BELGIE. BRUSSEL, 25 September. Een onzer dagbladen berigt, dat Zaturdag jl. drie Ilollandsche deser teurs te Luik zijn aangekomen. Deze personen hebben verklaarddat zij zich naar Frankrijk begeven w ilden om dienst naar Algerië te nemen. Zij zullen, dien ten gevolgenaar Frankrijk worden overgebragt. ANTWERl'EN, 27 September. In het Ilollandsche kofschip Alida Aleida, zijn geladen de koperen kui pen en werktuigen voor eene suikerraffinaderij; de bestemming is Petersburg, van waar die voorwerpen naar Moskou zullen worden vervoerd. Deze werk tuigen komen van Arras (Frankrijk). STAS9S BEKI6T. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad LEYDEN brengen ter kennis van de Ingezetenendat door den Stedelijken Raad is vastgesteld de navolgende Plaatselijke Verordening of Keurewaarvan afschrift aan Gedepu teerde Stalen dezer Provincie is ingezonden: REGLEMENT op het Bukken en Verkoopen van Brood binnen de Stad Leyden. Art. 1. Er zal geen ander brood mogen worden gebakken of verkocht dan het navolgende, hel geen tevens aan de Zetting onderworpen is, te weten: 1°. Tarwebroodbeste soort. 4°. Krop uit den Zak. 2°. Franschbrood. 5°. Roggebrood. 3°. Huisbakkenbrood. Ten gerieve der Ingezetenen, welke zulks zouden mogen verkiezen, zullen ook mogen worden gebakken en verkocht Tarwebrood soorten, hekend onder de benaming van dubbel gebakken franschbroodfluitbrood en krans- brooddie rondom gekorst of dubbel gebakken zijn, en waarop geen bepaald gewigt of zetting toepasselijk is. Behalve de vermelde broodsoorten, zal ook nog mogen worden gebakken en verkocht zoogenaamd klein broodzoo als kadetientimpen en kt entenbroodbetgeen aan de bij dit Reglement be paalde zamenstellinggewigt en zetting niet onderworpen is. Art. 2. Het tarwe broodbeste soortzal zamengcsteld en gebakken worden van gehuild tarwemeel, waaruit alle afval, als zemelen, kort en grint is gebuild, zonder eenige vermenging, en voorts worden verkocht met brooden van een Nederlandsch pondvan vijf Nederlandsche oneen en van twee en een half Nederlandsche oneen. Het franschbrood zal op gelijke wijze zamengcsteld en gebakken worden als bet tarwebroodrondom gebakken zijn, en mede in brooden van het zelfde gewigt worden verkocht. Het huisbakkenbrood zal zijn zamengcsteld en gebakken van wit tarwe meelen wel zoodanig, dat van elk mud tarwe, twaalf ponden afval zullen worden uitgehuildzullende om geene reden meerder of minder afval worden uitgehuild en voorts worden verkocht met brooden van een Nederlandsch pond van vijf Nederlandsche oneen en van twee en een half Nederland- sche oneen. Het krop uil den aak zal zamengcsteld en gebakken worden van onge- build wit tarwemeel, zoo als hetzelve van den molen komt, zonder eenige vermenging, en van de beste, zuivere, gezonde en daartoe bekwame tarwe. Hetzelve zal mede worden verkocht met brooden van een Nederlandsch pond van vijf oneen en van twee en een half Nederlandsche oneen. Het roggebrood zal worden zamengcsteld en gebakken van goede, zuivere en gezonde rogge, zoo als dezelve van den molen komt, zonder eenige ver menging, en voorts worden verkocht met brooden van drie Nederlandsche pondenvan een Nederlandsch pond en vijf oneenen van zeven en een half Nederlandsche oneen. De broodbakkers zullen daartoe de rogge alleen doen breken, en dezelve niet zoo fijn mogen doen malen, dat een gedeelte bloem door builing of op eenige andere wijze, uit het meel kan worden afgescheiden, en zullen zij geen zoodanig fijn gemalen roggemeel, noch gebuild roggemeel of bloein in hunne woonhuizen, broodbakkerijen of bergplaatsen mogen inslaan of voor banden hebben. Aan de broodbakkers, die tevens koekbakkers zijn, zal hel vrijstaan zooda nig gedeelte hunner rogge fijn te doen malen, of fijn gemalen roggemeel in te slaan, als zij tot het koekbakkersbedrijf vermoedelijk behoeven, waarvan de hoeveelheid jaarlijks door Burgemeester