LEYDSCHE COURANT/ ie* N 139. VRIJDAG, 20 NOVEMBER. RINNENLANDSCHE BERIGTEN. 1840. De Courant wordt MaandagWoensdag cn Vrijdag uitgegeven. uit Zaterdag avond. p De Prijs dor Courant is f 13 in het jaar de afzonderlijke nommers worden tegen 10 Centen afgegeven. LEY DEN, 19 November. Het is hoogst aangenaam wanneer een onzer stadgenoot-en zich door oefening, vlijt en goed gedrag op eene hoogte heeft geplaatst, dat hij als zoodanig erkend en geacht wordt. Onbeschroomd kunnen wij znlk eene getuigenis af- leggen van den jeugdigen Pianist A. Knippenberg, die voorniaals leerling van de zooveel nut stichtende Muzijkschool alhier, thans in de volgende maand zijn eerste Concert zal gevenhetgeen wij niet twijfelen of het zal door zijn algemeen bekend talent opgeluisterd worden. Bovendien zullen zich daarop laten hooren de met lof bekende Thcrese Delhmyn voor den Zang, en de onverbeterlijke Clarinettist Faubelbeide uit 'sGravenhage. Wij twijfelen dus niet of zijn Concert zal algemeene deelneming vinden, hetgeen hem zal aanmoedigen om verder voort te gaan op de reeds zoo met roem afgelegde muzijkale loophaan, en hij alzoo door zijne stadge nooten gehuldigd worden, niet alleen als een bekwaam toonkunstenaar, maar ook als een waardig lid zijner familie. Eenige liefhebbers der Toonkunst. Dezer dagen is te 'sGravenhage bij W. P. van Stockum uitgekomen, een stukje getiteld Wenken over armen-bezoek en armen-toezigtdoor T. C. R. Huydecoper, Th. Dr. en Predikant aldaar. Wij vestigen gaarne de aandacht van het publiek op deze wenken. De Schrijver acht »cene der meest algemeene oorzaken der armoede, de ongods dienstigheid cn zedeloosheid der armen, in verhand tot het veel geven aan, maar weinig zorgen voor ben, door de gegoeden." aMeer en meer" zegt hij, astemt men daarin overeen, dat het overvloedig geven van aalmoezen de zorgeloosheid en traagheid in de hand werkten daardoor meer armoede kweekt dan weert. «Geld geven voor of aan armen is nog geen weldoen, kan somtijds kwaad doen, omdat geld in der armen hand, dikwijls zeer gevaarlijk is cn slecht besteed wordt. Zij, die het in overvloed bezitten en kwistig weggeveu brengen daardoor anderen, aan wien zij meenen wel te doen, in groote ver leiding, of stijven hen in hun kwaad, b. v. in het gebruik van sterken drank, dat, zonder de giften der rijken, door de armen nooit alzoo zou kun nen worden volgehouden als, helaas! onder ons geschiedt. Onnoemelijk veel gclds, wij moeten het erkennen, wordt jaarlijks in ons Vaderland weggewor pen alleen door het gemis van een behoorlijk toezigt. Ilct gebrek daaraan wordt meer en meer gevoeld, cn heeft reeds op verschillende plaatsen, gelijk ook in onze stad, welingerigte Patronaatschappen en Werkvercenigingen doen ontstaan. Mogt elk, die geld geeft, meer en meer erkennen, dat op hem ook de vcrpligting rust om het goed te geven, ten nutte en niet tot schade, opdat zijn geld niet ten verderve des naasten zij. Als een rentmeester Gods, die hem dat geld vertrouwde, heelt elk Christen zorgvuldig toe te zien, dat het zoo veel mogelijk wijs worde besteed. Dit zal toch wel allereerst behooren tot de rekenschap, die hij daarvan eens aan zijnen Heer heelt af te leggen. Daarom vertrouwt hij het gaarne aan zulke Collegiën, die met de armen meer van nabij bekend voor de nuttige aanwending van hetzelve op algemeene schaal, maar ook daardoor juist bij den mecslen ijveren den besten wil, toch niet dan ten deele kunnen zorgen. Ook om die reden mag hij zelf zich van die zorg niet geheel ontslagen achten, want het is veel grooter weldaad, dat men naauwkeurig toezie dat onze gift wel besteed worde, dan dat men geld geve in den blinde. Persoonlijke bemoeijing verhoogt de waarde eener gift voor den arme en voor den rijke beiden. De tegenwoordige toestand der maatschappij eischt zulk een toezigt der rijken met nadruk en roept er eiken weldenkende toe op. Zal men de armoede waarlijk te keer gaan en haar niet langer door geld in de hand werken, dan moeten er velen opstaan die over de armen met liefde waken; dan moet elk Christelijk gezinde rijke een armrn-verzorger worden, in den echten zin des woordsal ware het slechts over een tweetal huisgezinnen. Daartoe geeft het vermogendoor God ge schonken, hem regt. Dat is eene edele roeping, die de Heer hem in deze dagen wijst. Mogt Hij velen daartoe één hart cn éénen zin geven, cn de liefde van Christus velen dringen Dan kon de schoonste vereeniging tot heil der armen, ja ook tot heil der rijken, in ons midden tot stand komen." Na van ongodsdienstigheid cn werkeloosheid gesproken te hebben, komt de Schrijver tot een derde