SCHUTTERIJ PUBLICATIE. Den Nouvellistedie ons die omstandigheden heeft medegedeeldzegde maendag dat den bestuerder van de openbare werken der stad vergezeld van eenen anderen bedienden, zich naer het boutmagazyn van deri heer De Lecluse heeft begevenen aldaer dry dikke planken van Noordsch hout heeft uytge- zocht, om die samen te doen voegen, en er eenen Simon Stcvyn op te schil deren. Op het voetstuk, zegt gemeld dagblad, zal het volgend jaerschrift geplaetst worden aChsIMoen steVIn, Vergeef aLLe Die brügsChc zottlghcên VVY zYn niet WYzer. Pr. Antiv. Nb. STADS BËRIGTEH. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad LEY DENbrengen bij deze ter kennis van de belanghebbenden, dat de Commissie, volgens art. 15 der wet op de Schutterijenvan den 11 den April 1827, benoemd tot het onderzoeken van, en beslissen omtrent de redenen van vrijstelling en uitslui ting, zal vaceren op het Raadhuis dezer Stad, op Donderdag den 23stcn Juli'j aanstaande's namiddags ten 5 ureen worden diensvolgens op geroepen 1°. Al de zoodanigen, welke aan de loting van dit jaar deel genomen hebben; 2°. Degenen, die sedert de vorige inschrijving alhier zijn komen wonen, en geboren zijn in de jaren 1812 tot 1820 ingesloten; 3". Zij die ambtshalve zijn ingeschreven en eenige redenen tot vrijstel ling vermeenen te hebben 4°. Degenen die na hunne indienst-stelling bij de Schutterij regt op vrij stelling hebben verkregen; alsmede die bij het Ëataillon om lig- cbaams gebreken tijdelijk zijn vrijgesteld, en 5". Degenen die, volgens L en M der wet, als tot de Nacht- of Brand wacht hehoorende, lijf- of huisbediende zijnde of bedeeld wordende, i vrijstelling kunnen erlangen; Om zich voor gemelde Commissie, op bovengemelden dag, al ware het, dat bij dezelve geen oproepings-biljet was ontvangente sisteren ten einde over derzelver reclame uitspraak worde gedaan terwijl zijdie alsdan niet compareren, geacht zullen worden geene redenen tot vrijstelling te hebben, en mitsdien, overeenkomstig art. 16 van Zr. Ms. besluit van 28 Junij 1828, voor zoo verre zij dienstpligtige Nommers getrokken hebben, bij de Sehutterij zullen worden ingelijfd. Aldus gedaan en gearresteerd bij HH. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, op den 13den Julij 1846. DU RIEU. Ter ordonnantie van dezelve, v. PUTTKAMMER. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad LEYDEN, op de verzoeken tot bekoming der vereischte vergunning, als: 1°. Van Jacobus Johannes Franciscds Ootman, Winkelierwonende alhier, om in deszelfs pakhuis staande en gelegen in de Mirakelsteeg Wijk VI. N°. 1107, ccne Koffijbranderij op te rigtcn 2°. Van Pieter Goddtn, Smidmede alhier woonachtig, om in de hui- zinge staande en gelegen in de Bakkersteeg Wijk VI. N°. 584, eene Smidse te stellenen 3". Van W. Bonte, Distillateur en Winkelier alhier, bij requeste aan IIH. Gedeputeerde Staten dezer Provincie gedaan, om in deszelfs hui- zinge staande en gelegen op de Haarlemmerstraat Wijk VJ. N°. 315, cene Distilleerderij te plaatsen Gelet op het Koninklijk besluit van den 31sten Januarij 1824, rakende vergunningen ter oprigting van sommige Fabrijken en Trafijken; Brengen bij deze ter kennis van alle daarbij belanghebbendendat tot het hooren der Eigenaars en Bewoners van de naastbij gelegene en belendende Pan den ten opzigte der Information de Commodo et Incommododoor de Com missie van Fabricage zal worden gevaceerd op het Raadhuis dezer Stad op Dingsdag den 21sten Julij aanstaande, des middags ten twaalf ure; zullende de belanghebbenden verpligt zijn, hunne bezwaren tegen opgemelde verzoeken op dien tijd bij genoemde Commissie in te brengen terwijl bij ver zuim daarvan zij gehouden zullen wordentegen de inwilliging van hetzelve zich niet te hebben verzet. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leyden16 Julij 1846. DU RIEU. Ter ordonnantie van dezelve, v. PUTTKAMMER. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Stad LEYDEN, brengen mits deze ter kennisse van de belanghebbendendat van den Heer Controleur der Directe Belastingen is ontvangen bet eerste Voljaars-Kohier voor de Belasting op het Personeel, dienst 1846 en 1847, hetwelk op den 6dea dezer maand is executoir verklaarden op heden aan den Heer Ontvanger is verzonden. DU RIEU, Leyden17 Julij 1846. Ter ordonnantie van dezelve, v. PUTTKAMMER. PURMERENDE, 12 Julij. Uit eene vroeger gemaakte nominatie is door den grootcn Kerkeraad der Evangelisch-Lnthersche Gemeente alhier, ter ver vulling der vacature, ontstaan door het vertrek van den Wel-Eerw. Heer J. II. Michelsen naar Haarlem, een drietal geformeerd, zijnde de Wel-Eerw. Heeren Broens, Barbiers en Wilms, Predikanten te DoelinchemHarlingcn en Brielleis daaruit op heden beroepende Wel-Eerw. Heer Broens. Een Engelsch reiziger naar bet Oosten heeft een boek uitgegeven onder den titel van Eothen uit het Oosten) hetwelk reeds de vijfde uitgaaf heeft beleefd. Deze reiziger schetst op de volgende wijze een gehoor van een En- gelschman bij den Pacha van Egypte. »De Engelschman komt met zijn tolk bij den Pacha die met zijne pijp in eene witte zaal zit, gemoubeleerd met 5 tapijten en 12 slaven. De Engelsch man zoo spreekt de Pacha met de meeste deftigheidis welkomgezegend zij het uur zijner aankomst onder al de urenDe tolk keert zich tot den reiziger en zegt: De Pacha groet u. Groet hem wederkeerig van mij, valt de Engelschman hem in de rede, en zeg dat ik verrukt ben van de eer om hem te zien. Nu neemt de tolk een diplomatieke houding aan, kruist zijne armen over zijn horst en houdt de volgende aanspraak die hij telkens weer uitkraamt, maar alleen naar het personeel zijner reizigers gewijzigd. »Zijn Lordschap, deze Engelschman, Heer van Londen, overwinnaar van Frankrijk, onderdrukker van Ierland, beeft zijne landen verlaten en zijne vijanden een oogenblik verademing gegund de uitgestrekte zeeën onder een streng incognito doorkruisende, vergezeld van eenige dienaren in gering getal maar trouw voor eeuwigis hij gekomen om zijne blikken te laten rusten op de schitterende figuur der grootmagtigste van alle Pacha's, meester van het bewonderenswaardig en wondervol Pachaschap van Karagokougoldour. Die uitval't zij in het Syrisch Arabisch of Persiaansch naar omstandigheden is den reiziger zoo vervaarlijk lang voorgekomen dat deze, vreezende dat zijn tolk eenige zotternij mogt gezegd hebben, zich schielijk omdraait en roept: wat duivel zeg je aan den Pacha, ik geloof dat ge hem van Londen spreekt. Zoo zal hij mij voor een Cockney (nietsbeteckenend wezen) houden. Ik heb u gedurig ingeprent om toch te herhalen dat ik een edelman uit Yorkshire benverwant aan eene der takken van het huis Bowklackwoweigenaar van het kasteel en park van dien naam ik heb plan gehad om vrederegter van mijn graafschap te worden, en Pair van Engeland, Lord Greatprose had mij zijne bescherming toegezegd bij den minister, om