en Wethouders zal w.orden bepaald, welke ook tusschentijds, wanneer daartoe termen bestaan, vermeerderd of verminderd zal kunnen worden. Al het bovenstaande op eene boete van vijftien tot vijf en twintig gulden onverminderd de straffen bij de algemene wetten op vervalsching van brood gesteld. Art. 3. Voor het onderwigt zal, zoo hetzelve niet rnecr bedraagt dan vier looden per pond, geene boete verbeurd zijn. Het verschil grooler wordende bevondenvan viet tot zes looden per pondzal de bakker of verkooper verbeuren eene boete van drie tot tien guldenen voor elk lood, dat het verschil grooter zal worden bevonden dan zes loodenzal de boeten met twee gulden vermeerderen zonder dat echter het gczameritlijk bedrag der boeten de som van vijftig gulden zal te boven gaan. Art. 4. De bakkers en broodslijters mogen de vastgestelde zetting-prijs niet te boven gaanop eene boete van tien gulden. Art. 5. Ten gerieve der Ingezetenen, zal ieder bakker en broodslijler ver pligt zijn om bestendig buiten zijn' winkel een kennelijk teeken van zijn be roep te plaatsenen bovendien een zw art bord op te hangenwaarop de prijzen, tegen welke hij zijne aan de zetting onderworpen broodsoorten verkoopt, duidelijk en van de straat leesbaar zullen zijn opgeteekendop eene boete, bij nalatigheid, of hiermede strijdig handelende, van tien gulden. Art. 6. Ten einde men steeds zoude kunnen weten van welke bakkerij het brood herkomstig is, zullen van Stadswege aan de belanghebbenden, ten hun nen koste, de ncodige merken in cijfers worden ter hand gesteldwaarmede de bakkers verpligt zijn van de tarwebrood-soorten alleen het gebraakte of zoogenaamde hoogbrood en roggebrood te merken. Dit teeken zal duidelijk en goed zigtbaar in het midden van bet brood moeten ingedrukt zijn, niet alleen om den bakker of verkooper te ontdekken, maar tevens om den vervaardiger te onderwerpen aan eene goede behandeling van het deeg; en zal de bakker of verkooper van het brood, hetwelk niet goed of onduidelijk gemerkt zal worden bevondenvervallen in eene boete van vijf gulden. Op straffe van gelijke boete, zullen de bakkers en broodslijters mede ver pligt zijn hunne wagens en mandenwaarmede zij het brood vervoeren of rondbrengenmet hunne namen en het cijfer hunner brooden leesbaar te merken. Aan de builen deze stad wonende bakkers, welke alhier ter stede brood wil len invoeren of verkoopen, zullen op hunne aanvrage gelijke merken in cijfers ten hunnen kosten worden verstrekt; en zal geen van de in dit Art. genoemde broodsoorten binnen deze stad mogen worden verkocht of ter verkoop aange boden, dan van zoodanig merk behoorlijk voorzien. Art. 7. De winkel van iederen bakker of broodslijter zal steeds voorzien zijn van eene schaal en de noodige gewigtenten einde, zoodra zulks door of van wege de daartoe geregtigde Ambtenarenof door de belanghebbende ver bruikers gevorderd wordt, het gewigt van het brood dadelijk zoude kunnen worden onderzochtbij nalatigheid op eene boete van vijf gulden. Art. 8. De bakker of verkooper van brood dat niet genoegzaam doorbak ken, tetsig of niet goed gaar zal worden bevonden, zal vervallen in eene boete van een tot tien gulden. Art. 9. Opdat er een aanhoudend en gestreng toezigt, omtrent het bakken en verkoopen van brood, zoude bestaan, zullen door Burgemeester en Wet houders worden aangesteld vier Broodkeurders, welke, zoo wel als de Ambte naren der Belastingenzoo dikwijls zij zulks noodig oordeclen of daartoe den last bekomen, zich bij de bakkers en broodslijters zullen hegeven, als wan neer zij met alle zorg zullen onderzoeken, of al hetgeen, wat aangaande de soort, zamenstelling, gewigt, prijs, merk en hoedanigheid van het brood bij dit Reglement is voorgeschreven, naauwkeurig wordt nagekomen; te gelijker tijd zullen zij zich bij de bakkers'monsters van den aanwezigen voorraad meel doen voorleggen, deze schouwen en