Fonds yan kwade posten op de grondlasten1849 166,200, 1849 ƒ106,200. Tiende Afdecling. Admin.- en Perceptie-kosten van de Indirecte Belastingen en van de kosten der Kon. Ned. Loterij en van de bewaring van bat kadaster, 1848 ƒ542,545, 1849 ƒ542,545. Elfde Afdecling. Admin.-kosten der Posterijen, 1848 469,189.821849 469,189.82). - Twaalfde Afdce- ling. Kosten \an Adinin. en Lasten der Domeinen, en van bet geldelijk be heer der groote wegen, vaarten of kanalen en veren, 1848 ƒ317,917, 1849 ƒ316,697. Dertiende Afdeeling. Pensioenen, 1848 ƒ915,000, 1849 ƒ880,000. Totaal 1848 6,302,779.0711849 6,266,559.07). Tiende Hoofdstuk. Oorlog. Eerste atdeeling. Kosten van het departe ment, 1843 ƒ179,900, 1849 179,900. Tweede Afdeeling, Tracte- menten, bureau kosten enz. van den grooten staf, de administratie van het leger, van de prov. en plaats, slaven, 1848 206.903.20, 1849 ƒ206,878. Derde Afdeeling. Tract., soldijen, enz. van de verschillende wapencorpsen benevens gratificatiën, 1848 7,370,050, 1849 7,357.800. Vierde Af deeling, Remonte, 1848 92,880, 1849 ƒ.92,880. Vijfde Afdeeling. Mi litaire aka lemie, 1848 66,200, 1849 66.200. Zesde Afdeeling. Reis kosten en vacatiën, 1848 26,000, 1849 26,000. Zevende Afdeeling. Geneeskundige dienst, 1848 520,0001849 520,000. Achtste Afdee ling. Vuur en licht in de wachten, 1848 30,000, 1849 ƒ30,000.Ne gende Atdeeling. Scheeps- en wagenvrachten en overvaartgelden enz. 1848 48.000, 1849 48,000. Tiende Afdeeling. Materieel der Artillerie, 1848 435,0001849 435,000. Elfde Afdecling. Materieel der genie. 1848 460,000, 1849 460,000. Twaalfde Afdeeling. Verschillende uitgaven, 1848 108,216.80, 1849 1 07,612.- Dertiende Afdeeling. Trac- tementen enz. van de inarechaussées1848 182,000, 1849 182,000. Veertiende Afdeeling. Overcomplete officieren, pensioenen en gagemenlen 1848 1.623.850, 1849 1.565 000.Vijftiende Afdeeling. Buitengewone uitgaven, 1848 326 000, 1849 397,700. Totaal 1848 11,675,000, 1849 11,675,000. Elfde Hoofdstuk. Koloniën. Eerste Afdeeling. Kosten van het departe ment, 1848 69.501.20, 1849 69,500. Tweede Afdeeling. Pensioenen. 1848 ƒ19.195, 1849 ƒ19,195. Totaal 1848 38,696.201849 88,695. Twaalfde Hoofdstuk. Onvoorziene behoeften. 1848 400,0001849 400,000. Hegrooting van de Middelen. Ter goedmaking van de uilgaven, begrepen in de begrooting over 1848 en 1849, zullen over elk van die jaren worden gebezigd, als: 1. De Rijks- directe en indirecte belastingen, accijnsen en regtende grondlasten ƒ9,972.000; h. personeel 5,880,000 c. patentregt 2,355,200; d. de accijnsen 19.424.220; «.registratie, zegel en successie, griffie- en hypotheek-regten 9,384-000; in-, uit- en doorvoer, granen, buiten landse!! tonnegeld watertullen, scheepvaart- en recognitie-regten en haak- of vuurgelden 4,716,000; g. waarborg op de gouden en zilveren werken 139,772.68. 2. Domeinen, wegen en vaarten 1,384,522.93. 3. Posterijen 1,330,000. 4. Loterij 400,000. 5. Jagt en yisseherij 100.000. G. De onder bovengenoemde sommen bereids berekende opcenten als a. 18 opeenten op de grondbelasting; b. 20 id. op het personeel; c. 28 id. op het patentregt; d. 48 id. op de accijnsen op de suiker, den wijn, het binnenlandsch gedisteleerd het buitenlandsch gedisteleerd benevens op het collectief zegel, daartoe hehoorendc, en op de vervoerhiljetten voor al de ac cijnsen; e. 38 id. op de accijnsen op het geslagt, het zout, de zeep, de bieren en azijncn en de steenkolen, alsmede op het collectief zegel, daartoe hehoorendc; 28 id. op den accijns op den turf, benevens op het collectief zegeldaartoe behoorendeg. 