LEYDSCHE
COURANT.
B1NNENLANDSCHE BERIGTEN.
De Courant wordt MaandagWoensdag en
Vrijdag uitgegeven. Die van Maandag komt MAANDAG, 14 DECEMBER.
uit Zatvrdag avond
De Prijs dor Courant is f 13 in het jaar;
de afzonderlijke nommers worden tegen 10
Centen afgegeven.
LEYDEN, 12 December.
Ingekomen van D. voor de Wed. van den Schoenmaker f 2.50.
O
Door de Godgel. Faculteit aan de Hoogeschool alhier, is eene ingekomen
Verhandeling op de door haar ui (geschrevene prijsvraag over de echtheid van
Marc. XVI. 920der bekrooning waardig gekeurd en is gebleken daarvan
schrijver te zijn de lieer F. W. B. van Bell, Candidaat in de Godgeleerdheid
aan de Hoogeschool alhier.
Wij vernemen dat er alhier even als den vorigen winter, op den 19den
Januarij een Militair Feest ten behoeve der Leydsche armen zal gegeven wor
den door de jeugdige krijgslieden van het Reserve-Bataillon van het 5,|c reg'.
Infanterie. Wij hopen dat dit feest even als vroeger denzelfden bijval mag
ondervinden.
De achttien personen welke door het Hof van Zeeland zijn ter dood
veroordeeld hebben zich tegen dat arrest in cassatie voorzien.
In onze vorige voorloopig het besluit der verlenging voor 25 jaren van
de Nederlandsche Handelmaatschappij vermeld hebbende, deelen wij nu hier
deswege eenige nadere bijzonderheden mede.
De Vergadering welke ten dien einde te Amsterdam in het gebouw van
het Collegie Zeemanshoop was bijeengekomen werd door den Voorzitter met
eene aanspraak geopend, waarin hij eerst de geschiedenis der Handelmaat
schappij van 1824 tot 1846 doorliep.
Hij toonde aan hoe de Maatschappij in vele opziglen een zegen voor Neder
land is geweesthoe niet alleen alles door haar een nieuw leven ontving
maar nieuwe bronnen van welvaart werden geopend en mildehjk vloeiden, in
weerwil der eerste jaren, waarin zij met veel tegenspoeden te kampen had;
hoe na de afscheiding van Belgiëde Maatschappij weder werd wat zij zijn
moest; dat er door haar eene overeenkomst met de Regering werd gesloten,
waarbij zij uitsluitend belast werd met de overbrengst der voortbrengselen
uit Neêrlands Indië, en waardoor de hoofdmarkt daarvan in Nederland ge
vestigd werd hoe uit dit alles eene groote levendigheid voor alle takken van
volkswelvaart volgde, terwijl de geschiedenis van de cultuur in Indië, de
noodzakelijkheid van het aanwenden van aanzienlijke kapitalen bewijsten
het nut daardoor gesticht onmiskenbaar is.
Immers werden door de Maatschappij sedert den tijd van haar bestaan rnim
830,000 scheepslasten bevracht121,000,000 aan schecpsvrachten betaald,
ƒ15,000,000 aan assurantie premiën, terwijl hare aanvoeren bestonden in
12,000,000 balen kofïij en 8,000,000 pikols suiker [een baal kolEj bevat 2
pikols en een pikol is 125 oude ffi]behalve tin en specerijen.
Sedert 1831 bijzonder was die vermeerdering in alles van beteekenis en
werden sedert ook ruim 100,000 kisten Java-indigo daaronder begrepen.
Men mogt dus dankbaar erkennendat zoo vele daadzaken het bewijs
opleveren, dat de Maatschappij aan haar doel tot verspreiding en vermeerde
ring van volkswelvaart beantwoord heelt. De President wenschte de echte deel
hebbers, die zoo vele jaren tot dit doel hadden medegewerkt, geluk met deze
bevredigende uitkomst, door hun pogen, onder den zegen des Allerhoogsten
verkregen.
In de tweede plaats hadden ook de deelhebbers groote reden van tevre
denheid over de voordeeleu van hunne kapitalen verkregen; want niet alleen
dat zij een vaste rente hadden genoten en hun gedurende 11 jaren aanzienlijke
dividenden waren uitgekeerdmaar daarenboven was de maatschappij nog in
bet bezit, buiten haar kapitaal, van een reservefonds, dat de som van
ƒ9,200,000 beliep; hetwelk mogt aangenomen worden, met de jaarlijksc.he
rente en verdere daarmede te behalen voordeelen gedurende de drie volgende
jaren van het beslaan der Maatschappij op 31 December 184950 pCt. van
het kapitaal der Maatschappij, groot f 22,000,000 dus ruim 11,500,000
te zullen bedragen.
Hierop deelde de Voorzitter het concept-besluit van den Raad der Maat
schappij mede, strekkende:
1°. Tot verlenging van den duur der Maatschappij na den 31sten December
1849 voor een tweede tijdperk van 25 jaren, en alzoo tot den 31sten Decem
ber 1874.