zich verzekeren, of dezelve al dan niet van eene goede hoedanigheid is. Indien het meel, boe min ook, bedorven, vervalscht of vermengd is, zal de bakker vervallen in eene boete van vijf en twintig gulden. In betrekking tot het gewigt, den prijs en het merk van het brood, zullen de Ambtenaren der Stedelijke middelen de Directeur en de Commissarissen van Politie, tot het onderzoek van het brood, in de winkels of op de openbare straat zich bevindende in wagens en manden, bevoegd en gcregligd zijn, ook buiten de adsistentie der Keurmeestersterwijl het toezigt der Agenten van Politie zich alleen tot het op de openbare straat vervoerd wordende brood zal bepalen. Art. 10. Tot bevordering der weging en keuring van het brood zullen de bakkers en broodslijters verpligt zijn, op aanvrage der in het vorig artikel vermelde Keurmeesters en Ambtenarendadelijk al het gebakken en bij hen aanwezige brood in bun' winkel te brengen, op eene boete van vijf gulden. Wanneer Keurmeesters noodig oordeelen om ter betere schouwing het brood door te snijden of te breken, zullen de bakkers en broodslijters hun dit niet mogen verhiuderen of weigeren, alles op dezelfde boete. Art. 11. Het brood, buiten deze stad gebakken, om alhier te worden ver kocht, is bij den in- en vervoer onderworpen aan het onderzoek der Ambte naren van de Stedelijke Middelen en van Politie, alsmede van Keurmeesters; de invoerders, slijters en rondventers van hetzelve zijn mede, op de straffen daarbij vastgesteld, aan de bepalingen van dit Reglement, opzigtelijk de soort, zamenstelling, prijs, gewigt, hoedanigheid en merken onderworpen. Deze bepalingen zijn niet toepasselijk op schippers of voerlieden die alhier doorlrekken of slechts tijdelijk verblijven, wanneer het bij hun gevonden brood blijkbaar dient voor eigen consumtie. Art. 12. Ingevolge art. 6 van Z. M. besluit van den 15den April 1843 [Staatsblad n°. 13), zullen die verordeningen, waarbij de zetting wordt be paald of waarbij bijzondere verpligtingen aan de bakkers en broodslijters wor den opgelegd, door ben aangeplakt worden, en zoolang dezelve van kracht zijn, aangeplakt blijven binnen derzelver winkels, zoodanig, dat een iegelijk van die verordeningen gemakkelijk kennis kan nemenop eene boete van vijf gulden. Art. 13. Onverminderd de bepalingen van dit Reglement, zullen de bak kers verpligt zijn tot de opvolging van die verordeningen, welke bij de Rijks Wetten en Stedelijke Reglementenvoor de heffing van belastingenzijn voorgeschreven. Art. 14. De Beambten van Policie en van de Stedelijke Belastingen, als mede de Keurmeesters, zijn, ieder voor zooveel hun aangaat, belast met de handhaving van het tegenwoordig Reglement; de overtredingen zulleu worden geconstateerd bij Processen Verbaalom voor den bevoegden Regler te worden vervolgd; terwijl de boeten in de stedelijke kas zullen worden gestort; voor zoo veel de overtreders onvermogend uiogten zijn, tot de betaling der bij dit Reglement bepaalde boeten, zullen dezelve gestralt worden met eene gevangenis van een lot drie dagen. Zullende afschrift dezer worden ingezonden aan HH. Gedeputeerde Staten dezer Provincie, ingevolge art. 70 van het Stedelijk Regerings-Reglement. Aldus vastgesteld door den Raad der Stad Leyden, den 5den September 1846. De Burgemeester, DU RIEU. De Secretaris, v. PUTTKAMMER. Zullende de bovenstaande Keure van den lsten October aanstaande ter executie worden gelegd. En ten einde niemand biervan onwetend zij zal deze worden gepubliceerd en aangeplaktwaar zulks gebruikelijk is. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, DU RIEU. Ter ordonnantie van dezelve, v. PUTTKAMMER. Afgekondigd ten overstaan van Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, op heden den 24stcn September 1823. DU RIEU. Ter ordonnantie van dezelve, v. PUTTKAMMER.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1846 | | pagina 3