punt. liet is de onmatigheid: »Er is wclligt niets te noemen, dat meer de welvaart van (luizende gezinnen in de laatste 50 jaren ondermijnd heeftdan onmatigheid. Deze vertoont zich onder de min dere standen, bijna uitsluitend in het gebruik van den sterken drank, welke als eene dagelijks tcrugkeerende, volstrekt noodelooze uitgave, al gaat men zich daaraan niet te buiten, in een jaar zoo hoog oploopt, dat zij onmogelijk kan worden volgehouden zonder teruggang, te meer daar zij doorgaans met de jaren toeneemt. Zoo lang men zich niet vereenigt oin denzelven als volks drank af te schaden en naar zijn oorspronkelijk grondgebied, de Apotheek, terug te dringen, waartoe hij als Spiritus behoort, zoo lang ook, ik zegge het uit volle overtuiging, zal men te vergeefs arbeiden om de toenemende armoede te keer te gaan. Noem mij eene tweede zoo algemeene oorzaak van allerlei gebrek en ellende onder de lagpre standen. Men heeft het uitgere kend dat in ons kleine land, jaarlijks door bedeelden alleen, voor 2 millioc- nen guldens aan sterken drank verdronken wordt. Vijftien millioenen worden nog elk jaar onder ons daaraan uitgegeven wie zal het mij zeggen hoe veel teruggang en armoede daardoor langzamerhand ontstaat, en voor de toe komst aan ons Vaderland wordt bereid? Verbannen worde die vijand, die als een steeds dieper invretende kanker alle welvaart verteert, uit de huisge zinnen, waarover men het toezigt wenscht te houden. Het worde tot voor waarde gesteld om werk te verkrijgendat men zich van den sterken drank onthoude, zonder dat men daarom lid van de AfsehalEngs-Vereeniging be hoeft te zijn." Verder spreekt de Schrijver over spaarzaamheidzedigheid het onbestemd geven der rijken, het onmisbare hunner belangstelling; ontwikkelt dit in bijzonderheden van armen-bezoeken, lost de zwarigheden daartegen op, cn besluit met den wensch: dat men niet langer kwaad doe door ondoelmatig geld geven; dat er eene meer algemeene toenadering der rijken tot de armen ontsta, en men in zamenwerking en overeenstemming met elkander eene hetere rigting aan de weldadigheid sohenke. De Schrijver biedt deze wenken aan, om bij het menigvuldig bespreken dezer zaak te worden getoetst. Wij hopen dat velen zich deze wenken ten voordeele der Haagschc armen uitgegeven, zullen aanschaffen, en met die belangstelling ter toepassing lezen welke niet alleen het hoogst belangrijk onderwerp, maar ook de wijze van behandeling van den bekwamen Schrijver zoo zeer verdient. Gisteren is te Katwijk wederom aangekomen een hom van de Katwijk- sche Maatschappij met 90,000 bokkingen. 'sGRAVENllAGE, 19 November. Heden heeft de Commissie van de Tweede Kamer der Staten Generaal zich naar Z. M. begeven, met de lijst van drie Candidaten, Ier vervulling der betrekking van Raadsheer hij den Hoogen Raad, bestaande uil: 1". Mr. P. A. van Steenbergen, Raadsheer in hel Prov. Geregtshof van Overijssel; 2°. Mr. II. J. H. Modderman, Lid der Kamer en Kantonregter te Winschoten; en 3°. Mr. A. van de Graaff, Raadsheer in het Prov. Geregtshof in Overijssel. Dezer dagen is te Lyon, wcrw aarts hij zich tot herstel zijner gezond heid begeven had overleden de Baron J. G. A. Sirtema van Grovcstins, Ad judant der Koninklijke Paleizen, laatstelijk tevens belast geweest met de functiën van Hof-Maarschalk. Men weet dat die functien tijdens de afwezig heid van den Baron van Grovcstins werden waargenomen door den Heer L. E. Graaf van liylandt, dienstdoende Kamerheer en Referendaris hij het Kabinet des Konings. Onderscheidene dagbladen hebben dezer dagenuit den Kaleidoskoop het berigt overgenomenals zouden de personen van Mceter en van Goreum in eenige betrekking geplaatst zijn op Zr. Ms. bezittingen in Silezië. Na onder zoek kan men verzekeren dat dit herigt eene volstrekte onwaarheid bevat. In het Handelsblad komt voor eene uitnoodiging tot deelneming in het vestigen van een gezelschap, ter kolonisatie voor Nederlanders in de Staten van Noord-Amerika. Tot voorloopige inlichting wordt gezegd dat het plan uitgaat van Protestanten (niet afgcscheideneu), die zich ook bij voorkeur inet hunne geloofsgenooten wenschen te vereenigen, doch Roomsch-Katholijken niet onvoorwaardelijk uitsluiten. Het doel is, om eene afzonderlijke vrije Nedcr- landsche volkplanting te vestigen, waarin elk) deelnemernaargelang van hel aangebragle kapitaal, zijn aandeel ontvangt van de te koopen landen. Het bevestigt zich dat de Wel-Eerw. Heer P. II. Scholte, Predikant en voorganger der afgescheidenen tc Utrecht, in het aanstaande voorjaar het Va-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1846 | | pagina 1