2°. Dat daarbij als grondslagen der overeenkomst zullen worden beschouwd,
de artikelen goedgekeurd bij Zr. Ms. besluit van 2 Mei 1831in zoo verre
die nog bestaande zullen worden bevondenmet inachtneming voorts van de
voorschriften van het Wetboek van Koophandel en wegvalling der Koninklijke
garantie.
3°. Om het kapitaal der Maatschappij te bepalen op ƒ34.500,000 zijnde
het tegenwoordige kapitaal van f 23,000,000vermeerderd met 50 ten 100
waartoe het reserve-fonds, op het tijdstip van 31 December 1849, geacht
wordt, toereikende te zullen zijn.
4°. Om aan deelhebbers welke verlangen mogtenop uit. December 1849,
hun kapitaal terug te ontvangen en over hun aandeel in het reservefonds te
beschikken, gedurende 13 weken, nader en tijdig aan te kondigen en behou
dens de bevoegdheid, om, naar gelang van omstandigheden, uitzonderingen
op dezen regel toe te laten, de gelegenheid te geven, om van dat verlangen
schriftelijk te doen blijken. Hieraan zal worden voldaan door uitkeering van
het aandeel in het reserve-fonds, na hel opmaken en sluiten der balans over
1849, op de wijze bij de artikelen van overeenkomst bepaald; en daardoor
voor die deelhebbers, alle verdere deelgeregtigheid ophoudt.
Het 5de en 6de punt loopt over de toetreding tot en regeling van het ver
nieuwde Vennootschap.
Daarbij voegde Z. Ed. tot nadere toelichtingdat het maatschappelijk ka
pitaal tot ƒ34.500,000 zoude vermeerderd worden en dus in de verhouding
van 2 tot 3 aandeelen zoodat ieder houder van 2 aandeden 3 aandeelcn a
ƒ1,000 gestempeld zoude ontvangen en ie Ier houder van een aandeel, een k
ƒ1,000 en een a ƒ500: doch dat hieruit van zelfs volgde, dat indien het
reserve-fonds op 31 Dec. 1849 meer dan ƒ11 i mill, inogt bedragen, dit meer
dere aan de houders der aandeelen zoo op naam als aan toonder zoude uitbe
taald of in het omgekeerde geval door hen bijbetaald worden.
De Maatschappij heeft voorts van de Regering de verzekering ontvangen,
dat ingeval het maatschappelijke kapitaal zoodanig werd vergrootals in ver
houding der meerdere uitbreiding van cultuur noodig was, en het reserve
fonds gevoegd bij het oorspronkelijk kapitaal niet opgevraagd werd voor 31
Dec. 1874, alsdan de Regering aan de Maatschappij verzekerde, de uitslui
tende overbrenging van hare koloniale producten, bestaande in koffij, indigo,
suiker en specerijen, om alles alhier te verkoopen benevens allo overige pro
ducten, wanneer daartoe later besloten zou worden; immers tot 31 December
1854, terwijl de Regering tot dien tijd toe, tevens genegen was, de Maat
schappij te belasten met de overbrenging naar de Koloniën van al hetgeen
haar door de Regering zoowel aan mcnschen als aan zaken uit het moederland
zou moeten toegezonden worden, benevens met de betaling van delegatiën
pensioenen en tractementen. Uit die regeling mogt men dus eene belangrijke
vermeerdering van dividend boven de tegenwoordige rente wachten. Z. Ed.
merkte op dat de waarborg des Konings voor de rente nu ophield, welke ook
ingevolge het nieuwe Wetboek van Koophandel niet meer mogt gegeven wor
den doch dat tegen dit gemis de zoo ovengenoemde overeenkomsten over-
stonden.
2 Na de redevoering gaf de Heer Staatsraad G'anneman, Commissaris des Ko-
nings, uit naam van Z. M. den wensch te kennen, tot voortduring der Maat-
I schappij, betuigende, dat de Koning als de grootste deelhebber, hem den last
I had opgedragen uit naam van Z. M. te verklaren, hier het voorbeeld te willen
geven. Waaropna nog eenige wijziging in art. 2 en 4het besluit met
algemeene stemmen, zijnde 291, vertegenwoordigende 10.868 aandeelcn, werd
aangenomen.
De TijdNoord-HollatidscJie Courantbeweert in deszelfs nommer
van den lslen dezer eenen brief uit Batavia ontvangen te hebben, waarin het
volgende voorkomt:
»In het tractaat, na den oorlog, met Dipo Negoro gesloten, staat letter
lijk als volgt: »»Ook verbindt zich het Nederlandsche gouvernement pleg-
tig, door alle middelen, die onder deszelfs bereik staan, de uitbreiding der
Christelijke godsdienst op Java tegen te werken en te belemmeren."
Driest geworden door het verachtend stilzwijgenhetwelk de Regering om
trent dat bespottelijk berigt. heeft bewaard, stapelt dat blad, in zijn nom
mer van den 8sten dezer, onzin op logentaal. Dit oordeel mag streng
schijnen, maar behoort het niet ten deel te vallen aan verdichtselen, weder
sproken door alom bekende geschiedkundige daadzaken en alzoo geene andere
bron hebbende, dan onkunde of kwade trouw?
Teen Dipo Negoro, van de meesten zijner aanhangers verlaten, in 1830