23 id. op den accijns op hot geniaal en op het collectief zegeldaartoe behoorende h. 38 id. op de regten en hoeten van registratiezegel en successiealsmede op de griffie- en hypotheek-regten i. 13 id. op de regten op den in-, uit- en doorvoer en het buitenlandsch tonnegeld; k. 13 id. op het legt van den waarborg der gouden en zilveren werken. 7. De opbrengst van te vrrkoopen goederen, verjaarde renten, winst op renten; de renten en verdere inkomsten van den Hoogen Raad van Adel; de inkomsten van het groothoek der nationale schuld die wegens uitkeeringen van België voor de uil lozing der Vlaamsche wateren, voor de vuurgelden op de Wester Schelde en voor eeri aandeel in de pensioenen aan vreemdelingen toegestaan de slerploonen voor de sleepdienst op de Waalde kortingen op wedden en belooningen van burgerlijke ambtenaren vóór 1". Julij 1846 aan gesteld het overschot der fondsen voor kwade posten op de personele belas ting en het regt van patent over 1845 en 46; buitengewone inkomsten en alle verdere toevallige haten ƒ1,710,400. 8. De onvervreemdbare rente ten laste van liet Koningrijk België 400,000. 9. Uitkeeringen uit de geldmiddelen der Overzeesche Bezittingen van den Slaat, als: Volgens art. I van de wet van 24 April 1836 (Stbl. N°. 11), groot 140,000,000, 5.600,000; b. volgens art. 4 van dezelfde wet, van een kapitaal, nog groot 22,500,000, 900,000 c. wegens renten op schulden regtstreeks geloopen hebbende ten laste van 's Rijks Overzeesche be zittingen ƒ3,300,000. 10. De sommen, in de jaren 1848 en 1849 beschikbaar zullende blijven als hel batig slot van de ontvangsten cn uitgaven der volkplantingen 4,650,000. Totaal 71,646,115.61. In de bij het wetsontwerp op de middelen gevoegde memorie van toelich ting, leest men onder anderen liet volgende: De vermeerdering van de belastbare opbrengst der gebouwde en ongebouwde eigendommen, veroorlooft om op eene verhooging'van opbrengst van 40,000, J wegens de grondbelasting te rekenen. Ten aanzien van den accijns op de suiker, is het cijfer der raming 50,000 hooger dan over 1846 en 1847 geraamd. De reden hiervan is gelegen in de wet van den lslen April 1846. De accijnsen op het geslagt, het zont, de steenkolen, de turf en het ge maal zijn alle tot een hooger bedrag geraamd, terwijl die op den wijn, liet binnen- en liet buitenlandsch gedistilleerd, de bieren en azijnen, mitsgaders op de zeep, op een minder bedrag zijn geraamd, alles in verband met de mindere opbrengst in de laatste jaren. De raming der indirecte belastingen heeft eene vermindering ondergaan. De raming van de opbrengst van de regten op den in-, uit- cn doorvoer is met 200,000 verminderd. Eene vermindering van ongeveer 90,000 aan inkomsten is ten aanzien van de gewone domeinen moeten geraamd worden. Het domein van oorlog heeft eenigzins in opbrengst gewonnen. De inkomsten der entrepots zijn 3000 minder geraamd moeten worden. De opbrengst van den arbeid in de gevangenissen ondergaat eene vermeerde ring van 3500. In de raming van de opbrengst der oclrooi-regtcn is eene niet onbelangrijke vermindering daargestcld. De renten en inkomsten van den Hoogen Raad van Adel worden alhier be houden, doch nu alleen tot de vast te berekenen som van 22 500. De inkomsten van het Grootboek der Nationale Schuld kunnen geheel op den vorigen voet geraamd worden. De winst op renten is op 100,000 verminderd. Daar nu de pensioenen overgebragt zijn op de slaatsbegrooting en in de on derscheidene hoofdstukken derzelve begrepen, worden hier onder de baten opgenomen de kortingen op wedden enz. tot eene geraamde som van ƒ340,000. Tot de regeling van het fonds van kwade posten wegens de personele be lasting en het patentregt over de vroegere jaren, zal eene wet worden voor gedragen. Volgens de voorloopig opgemaakte berekening zal het slot der koloniale ad ministratie hier te lande, hetwelk in de schatkist zou kunnen gestort worden, over 1848 bedragen eene som van ƒ14,450,000, waaruitmoeten worden goedgemaakt de uitkeeringen, wegens renten op schulden ten laste der Over zeesche Bezittingen 9,800,000. Blijft als middel tot het helpen dekken der begrooting, doch hetgeen nader zal worden geconstateerd 4,650,000. 