een gemakkelijken vetten post te bekomenmaar hij heeft zijn woord niet gehoudenvoorts ben ik als Candidaat bij de verkiezingen van Goldborough in aanmerking gekomen, en mijne verkiezing zou wel gelukt zijnals mijn mededinger het gehcele graafschap niet had gekocht. Hoort ge wel? als ge van mij spreekt, zeg dan toch de zuivere waarheid 1 De tolk zwijgt en de Pacha bet woord opvat tende: wat zegt onze vriend, de zon die te Londen opkomt? is er iets dat ik hem in mijn Pachaschap van Karagokougoldour'kan verleenen? de tolk her neemt zeer ontevreden: die Engelschman uit het park van Bowklackwow, lid van die zelfde familie, en die in zijn land iets zou geweest zijn als hij er maar kans toe had gezien heeft zoo even zijn titels en ambten opgesomd. De uiteinden van zijne eerampten strekken zich verder uit dan de einden der aarde, roept de Pacha uit, en streelt zijn baard, en de lijst zijner waardig heden is talrijker dan de sterren des hemels! Wat zegt de Pacha, vraagt onze Engelschman. De Pacha wenscht u geluk. Waarmede? dat ik geen lid Tan het huis der gemeenten hen Ik verlang de inzigtcn en bedoelingen van den Pacha betrekkelijk Europa, en zijne persoonlijke waarnemingen omtrent het Turksche Rijk te vernemen, zeg hem dat onze kamers bijeen zijn geroepen, eD dat de troonrede de stellige belofte bevat om de onschendbaarheid der do meinen van den Sultan te handhaven. Uwe Hoogheid, zegt de tolk, deze Engelschman die iels in zijn land zou geweest zijn, als hij er kans toe had gezien, maakt Uwe Hoogheid bekend, dat de sprekende kamers en de Hu woe len stoel van Engeland hebben gezworen de onsterfelijkheid van des Sultans troon te handhaven. Wonderbare fluweelen stoel! roept de Pacha uit; wonderbare kamers! De beweging en het geluid ecner stoommachine trachtende na te bootsen, altijd rook! ja, ja, altijd draaijende wielen, zoo gaat alles in Engeland. Wonder baarlijk volk, wonderbaarlijke werktuigen! Wel, zegt de Engelschmanwat voert de Pacha daar toch uit, met zijn: ja, ja en zijn vreemde gebaren? wantrouwt hij onze Regering? Wel neenUwe Excellentiede Pacha zegt, dat er bij u niets dan rook en wielen is. Dat is overdreven zegt onze deftige Engelschman. De waarheid is dat wij het met onze machinerie zeer ver ge- bragt hebben, zeg het toch terdceg aan den Pacha, en dat wij onze legers door den stoom met de snelheid des bliksems doen optrekken. De tolk die van wonderlijke dingen houdtis nu in zijn elementverheft op nieuw zijne stemen zegt De Engelschman zegt aan Uwe Hoogheid dat zoodra er ergens in de we reld het doet er niet toe waar, een woord is uitgesproken, dat Engeland ongevallig is, dan heeft het slechts in een groot gat dat midden in Londen gemaakt is, tallooze legerscharen te werpen, die in eene minuut gekleed en gereed an het andere einde der aarde weder voor den dag komen. Ja dat weet ik al te maal zegt de Pacha, droog weg. De locomotieven zijn mij goed bekend. Ik weet dat de Engelsche legers op gloeijende kolen reizen, 't Is wonderlijk, ja, ja; wielen en rook! Ja, de Engelschen overstroomen de wereld met een zee van calicots en een oogst van staalwerk. 'tls maar altijd rook; 't zijn maar altijd wielen. De Pacha, zegt de tolk, prijst uwe Engel sche messenmakers en uwe katoenfabriekanten, 't Is goed zegt de Engelsch man. Zeg den Pacha toch wel dat ik hom voor zijne gastvrijheid bedank en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1846 | | pagina 3