor dit en het volgend geslacht konden verschaften. Wij vestigden in dezelven ons vertrouwen voor de toekomst, en meenden veeleer de vernie tiging van ons aanwezen te kunnen verwachten dan de afkeuring van een werkwaaraan de voordeeligste uitzigten voor de welvaart dezer kolonie op het naauwst verwant zijn. Wij willen echter den moed niet geheel laten zinken; wij willen hopen dat het Ministerie van Koloniën, door het bestuur nader onderrigt omtrent het doelmatige der onderneming en overtuigd ge worden van het wezentlijk nuttige der zaakgeene zwarigheid zal maken om het genomen besluit in te trekken. »Wij houden ons ook overtuigd, dat Z. Iïxc. de Gouverneur geenszins zich zal laten ter nederslaan door eene gebeurtenis, die zijne aangevangene werk zaamheden wel schorst doch niet vernietigt. «Zijn wil, om het belang van Suriname en hare bevolking te bevorderen, verlicze zijne kracht niet; zijne standvastigheid boude zich, ook hij het tref fende der teleurstelling, staande; en, met het oog gevestigd op zijne gewig- tige roeping om het welzijn dezer volkplanting te bevorderenbeproeve hij al het mogelijke om het edele doel voor de toekomst te doen gelukken en wij vleijen ons dat zijne pogingen niet zonder vrucht zullen blijven." De Resolutie van den Gouverneur der Kolonie Suriname behelst dat de Minister van Koloniën, bij Missive van den 23 October jl.geheim, bevolen heeft de werkzaamheden aan het kanaal zonder uitstel te stakendat de Gou verneur, rijpelijk hebbende nagedacht over de middelenwaardoor die last zoo onschadelijk mogelijk uit te voeren zou zijn, aan de arbeiders aan dat ka naal en daaraangrenzende gronden gelegenheid zal geven, om op den 4dcn Ja nuarij 1847 e. k. weder werkzaam te kunnen zijn aan de verdere ontginning der langs het thans gedolven eind des kanaals liggende gronden, buiten be zwaar van eenige publieke kas, en wel aanvankelijk gedurende drie of vier dagen in de week, al naar gelang de daartoe vereischte geldmiddelen bijeen- gebragt zullen worden; geschiedende zulks bepaaldelijk, om hen in hunne behoeften te gemoet te komen. Dat aan iederen der 20 ploegen mannelijke arbeiders van 10 ieder, eene bepaalde oppervlakte lands zal worden aangewe zen, om voor zich zeiven te bearbeiden. Dat ieder ploeg gedurende 3 jaren in het vrije en koslelooze bezit zal blijven van zulk een grond. Dat ieder, die tusschentijds vrijwillig zijne huurdienst verlaat, of wegens berispelijk ge drag of traagheid ontslagen wordt, alle aanspraak op zijn aandeel in het vruchtgebruik van den grond verliest. Dat na verloop van drie jaren een erf pacht op die landen zal worden gesteld, die de som van 10 gulden per akker of 1 gulden per vierkante ketting niet zal overschrijden, en volgens verdei e gemaakte bepalingen in bezit gegeven. Nog onlleenen wij de volgende zinsneden uit een particulieren brief over dit onderwerp in de Amst. Cour. van gisteren medegedeeld. Paramaribo, 28 December 1846. »Kapt. Topper bragt ons dezer dagen de droevige tijding aan van het afkeu ren der handelingen van onzen Gouverneur door den Minister van Koloniën, aangaande het graven van een kanaal naar Kwatt cn verder. Diep leedwezen gevoelt elk der genen, die belang stellen in de welvaart dezer volkplanting, over het gebeurde. «Indien de Minister goed nagedacht had, zoude er geene al-, maar deszelfs goedkeuring voorzeker over deze onderneming opgevolgd zijn de goede bedoe lingen van den Gouverneur zouden ondersteund zijn geworden; d^ch helaas! de verpligting van zelfs tot hqt geringste toe, de goed- of afkeuring van den Minister eerst te moeten inwinnen, voor dat de Gouverneur iets voor d(ze volkplanting durft ondernemen, ziet inen, doelde beste oogmerken teniet gaan en onberekenbare nadeelen vloeijen hieruit van zelf voort. «En waarom is het plan van den Gouverneur verworpen? Omdat de Mi nister geene raming der kosten ontvangen had Oppervlakkig beschouwd is die reden niet ongegrond maar wanneer men bedenkt en acht wil slaan op al het gebeurde omtrent deze onderneming, en waarvan een breedvoerig ver slag in de nieuwsbladen publick is gemaakt, zal elkeen kunnen beseffen, dat het toen bezwaarlijk viel, om eene juiste begrooting op te maken. »In dit bijzonder geval moest toen zonder tijdverlies gehandeld, maar niet eerst er over geschreven worden. Weinig hebben wij daarom kunnen denken, dat dit zoo goed begonnen werkeensklaps zoude ophouden. De werklieden zijn nu afgedankt300 vrije arbeiders zijn al we lerom op den ouden voet gebragt, om met moeite het loon hunner werken bij particu lieren te ontvangen, want deze kunnen, ten gevolge van den beperkten werk kring, waarin alles zich bepaalt, niet dan met vele moeite het hunne inkrijgen. «Uitgestrekte landerijen blijven wild en woest. De Europesche kolonisten aan de Saramacca blijven verstoken van eene vaart om hunne waren naar de stad te vervoeren. De planters, langs de boorden, zien hunne hoop op eene vaart naar de stad geheel verdwenen. De inwoners van dit gewest betreuren hierdoor het mislukken van onderscheidene andere bronnen van bestaan uit het aanleggen van het kanaal te wachten. «Wat zal van dit land worden? Eene reeks van jaren is men bezig met het Moederland te corresponderen. Menigvuldige verloogen zijn aan den Koning ingezondendoch alles zonder eenig gevolg. De Gouverneur heeft nu eindelijk in het belang van het algemeen gehandeld en niet eerst geschrevendit wordt hem ook euvel opgenomen. Wat moet men dan doen? Wat is het doel van het Moederlaud met deze volkplanting? «Men heeft vroeger de vrije lieden beschuldigd van niet te willen werken. Zij zijn diegenen, die door toespraak cn aanmoediging van den Gouverneur begonnen hebben te arbeiden. Men vergeet dus niet dat het geene slaven maar wel vrije menschen zijn, die zeer goed weten dat, wanneer zij het geluk niet langer mogen hebben hun brood onder dit Gouvernement te ver dienen de Brilsch West-Indische Bezittingen voor hen openstaan, werwaarts zij zich kunnen begeven en met opene armen zullen worden ontvangen, en werk genoeg tegen genot van een goed loon aldaar zullen vinden." OOSTEXRIJIi. Volgens berigten uit Krakau van den 25sten Januarij was de inlijving van dien Vrijstaat in het Oostenrijks gebied, te voren bepaald op den 29sten, drie weken uitgesteldom de nadoelen van den handel te voorkomenwelke uit die zoo spoedige inlijving zouden ontstaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1847 | | pagina 2