'sGRAVENIlAGE, 20 Januarij. Bij besluit van den 26stel1 December heeft Z. M. nadere bepalingen gemaakt, omtrent de tijdelijke vrijstelling van de dienst der nationale militie van zoo danige jongelingenwelke zich bestemmen, tot den geestelijken stand bij de Hervormde of andere Protestanlsche gezindheden. Dit besluit is genomen naar aanleiding van eene mededeeling van wege de Algemeene Hervormde Synode, onder anderen het bezwaar Ie kennen gevende »dat doordien de noodipe stu diën, om zich voor te bereiden voor liet Akademisch onderwijs, sedert eenige jaren aanmerkelijk zijn uitgebreid cn moeijelijker gewordende jongelingen welke zich tot den geestelijken stand bij de Hervormde of andere Protestant- selie gezindheden bestemmen, die voorbereidende studiën veelal met overhaas ting ten einde te brengen, en niet zelden, zonder nog behoorlijk en volledig onderwezen te zijn, zelfs met gevaar om algewezen te worden, zich te vroeg onderwerpen aan het staats-examen, ingesteld bij Kon. besluit van 23 Mei 1345, alléén met het doel, om in tijds het noodige getuigschrift te verkrijgen om op I de rol der studenten aan eene Hoogeschool of Athenaeum te Amsterdam of Deventer te worden toegelaten, en dadelijk na het volbrengen van hun 18l|c jaar te kunnen inroepen het voorregt aan studenten in de godgeleerdheid toe gekend bij de wet van 18 Jan. 1817, welke overhaasting de vorming van bekwame leeraren voor gezegde gezindheden grootelijks belemmert;" heeft Z. M. herzien het beslnit van den 8stcn Julij 1818 en overwegende, dat het billijk is, dat in gezegd bezwaar worde te gernoet gekomenten einde de aanstaande geestelijken der genoemde gezindheden iri gelijke mate het bij de wet toegekende voorregt kunnen genieten, als die van alle andere gezindhe den zoo heeft Z. M. goedgevonden te bepalen: dat voortaan, doch uitslui tend voor zooveel de verpligtingen ten opzigte van de nationale militie be treft. ook als student in de godgeleerdheid hij de Hervormde en andere Pro- testantsche gezindheden zullen worden gehouden, en als zoodanig gedurende teri langste twee jaren na de inschrijving voor de nationale militie geregtigd zullen zijn tot de aan deze betrekking bij art. 94, sub ee., der wet van 8 Januarij 1817 toegekende tijdelijke vrijstelling van de dienst, de lote- lingen der zoo even gemelde gezindheden, die (ofschoon nog niet verkregen hebbende het bij art. 1 van liet besluit van 23 Mei 1845 bedoeld getuig schrift, hetwelk vereischt wordt om op de rol der studenten te worden toege laten) zieli, met het oogmerk om den geestelijken stand te omhelzen, behalve in de oude talen en letteren tevens hebben geoefend 'en nog oefenen in de Hebreeuwsche taal en letteren, en van deze oefeningen, na afgelegd examen, wat de Latijnsche en Grieksche talen aangaat, bij deri Rector van eene erkende Latijnsche school of Gymnasiumen wat de Hebreeuwsche taal betreft bij een der Moogleerarcn in de Oostersche talen en letteren kunnen doen blijken, door getuigschriften door een der voormelde Rectoren en Hoogleeraren afgegeven. Z. M. heeft benoemd ter vervulling der met 1°. Januarij ontstaande vaca turen in de provinciale collegiën van toezigt op de kerkelijke administratie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1847 | | pagina 2